Hoe kan het (ver)bouwen van een woning er in de toekomst uit gaan zien?
Vandaag is de film ‘wonen en bouwen in 2020’ van Marjet Rutten in première gegaan. De film laat zien hoe het (ver)bouwen van een woning in de toekomst zou kunnen gaan en welke rol bewoners zelf hierin hebben. Rutten over de film: “Verandering is overal om ons heen. En het is voor niemand een verassing dat dit ook de bouw-, vastgoed- en installatiesector treft. Maar hoe ziet die toekomst er dan concreet uit? Dat is voor velen een stuk lastiger. In woorden of zinnen nog lastiger uit te drukken. Dat moet je zien en voelen. Zo ontstond het idee om een film te maken. Een film die voor een groot deel is gebaseerd op technieken die er al zijn. We moeten ze alleen gaan gebruiken.”
Marjet Rutten is spreker, columnist en auteur van diverse boeken over de toekomst van de bouw-, installatie- en vastgoedsector, waaronder ‘Van Yab Yum naar Dim Sum’. Met deze film wil zij met de partners projectontwikkelaars en bouwers inspireren om in actie te komen en aan de slag te gaan met innovatie. “Achterover zitten en maar zien of het werkelijkheid wordt, dat is niet de oplossing. Hoe de toekomst eruit ziet, hebben we zelf in de hand. Daar kan ieder van ons op zijn eigen manier een bijdrage aan leveren. Hoe klein ook. Want heel veel kleine bewegingen zorgen uiteindelijk voor de grote beweging.”
De film is tot stand gekomen in samenwerking met marktpartijen Itannex, VORM, Klimaatgarant, Blauwhoed, TBI en Topcon en gemaakt door Spektor. Klik hier om de film te bekijken.
[related_post themes=”text”]
Installatiebedrijven moeten kritisch kijken naar hun huidige businessmodel
Vijf hoogleraren geven in de publicatie ‘Richting toekomst’ van OTIB hun visie op de gevolgen van de snel veranderende technologische ontwikkelingen voor de toekomst van technische installatiebedrijven. Dit doen zij op het gebied van Duurzaam ondernemen, Smart industry, Slim bouwen, The Internet of Things en Systeeminnovatie. Op basis van trends binnen hun eigen vakgebieden zien de hoogleraren nieuwe kansen voor installatiebedrijven. Maar dan wel voor installatiebedrijven die gericht met hun toekomst aan de slag gaan.
Eén van de kernactiviteiten van OTIB, opleidings- en ontwikkelingsfonds voor het Technisch InstallatieBedrijf, is het duiden van de voor de branche relevante trends en ontwikkelingen. En bovenal van de gevolgen van deze trends voor de benodigde competenties van werknemers en bedrijven. Daarom doet OTIB onderzoek naar de rol die installatiebedrijven in de huidige en toekomstige samenleving kunnen spelen.
In ‘Richting toekomst’ typeren vijf hoogleraren de toekomstige rollen van installatiebedrijven als Integrator, Creator, Assembler en Operator/Provider. Alle vijf zijn ze het erover eens dat installatiebedrijven zich bewust moeten zijn van de toegevoegde waarde van hun rol en daarbij kritisch moeten kijken naar hun huidige businessmodel. Onder deze voorwaarden kan de branche zich volgens de hoogleraren positioneren als dé samenwerkingspartner van alle partijen in de diverse ketens.
Kennis blijft volgens de hoogleraren de cruciale factor voor succes. Maar werknemers en werkgevers in de technische installatiebranche dienen daarnaast ook over andere competenties te beschikken. Zo moeten zij initiatiefrijk kunnen samenwerken, in systemen kunnen denken en hun deskundigheid weten uit te leggen aan de klant. Ook moeten zij oog hebben voor duurzaamheid en voor duurzaam ondernemen en moeten zij zich (meer) richten op slim werken.
