Effect BENG-eisen op grondgebonden woningen onderzocht

Gemiddelde leestijd voor dit bericht is 242 seconden

Nieman Raadgevende Ingenieurs en DGMR Bouw hebben in opdracht van het Lente-akkoord het effect onderzocht van de voorlopige BENG-eisen op zeer energiezuinige grondgebonden woningen. In dit onderzoek is voor de bepalingsmethode uitgegaan van de NEN 7120. De uitkomsten zijn gerelateerd aan de voorlopige BENG-eisen. Voor het onderzoek hebben de deelnemers van de themagroep BENG twaalf gerealiseerde of in ontwikkeling zijnde praktijkprojecten aangedragen. Het eindrapport Onderzoek handvatten voor zeer energiezuinige nieuwbouw – BENG is inmiddels beschikbaar. De belangrijkste conclusies per BENG-indicator worden hierna genoemd.

 

BENG 1. Energiebehoefte

  • Het ontwerp, oriëntatie, thermische schil en type ventilatiesysteem is bepalend voor de uitkomst van de energiebehoefte. Uit de vergelijking van de woningtypen komt naar voren dat de hoekwoning met één bouwlaag en de vrijstaande woning in basis ongunstiger zijn dan de meerlaagse hoek- en tussenwoning met zadeldak. Dit kan worden verklaard door de ongunstige verhouding verliesoppervlak/gebruiksoppervlak.
  • Naast geometrie is de oriëntatie van het gebouw en het glasoppervlak per oriëntatie van belang. Momenteel is dat nog een aspect dat niet zwaar meeweegt bij het uitwerken van projecten. Het zongericht ontwerpen is belangrijk om de energiebehoefte in de zomer- en winterperiode te optimaliseren.
  • Bij woningen met een ongunstige verhouding verliesoppervlak/gebruiksoppervlak zijn er weinig effectieve maatregelen meer beschikbaar voor het verder verlagen van de energiebehoefte.
  • Het uitgebreid berekenen van de lineaire warmteverliezen wordt voor alle woningtypen aangeraden om te voldoen aan BENG-eis 1, voor zover dit nog niet standaard is.
  • Het toepassen van ventilatiesysteem C (ventilatieroosters) en ventilatiesysteem D (gebalanceerd) is beide mogelijk, maar stelt randvoorwaarden aan overige parameters zoals de thermische schil. Als het ontwerp, oriëntatie en de thermische schil zijn afgestemd op het verminderen van de energiebehoefte is natuurlijke toevoer en mechanische afvoer met vraagsturing bij de reguliere hoek- en tussenwoning mogelijk. Bij de vrijstaande woningen en woningen met een bijzondere doorsnede ligt de toepassing van gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning voor de hand om aan de eis van BENG indicator 1 te kunnen voldoen.

 

BENG 2. Primaire fossiele energiegebruik

Het primaire fossiele energiegebruik heeft een belangrijke relatie met de aangehouden bouwkundige en installatietechnische uitgangspunten zoals nu in de EPC-berekening ook al zijn opgenomen. Uit de twaalf onderzochte projecten komt het volgende naar voren:

  • Het realiseren van het primaire fossiele energiegebruik < 25 kWh/m2 kan zowel met een gas- als elektraconcept en externe warmtelevering.
  • In vrijwel alle praktijkprojecten worden PV-panelen toegepast om per saldo een primair fossiel energiegebruik onder de 25 kWh/m2 te realiseren. Concepten zonder PV-panelen zijn te realiseren door toepassing van biomassa of een concept met de thermische schil op niveau Passief Bouwen, een bodem warmtepomp en zonneboiler.

 

BENG 3. Aandeel hernieuwbare energie

Het aandeel hernieuwbare energie wordt in belangrijke mate bepaald door de toepassing van een warmtepomp, het gebruik van biomassa, biogeen deel van externe warmtelevering en de bijdrage van PV-panelen.

Extra aandacht nodig voor thermisch comfort, regelbaarheid en binnenklimaat

Bij de overgang van een EPC-eis naar bijna energieneutrale gebouwen is het van belang om rekening te houden met het thermisch comfort, de regelbaarheid voor bewoners en binnenluchtkwaliteit.

 

Thermisch comfort

Uit de berekeningen van het thermisch comfort in de zomerperiode komt naar voren dat het toepassen van zonwering of spuiventilatie een aanzienlijke bijdrage levert aan het verminderen van het risico op temperatuuroverschrijding. Knelpunt daarbij is dat de effectiviteit van veel van deze maatregelen (met name zonwering en spuiventilatie, maar ook actieve koeling) sterk afhankelijk zijn van het gebruik van de bewoners. Bewonersvoorlichting op dit vlak is daarvoor noodzakelijk.

 

Regelbaarheid

Met het verder verhogen van de isolatiewaarden en verbeteren van de luchtdichtheid neemt de regelbaarheid verder af. Het kunnen regelen van de ingestelde temperatuur per ruimte en een ventilatiedebiet dat per ruimte afhankelijk is van aanwezigheid (of vochtproductie) kan niet langer gezien worden als ‘luxe’ maar veel meer als basiskwaliteit. Het is dus gewenst om in de uitwerking van de BENG-concepten in concrete projecten meer dan voorheen rekening te houden met de een voor bewoners praktische regelmogelijkheid van temperatuur en ventilatiehoeveelheid per ruimte.

 

Binnenluchtkwaliteit

Voor een goede binnenluchtkwaliteit in combinatie met voldoende energiezuinigheid is een effectief ventilatiesysteem een randvoorwaarde. Systemen met een mechanische component per ruimte zijn daarbij in het voordeel; of dat toe- of afvoer betreft is van ondergeschikt belang. De effectiviteit van de ventilatie neemt verder toe als er op ruimteniveau kan worden geregeld; hetzij op basis van sensorsturing, hetzij door bediening.

 

Aanbevelingen

De BENG-indicatoren vergen een andere wijze van het ontwikkelen van energieconcepten en het ontwerpen van een woning. Momenteel wordt de EPC gefit op het ontwerp door het toepassen van technieken. Met name om BENG-eis 1, de energiebehoefte te behalen, is het wenselijk dat eerst het ontwerp geoptimaliseerd wordt op de energiebehoefte. Daarna dient gekeken te worden wat de uitkomst is voor BENG-eis 2 en 3 en kunnen efficiënte technieken worden gekozen. Dit is een andere benadering dan de huidige bouwpraktijk gewend is.

 

(Bron: Lente-akkoord.nl)

[related_post themes=”text”]