55.000 nieuwe arbeidskrachten nodig in de bouw
Gemiddelde leestijd voor dit bericht is 183 seconden
In de periode 2018-2022 zijn 55.000 nieuwe arbeidskrachten nodig in de uitvoerende bouw. Het zwaartepunt van de vraag ligt in de komende twee jaar, terwijl de instroom slechts geleidelijk op gang komt. De spanning op de bouwarbeidsmarkt zal hierdoor in 2018 en 2019 nog verder oplopen. Vanaf 2020 komt de bouwarbeidsmarkt in rustiger vaarwater. Dit concludeert het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) in de studie ‘Trends op de bouwarbeidsmarkt 2017-2022’.
De bouwarbeidsmarkt maakt turbulente tijden mee. Na zes jaar van crisis en een enorm verlies aan arbeidsplaatsen, is binnen enkele jaren de situatie drastisch omgeslagen. De werkloosheid is fors gedaald en het aantal vacatures is explosief toegenomen. Personeelsschaarste is nu het sleutelwoord op de bouwarbeidsmarkt.
Waar is de arbeid tijdens de crisis gebleven?
Tijdens de crisis zijn 75.000 banen in de bouw verloren gegaan, waarvan 60.000 in de uitvoerende bouw. Een belangrijk deel van het verlies aan banen is door natuurlijke in- en uitstroom opgevangen. De uitstroom vanwege pensioen en arbeidsongeschiktheid bedroeg ongeveer 60.000 personen. Hier stond een instroom van jonge mensen met 35.000 tegenover. Dit verschil tussen ‘natuurlijke’ in- en uitstroom verklaart 40% van het werkgelegenheidsverlies tijdens de crisis.
Schaarste neemt in 2018 en 2019 verder toe
Voor de periode 2018-2022 wordt rekening gehouden met een benodigde extra arbeidscapaciteit van ruim 20.000 arbeidsjaren en een vervangingsvraag van 35.000 arbeidsjaren in de uitvoerende bouw. De extra arbeidsvraag speelt vooral in de komende twee jaar. Het aantal leerlingen in de bouwopleidingen kan bij de aantrekkende vraag weer oplopen tot de niveaus van voor de crisis, maar dit vergt wel tijd en inspanning. Het zal ook niet eenvoudig zijn om de vraag op korte termijn op te vangen door de inzet van werklozen, buitenlandse arbeidskrachten en het (per saldo) losweken van mensen uit andere sectoren. De spanning op de bouwarbeidsmarkt zal in de komende twee jaar naar verwachting dan ook verder oplopen.
Op middellange termijn komt arbeidsmarkt in rustiger vaarwater
Op middellange termijn vlakt de groei van de benodigde arbeidscapaciteit af, terwijl de instroom vanuit de opleidingen dan pas goed op gang komt. Gemiddeld over de jaren 2018-2022 kan ongeveer 45% van de benodigde instroom worden gerealiseerd via de opleidingen. De sector zal wel alle zeilen moeten bijzetten om de ontstane kloof te kunnen overbruggen. Het resterende deel zal via andere kanalen moeten worden gerealiseerd. De focus bij de bouwbedrijven zal de komende periode moeten liggen bij slimme organisatie van het werk, het benutten van arbeidsbesparende technieken en processen en het (nog) sterker inzetten op opleiden en vasthouden van personeel. De overheid kan helpen door voor meer continuïteit in de vraag te zorgen en af te zien van procyclisch beleid. Hierdoor kunnen grote schommelingen worden vermeden en kan meer continuïteit in de bouwopleidingen worden geboden.
Bijna de helft van de arbeid op de bouwplaats geleverd door ZZP’ers
Flexibilisering is met name tijdens de crisis stormachtig toegenomen. In de bouw is sterke behoefte aan flexibele arbeid vanwege de sterke conjunctuurgevoeligheid en de invloed van weersomstandigheden. Inmiddels bestaat bijna de helft van de arbeidskrachten op de bouwplaats uit ZZP’ers.
Flexibilisering neemt verder toe, maar plafond is in zicht
De markt van ZZP’ers is na twintig jaar volwassen geworden. De trend van flexibilisering zal in de komende jaren doorzetten, maar de groei vlakt wel duidelijk af.
De natuurlijke behoefte aan flexibiliteit in de bouw blijft bestaan. Deze behoefte kan enigszins worden beperkt door het voorkomen van grote vraagschommelingen. Schijnzelfstandigheid komt voor en het bestrijden hiervan ligt in de rede, maar het betreft slechts een klein deel van de zelfstandigen. De schaarste maakt het bovendien beter mogelijk om weer als werknemer aan de slag te gaan. Om problemen rond de betaalbaarheid van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen op te lossen kan een verplichte (sobere) basisverzekering uitkomst bieden.