Evenals de hoogleraren ziet OTIB kansen voor de toekomst van de installatiebranche. Met de mooiste kansen voor bedrijven die geïnspireerd en welbewust inspelen op een wereld in beweging: van veranderingen van de technologie en de samenleving tot veranderingen van de klantvraag en van het eigen bedrijf.
Met de opkomst van internet is de wereld ‘smart’ geworden. Mensen en bedrijven beschikken 24/7 over informatie, vormen netwerken en bedenken en produceren elke dag nieuwe oplossingen. Ook op het gebied van duurzaamheid, energiebesparing, mobiliteit, zorg en industrie. Juist op deze terreinen kunnen installatiebedrijven een belangrijke rol spelen, legt OTIB uit. Mits zij goed weten in te spelen op de voor hen relevante trends.
[related_post themes=”text”]
Practicumlokaal voor zonnewarmte-systemen in gebruik genomen
In Den Bosch is een practicumlokaal voor zonnewarmtesystemen in gebruik genomen. Installateurs worden hier opgeleid in het installeren, inbedrijfstellen en onderhouden van zonnewarmtesystemen. Voor zover bekend is dit het eerste praktijkcentrum waar de installateurs en monteurs worden opgeleid met vier verschillende systeemvarianten voor zonnewarmte. Na het volgen van de opleiding kan de installateur zich inschrijven voor het bijbehorende examen. Wanneer dit wordt succesvol wordt afgerond, ontvangt de deelnemer het persoonsgebonden zon-certificaat ‘Installeren van zonnewarmtesystemen’. Hij wordt daarmee opgenomen in het Nationale Kwaliteitsregister QbisNL.nl dat door opdrachtgevers kan worden geraadpleegd bij de keuze voor een vakbekwame gecertificeerde zon-installateur.
In het practicumlokaal voor zonnewarmtesystemen in Den Bosch wordt de installateur/monteur ingevoerd in verschillende varianten van zonnewarmtesystemen. Van toepassing voor de Nederlandse markt zijn met name de drukgevulde systemen en de terug- of leegloopsystemen. Van beide systeemtypen worden meerdere varianten op de markt gebracht.
Zowel van het leegloop- als van het drukgevulde systeem zijn in het nieuwe Practicumlokaal twee varianten aanwezig, zodat de installateur/monteur van de meest toegepaste systemen kennis opdoet. Kennis van verschillende systemen is belangrijk om de installatie op het gewenste kwaliteitsniveau en maximaal renderend op te kunnen leveren.
Met het inhuren van een vakbekwame installateur weet de gebruiker zich verzekerd van een installatie die volgens de geldende regels en kwaliteitseisen wordt opgeleverd. Bovendien wordt zo het maximale rendement uit de installatie gehaald omdat deze optimaal is afgesteld. Verder bieden de in het kwaliteitsregister opgenomen kwaliteitskeuren een betere garantie en service als een installatie in de praktijk toch niet 100 procent blijkt te werken.
De persoonsgebonden certificering, waar het nieuwe Practicum voor Zonnewarmtesystemen op voorbereidt, maakt deel uit van een bredere ontwikkeling die zijn oorsprong vindt in Brussel. Al sinds de eerste klimaatconferentie in Kyoto wordt met wisselend succes gewerkt aan een duurzamer wereld. Binnen Europa is in dat kader het doel gesteld om in 2020 ten minste 20% van de energiebehoefte duurzaam te produceren. Een aanzienlijk deel van de Europese energiebehoefte bestaat uit lage en middentemperatuur warmtevraag. Dat betekent dat een substantieel aandeel van de warmte- en koudevraag kan worden ingevuld met zonne-energie. Ook andere hernieuwbare energiebronnen zoals wind en water bieden volop mogelijkheden.
Om invulling te geven aan de duurzaamheidsambitie, introduceerde de EU een aantal jaren geleden de Europese richtlijn hernieuwbare energie. De Nederlandse overheid en brancheorganisaties, waaronder BDA Opleidingen, speelden daar onder meer op in met de ontwikkeling en invoering van een opleidings- en certificeringssysteem voor installateurs van duurzame installaties.
Het zon-certificaat ‘Installeren van zonnewarmtesystemen’ is daar een van. Andere persoonsgebonden zon-certificaten zijn ‘Ontwerp zonnestroomsystemen’, ‘Ontwerp zonnewarmtesystemen’, ‘Bouwkundige montage zonne-energiesystemen’ en ‘Installeren van zonnestroomsystemen’.
In de cursus ‘Installeren van zonnewarmtesystemen’ wordt geleerd hoe een zonnewarmtesysteem op een veilige manier onder het dak moet worden geïnstalleerd. De werking en installatie van de verschillende componenten worden behandeld; expansievat, warmtewisselaar, pompen en regeling komen daarbij aan de orde. Het vullen van de systemen en in werking stellen van de installatie worden getraind, waarna aan de hand van checklists wordt gecontroleerd of de installatie goed is gemonteerd en goed functioneert.
De cursus ‘Installeren van zonnewarmtesystemen’ is ontwikkeld door BDA Dak- en Gevelopleidingen. De cursus duurt twee dagen en is uitgevoerd als praktijktrainingen voor met name monteurs.
[related_post themes=”text”]
Energie besparen volgens de wet
Een eigenaar, (ver)huurder of gebruiker van een bestaand bedrijfsgebouw is volgens wet verplicht om energie te besparen. Maar welke wetten en regels gelden er precies. Met alle verschillende regels, uitzonderingen en vrijstellingen is het lastig om door de bomen het bos te zien. Het Platform Duurzame Huisvesting ontwikkelde een interactieve tool, Kompas Energiewetgeving, die overzicht biedt in de wetgeving voor specifieke gebouwen. Concrete tips, links en hulpmiddelen helpen om daaraan te kunnen voldoen.
Het Kompas wordt continu gevuld met nieuwe informatie. Op dit moment is het eerste deel voor ‘kantoren’ compleet. Dit deel van het Kompas gaat in op de wetgeving met bijbehorende hulpmiddelen en tips voor bestaande kantoorgebouwen. De komende maanden wordt het interactieve Kompas Energiewetgeving verder uitgebreid met alle regels, uitzonderingen en vrijstellingen die gelden voor retail- en zorgvastgoed, onderwijsgebouwen en bedrijfshallen.
[related_post themes=”text”]
Groene energielabels hebben gunstige invloed op verkoop van woningen
Na bestudering van ruim 60.000 woningverkopen uit 2016, concluderen de onderzoekers van TIAS dat groene energielabels de verkoop van Nederlandse koopwoningen gunstig hebben beïnvloed. Ook na correctie voor leeftijd, locatie en kwaliteit, bleken woningen verkocht met een A- en B-label ruim een maand sneller te verkopen dan het gemiddelde D-labelalternatief. Bovendien brachten A- en B-labelwoningen ruim €7.000,- extra op bij de verkoop.
Energielabels zijn inmiddels gemeengoed in de Nederlandse woningmarkt. Sinds de Rijksoverheid in 2015 alle woningen heeft voorzien van voorlopige energielabels, is het leeuwendeel van alle woningverkopen voorzien van informatie ten aanzien van de energiezuinigheid van het pand. Informatie die de kopers op voorhand helpt een beeld te vormen van hun toekomstige kosten ten aanzien van stroom- en gasverbruik op het nieuwe adres. Een energierekening die voor een doorsnee D-labelwoning maandelijks gemiddeld €150,- bedraagt, varieert tussen €35,- en €180,- voor dezelfde woningen voorzien van A- en G-labels. “De energiestatus van Nederlandse woningen is een belangrijke kostenpost, waarop mensen kunnen besparen indien ze op voorhand goed geïnformeerde keuzes kunnen maken”, aldus prof.dr. Dirk Brounen, onderzoeksleider van deze labelimpactstudie. “Vooral oudere woningen kunnen grote verschillen vertonen met betrekking tot hun energiestatus. De gemiddelde nieuwbouwwoning is prima geïsoleerd, maar 70% van de Nederlandse woningmarkt stamt van voor 1980, een periode waarin energiestandaarden aanzienlijk lager lagen. Het label helpt kopers die met het blote oog deze verschillen zelf niet kunnen waarnemen om de zuinige woningen te herkennen en daardoor beter geïnformeerde keuzes te maken bij hun aankoop.”
Van de gelabelde verkopen uit de eerste helft van 2016 was ruim 36% voorzien van een ongunstig E-, F- of G-label. Deze woningen stonden gemiddeld genomen 32 dagen langer te koop dan de gemiddelde D-labelwoning. A- en B-labelwoningen verkochten juist een maand sneller dan gemiddeld. Wanneer deze transactie eenmaal plaats had gevonden bleek ook de prijs samen te hangen met de uitkomst van het energielabel. Gunstig gelabelde woningen verkochten voor meer, ook wanneer gecorrigeerd werd voor de verschillen in leeftijd, kwaliteit en locatie van de woning. Groene (A en B) gelabelde eengezinswoningen verkochten voor bijna €10.000,- meer dan de gemiddelde eengezinswoning met een D-label. Voor appartementen was deze ‘groene premie’ kleiner.
[related_post themes=”text”]
Nieuwe brancheorganisatie warmtepompen gaat voor verduurzaming gebouwde omgeving
De Vereniging van leveranciers van airconditioningapparatuur Verac en de stichting Dutch Heat Pump Association (DHPA) slaan de handen ineen. Beide organisaties hebben in een gezamenlijke ledenbijeenkomst een nieuwe vereniging opgericht onder de vertrouwde naam Dutch Heat Pump Association. In de nieuwe vereniging DHPA werken vrijwel alle aanbieders van warmtepompen, airconditioningsystemen en koelmachines samen.
Peter Wagener, voorheen de eerste man van de stichting DHPA, neemt bij de nieuwe vereniging DHPA de rol van voorzitter op zich. “Door onze krachten te bundelen in één sterke organisatie zijn we beter in staat om een duidelijke bijdrage te leveren aan de verdergaande verduurzaming van de gebouwde omgeving in Nederland.”
De nieuwe vereniging DHPA behartigt de belangen van vrijwel alle aanbieders van warmtepompen, airconditioningsystemen en koelmachine, voor zowel de woningbouw als de utiliteitsbouw en de industrie. De vereniging DHPA bestaat uit twee vakgroepen (Woningbouw en Utiliteit) en uit diverse werkgroepen en commissies.
Verduurzaming is in de nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen al ver doorgevoerd, zegt Wagener. “Veel nieuwe gebouwen en ook woningen hebben tegenwoordig al geen gasaansluiting meer. Maar juist bij de bestaande bouw vindt de komende jaren een vérgaande verduurzaming plaats. Warmtepomptechnologie vormt daarbij een onmisbare schakel. Warmtepompen maken gebruik van hernieuwbare energie uit de lucht, water of bodem. De technologie biedt duurzame oplossingen voor verwarming, koeling en warmwater, en ze is toepasbaar voor wonen, werken en recreëren.”
“Het is in het belang van investeerders, gebouwbeheerders, woningeigenaren, huurders en woningcorporaties dat we als aanbieders van warmtepomptechnologie sterk naar buiten treden. Warmtepomptechnologie biedt nu al kosteneffectieve oplossingen voor energievraagstukken van de moderne samenleving. Door de krachtenbundeling in de nieuwe vereniging zijn we beter in staat om dat te laten zien.”
[related_post themes=”text”]
Ruim een half miljoen subsidie voor advies over verduurzamen scholen
Schoolbesturen in het primair of voortgezet onderwijs kunnen tot en met vrijdag 29 september a.s. subsidie aanvragen voor de inhuur van extern advies over verduurzaming en verfrissing van scholen. De subsidie bedraagt 50% van de advieskosten tot een maximum van €3.500 en kan worden aangevraagd bij RVO.nl. De subsidie is bestemd voor Nederlandse schoolbesturen die één of meer bekostigde scholen in stand houden. Deze scholen dienen in Nederland te staan. De subsidie geldt niet voor Caribisch Nederland.
RVO.nl is partner bij de uitvoering van de Green Deal. De Green Deal Scholen helpt schoolbesturen en gemeenten om energiezuinige, gezonde en betaalbare scholen te realiseren. Doel is om de totstandkoming van een duurzame leer- en werkomgeving te versnellen. Zowel voor leerlingen en leraren in het primair als in het voortgezet onderwijs. Deze subsidie draagt bij aan de duurzame groei in Nederland, zoals afgesproken in het Energieakkoord, aldus RVO.nl. De doelen zijn verder: het vergroten van de kennis van schoolbesturen over verduurzaming en verfrissing van scholen en schoolbesturen stimuleren om maatregelen te nemen.
Met verduurzaming en verfrissing wordt bedoeld:
-energiebesparende maatregelen treffen
-duurzame energiebronnen benutten
-maatregelen nemen die het binnenklimaat van scholen verbeteren
Het beschikbare subsidiebudget voor 2016/2017 is € 525.000. RVO.nl kan ongeveer aan 150 aanvragen subsidie toekennen. De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten. Het maximale bedrag is €3.500 (inclusief btw). De subsidiabele kosten bestaan uit de kosten van een extern advies op maat van een specialist voor verduurzaming en verfrissing van schoolgebouw(en).
[related_post themes=”text”]
‘Omzet installatiebranche blijft licht groeien’
De omzet in de installatiebranche zal zich met een geschatte groei van 2% dit jaar verder herstellen, meldt de Rabobank in haar sectorprognose. Er is sprake van een lichte groei voor met name de elektrotechnische installateurs en een stabilisatie voor de werktuigbouwkundige installateurs. Dit is vooral te danken aan de zowel de nieuwbouw- als renovatie-activiteiten in de woningbouw. Positief is de door de installateurs zelf (Uneto VNI) gesignaleerde stabilisatie en het lichte herstel van het prijsniveau. De werkgelegenheid herstelt zich, het aantal arbeidsplaatsen groeit licht waarbij ‘the battle for talent’, wegens schaarste aan jong opgeleide technici een nieuwe concurrentiestrijd kan betekenen.
Na een periode van forse krimp (ongeveer 35% vanaf 2009) zag de installatiebranche in 2015 een beperkte omzetgroei, die zich in 2016 verder herstelt. Renovatie en onderhoud lijken zich licht te herstellen (+ 1,5%), met name in de utiliteitsnieuwbouw en door de groeiende investeringen in verduurzaming van bestaande woningen. Voor het behalen van duurzaamheidsdoelstellingen is vooral de elektrotechnische installatietechniek nodig. De nieuwbouw van woningen laat een duidelijk en aanhoudend herstel zien en de pijplijn wordt weer gevuld met projecten. Ook voor de deelsectoren energie, duurzaamheid en domotica liggen er groeikansen.
Installateurs kunnen hun brutomarge verbeteren door zich als systemintegrator (totaalaanbieder) in de markt te zetten. Ze zijn dan inzetbaar van advies en ontwerp tot beheer en langdurig onderhoud. Verder zijn er nieuwe businessmodellen mogelijk voor installateurs, door gebruiksgemak aan de gebruiker van het vastgoed aan te bieden. Hierbij wordt een aanvankelijke investering vooraf vervangen door een gebruiksvergoeding per vast te stellen afrekeneenheid (tijd, energie, licht). Tegenover de rol van system integrator staat die van capaciteitsleverancier, waarbij de ondernemer zich vooral moet onderscheiden op prijs en efficiency in de uitvoering. De strategische keuze voor system integrator heeft wel gevolgen voor de interne bedrijfsprocessen. Denk aan een andere personele bezetting (inzet op state of art knowhow en per saldo hogere opleidingsniveaus) en het aanleren van andere technieken. Wel kan de implementatie van BIM en LEAN leiden tot kostenbesparingen, inclusief verlaging van de nog vaak onderschatte faalkosten. De prognose van de Rabobank voor de langere termijn is daarom gematigd positief.
Door uitval van concurrerend aanbod en stijgende vraag uit de markt herstellen de marktprijzen zich traag. Onder de kostprijs aanbieden gebeurt steeds minder. Groot aandachtspunt in deze markt is het volume-effect van de omzet op de dekking van de Algemene Kosten-toeslag. Calculeren in een stijgende markt vraagt om ondernemen: verantwoord risico’s nemen met verstand van zaken en met een gezonde, slanke en flexibele organisatie. De voortschrijdende technologische ontwikkelingen creëren nieuwe marktkansen door een nieuwe vraag. Maar er ontstaan ook risico’s door nieuwe markttoetreders: concurrentie van buiten de branche die mogelijk (zeer) verstrekkende gevolgen heeft voor bestaande marktpartijen en marktverhoudingen. Ondernemen in deze van oudsher wat conservatieve en arbeids- en kennisintensieve sector vraagt in de nieuwe markt om andere kwaliteiten, aldus de Rabobank.
De bouwsector in zijn algemeenheid heeft de opgaande lijn ook weer te pakken, meldt de Rabobank. Vooral de (nieuwbouw-)woningmarkt trekt aan. Het aantal faillissementen daalt dit jaar fors maar omdat veel bedrijven door hun financiële reserves heen zijn, laat de prijsvorming nog steeds te wensen over. De concurrentie is onverminderd groot en in de aanbestedingsmarkt wordt op het scherpst van de snede ingeschreven. Voor 2016 en 2017 verwacht de Rabobank verdere groei met respectievelijk 4% en 3,5% voor de hele bouwsector, opnieuw met de woningmarkt als vaandeldrager. Het blijft kwakkelen in de utiliteitsmarkt. Uitgezonderd enkele grote steden is met name de kantorenleegstand nog steeds een storende factor. Ook in de retail en het onderwijs zal nieuwbouw voorlopig geen groei geven. De aantrekkende economie stimuleert voorlopig vooral de vraag naar bedrijfsruimtes zoals logistiek vastgoed.
In de bouwsector is een aantal items hot, namelijk ketensamenwerking, transformatie, creatie van toekomstbesteding vastgoed en duurzaamheid. Unaniem is de sector het erover eens dat de schakels in de keten ‘gedwongen’ zullen worden samen te werken teneinde consumenten/bedrijven nieuwe producten en productiemethoden te bieden. Vele initiatieven zijn al jaren bekend, maar lijken omarmd te gaan worden in een streven naar klantgerichte huisvestingsvormen. Een deel van deze initiatieven omvat transformatie van langjarig leegstaande panden (veelal kantoren) naar (studenten)woonruimte, zorgwoningen en themacentra. Vooral beleggers zullen nadrukkelijker gaan inzetten op toekomstbestendig vastgoed, ofwel naar hergebruiksmogelijkheden in het belang van waardebehoud. Alle initiatieven hebben hierbij één zaak gemeen: duurzaamheid is geen onderscheidend kenmerk meer, maar een basisvoorwaarde.
[related_post themes=”text”]
Nog even terugblikken op reacties koolmonoxide problematiek in Tweede Kamer en daarbuiten
Gisteren heeft minister Blok in een commissievergadering in de Tweede Kamer laten weten het belang van een wettelijke erkenningsregeling voor cv-installateurs in te zien. Wel wil hij zekerheid dat handhaving goed uitvoerbaar is. “Regulering vanuit de overheid is ingrijpend, maar ik sluit het niet uit”, stelde de VVD-minister, die zich erg teleurgesteld toonde in het feit dat het de installatiebranche niet gelukt is om zélf de kwaliteit van gasinstallaties te kunnen borgen. Blok en zijn ambtenaren nemen tot eind dit jaar om met een uitgewerkt voorstel te komen. Áls er een wettelijke erkenningsregeling komt, dan kan de overheid gebruikmaken van een zwaardere erkenningsregeling die Uneto-VNI de afgelopen maanden in overleg met consumentenorganisaties en andere belanghebbenden heeft uitgewerkt. Wat betreft de brancheorganisatie kunnen de eerste installateurs zich vanaf begin volgend jaar op basis van de nieuwe regeling kwalificeren.
Uneto-VNI drong voorafgaand aan de vergadering in een artikel in het Algemeen Dagblad nog eens aan op de noodzaak van wettelijke eisen. Voorzitter Titia Siertsema: “Wij nemen als branche sowieso maatregelen, maar wij kunnen dit niet alleen. Als de maatregelen niet verplicht zijn, hoeven andere bedrijven die geen lid zijn van Uneto-VNI zich daar niet aan te houden. Dan blijven er onveilige toestanden.”
Na afloop van de commissievergadering waren de reacties op Twitter niet onverdeeld enthousiast. Uneto-VNI voorzitter Titia Siertsema reageerde kort en krachtig: “Kamer wil vaart, minister Blok neemt tijd voor gewogen oordeel voor overheidsingrijpen.” Programma-adviseur Risicobeheersing, Brandweer Midden en West Brabant Charles twitterde sarcastisch: “Slechts twee kamerleden aanwezig bij commissiebehandeling van koolmonoxide en brandveiligheid van ouderen. Is er iets belangrijkers te doen?” Een installateur meldde: “Ik wordt een beetje moe van het gelul en niets gebeuren…”
Installateur Feenstra kwam juist snel met een persbericht waarin het advies van de Onderzoeksraad voor Veiligheid werd toegejuicht dat installatiebedrijven wettelijk gecertificeerd moeten zijn. “Het invoeren van deze wettelijke certificering kan levens redden. Dagelijks maken mijn monteurs levensgevaarlijke situaties mee als slecht opgeleide installateurs of handige buurmannen een ketel hebben geïnstalleerd”, stelt Henjo Groenewegen, algemeen directeur van Feenstra.
De branchevereniging bracht het belang van een wettelijke regeling eerder al naar voren in brieven aan de ministers Blok (Binnenlandse Zaken) en Schippers (Volksgezondheid) en aan de Tweede Kamercommissie voor Wonen. Daarbij kreeg Uneto-VNI bijval van de Consumentenbond, Brandweer Nederland, Netbeheer Nederland, Veiligheid NL en VACpunt Wonen.
Ook de Onderzoeksraad voor Veiligheid die vorig jaar een rapport publiceerde over de gevaren van koolmonoxide bij cv-ketels onderstreepte gisteren nogmaals de noodzaak van wettelijke, zwaardere eisen. Hoewel het kabinet heeft aangekondigd drie varianten van zowel verplichte als (verbeterde) vrijwillige erkenningsregelingen nader te onderzoeken, benadrukt de Onderzoeksraad dat hij bewust heeft gepleit voor een wettelijk verplichte, uniforme erkenningsregeling, omdat vrijwillige regelingen geen garantie bieden voor verbetering van de veiligheid en het terugdringen van het aantal omgevallen. De Raad is verder verheugd dat enkele fabrikanten van gastoestellen zelf het initiatief hebben genomen om CO-sensors in toestellen op te nemen.
Ook een fabrikant reageerde snel. ‘Terwijl de overheid gaat afstemmen, hebben wij al de oplossing’, liet een rookgasafvoerspecialist weten. ‘Maatregelen tegen koolmonoxide-ongevallen zullen nog enige tijd op zich laten wachten. Over de opvolging van één aanbeveling moet namelijk nog worden besloten en voor de opvolging van enkele andere aanbevelingen is afstemming op Europees niveau noodzakelijk. Maar u hoeft niet te wachten op Europese afstemming. U kunt nu al veilig installeren met ons rookgasafvoerprogramma.’
Toevalligerwijs verscheen gisteren in Zwolle ook nog eens een installateur voor de rechter vanwege een koolmonoxidevergiftiging in een woning in Deventer. Twee bewoners van een appartement raakten onwel. Eén van hen overleed twee dagen later, volgens het Openbaar Ministerie aan de gevolgen van een koolmonoxidevergiftiging. De verhuurder van het appartement en de installateur van de geiser stonden terecht. Ze worden dood door schuld ten laste gelegd. De raadslieden van de twee vroegen zich af hoe goed de controles van de gemeente Deventer waren bij de appartementen aan de Julianastraat? De bewuste geiser was meerdere keren gecontroleerd. Het Openbaar Ministerie stelt dat de geiser ondeugdelijk is geïnstalleerd. De verhuurder wordt dood door schuld verweten omdat hij aanhoudende klachten van bewoners negeerde over een vreemde lucht in het pand. De ongeveer 15 jaar oude geiser zou zonder het lezen van de installatievoorschriften zijn geïnstalleerd. Zo werd niet gecontroleerd of de geiser een deugdelijke gasafvoer had.
De advocaat van de verhuurder wil dat de controleur van de gemeente nader bevraagd wordt, zo meldt het regionale dagblad De Stentor. De gemeente controleerde het pand voor de verhuurvergunning meerdere keren. Zijn er tekortkomingen aan de geiser geconstateerd en wat is er vervolgens mee gedaan? Volgens zijn cliënt was de geiser niet pas in 2012 geplaatst maar al jaren eerder. Als de installatie ondeugdelijk was, waarom is er dan niet eerder over geklaagd is. De installateur zou gezegd hebben dat hij maar één keer een klacht kreeg, van de vorige bewoner van het appartement.
De advocaat van de verhuurder voerde aan dat zijn cliënt de hele zaak betreurt maar onschuldig is. Hij had geen verstand van geisers en ging er vanuit dat alles in orde was.
De rechtbank hield de zaak aan zodat de laatste verhoren nog plaats kunnen vinden. Op 12 januari wordt de strafzaak inhoudelijk behandeld.
[related_post themes=”text”]
Orderportefeuille bouw licht gestegen
De totale werkvoorraad in de bouw is in augustus met één tiende maand toegenomen tot 8,2 maanden. Deze stijging deed zich zowel bij de burgerlijke en utiliteitsbouw, als bij de grond-, water- en wegenbouw voor. De totale orderportefeuille in de burgerlijke en utiliteitsbouw steeg met een tiende maand tot 9,0 maanden. Na een daling in juni nam de werkvoorraad in de woningbouw in augustus met drie tiende maand toe tot 9,2 maanden. De orderportefeuille van de utiliteitsbouw is in augustus met één tiende maand afgenomen tot 8,8 maanden.
Van de bouwbedrijven geeft in augustus een kwart aan stagnatie in onderhanden werk te ondervinden. Eén op de zeven ondervindt stagnatie als gevolg van onvoldoende orders. Twee derde van de bedrijven beoordeelt hun huidige orderpositie als normaal, terwijl bijna twee op de tien bedrijven deze als groot beoordeelt.
Ongeveer driekwart van de bedrijven verwacht geen verandering van de personeelsbezetting. Slechts 2 op de 100 bedrijven verwacht een lagere personeelsbezetting.
Meer dan een kwart van de bedrijven verwacht een toename van de prijzen. Vrijwel geen bedrijf verwachten een afname van de prijzen. Dit blijkt uit de conjunctuurmeting in de bouwnijverheid van augustus 2016 van het Economisch Instituut voor de Bouw. Deze meting wordt uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie. Aan de conjunctuurmeting verlenen ruim 400 hoofdaannemingsbedrijven met meer dan tien personeelsleden hun medewerking.
[related_post themes=”text”]