Effect BENG-eisen op grondgebonden woningen onderzocht
Nieman Raadgevende Ingenieurs en DGMR Bouw hebben in opdracht van het Lente-akkoord het effect onderzocht van de voorlopige BENG-eisen op zeer energiezuinige grondgebonden woningen. In dit onderzoek is voor de bepalingsmethode uitgegaan van de NEN 7120. De uitkomsten zijn gerelateerd aan de voorlopige BENG-eisen. Voor het onderzoek hebben de deelnemers van de themagroep BENG twaalf gerealiseerde of in ontwikkeling zijnde praktijkprojecten aangedragen. Het eindrapport Onderzoek handvatten voor zeer energiezuinige nieuwbouw – BENG is inmiddels beschikbaar. De belangrijkste conclusies per BENG-indicator worden hierna genoemd.
BENG 1. Energiebehoefte
- Het ontwerp, oriëntatie, thermische schil en type ventilatiesysteem is bepalend voor de uitkomst van de energiebehoefte. Uit de vergelijking van de woningtypen komt naar voren dat de hoekwoning met één bouwlaag en de vrijstaande woning in basis ongunstiger zijn dan de meerlaagse hoek- en tussenwoning met zadeldak. Dit kan worden verklaard door de ongunstige verhouding verliesoppervlak/gebruiksoppervlak.
- Naast geometrie is de oriëntatie van het gebouw en het glasoppervlak per oriëntatie van belang. Momenteel is dat nog een aspect dat niet zwaar meeweegt bij het uitwerken van projecten. Het zongericht ontwerpen is belangrijk om de energiebehoefte in de zomer- en winterperiode te optimaliseren.
- Bij woningen met een ongunstige verhouding verliesoppervlak/gebruiksoppervlak zijn er weinig effectieve maatregelen meer beschikbaar voor het verder verlagen van de energiebehoefte.
- Het uitgebreid berekenen van de lineaire warmteverliezen wordt voor alle woningtypen aangeraden om te voldoen aan BENG-eis 1, voor zover dit nog niet standaard is.
- Het toepassen van ventilatiesysteem C (ventilatieroosters) en ventilatiesysteem D (gebalanceerd) is beide mogelijk, maar stelt randvoorwaarden aan overige parameters zoals de thermische schil. Als het ontwerp, oriëntatie en de thermische schil zijn afgestemd op het verminderen van de energiebehoefte is natuurlijke toevoer en mechanische afvoer met vraagsturing bij de reguliere hoek- en tussenwoning mogelijk. Bij de vrijstaande woningen en woningen met een bijzondere doorsnede ligt de toepassing van gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning voor de hand om aan de eis van BENG indicator 1 te kunnen voldoen.
BENG 2. Primaire fossiele energiegebruik
Het primaire fossiele energiegebruik heeft een belangrijke relatie met de aangehouden bouwkundige en installatietechnische uitgangspunten zoals nu in de EPC-berekening ook al zijn opgenomen. Uit de twaalf onderzochte projecten komt het volgende naar voren:
- Het realiseren van het primaire fossiele energiegebruik < 25 kWh/m2 kan zowel met een gas- als elektraconcept en externe warmtelevering.
- In vrijwel alle praktijkprojecten worden PV-panelen toegepast om per saldo een primair fossiel energiegebruik onder de 25 kWh/m2 te realiseren. Concepten zonder PV-panelen zijn te realiseren door toepassing van biomassa of een concept met de thermische schil op niveau Passief Bouwen, een bodem warmtepomp en zonneboiler.
BENG 3. Aandeel hernieuwbare energie
Het aandeel hernieuwbare energie wordt in belangrijke mate bepaald door de toepassing van een warmtepomp, het gebruik van biomassa, biogeen deel van externe warmtelevering en de bijdrage van PV-panelen.
Extra aandacht nodig voor thermisch comfort, regelbaarheid en binnenklimaat
Bij de overgang van een EPC-eis naar bijna energieneutrale gebouwen is het van belang om rekening te houden met het thermisch comfort, de regelbaarheid voor bewoners en binnenluchtkwaliteit.
Thermisch comfort
Uit de berekeningen van het thermisch comfort in de zomerperiode komt naar voren dat het toepassen van zonwering of spuiventilatie een aanzienlijke bijdrage levert aan het verminderen van het risico op temperatuuroverschrijding. Knelpunt daarbij is dat de effectiviteit van veel van deze maatregelen (met name zonwering en spuiventilatie, maar ook actieve koeling) sterk afhankelijk zijn van het gebruik van de bewoners. Bewonersvoorlichting op dit vlak is daarvoor noodzakelijk.
Regelbaarheid
Met het verder verhogen van de isolatiewaarden en verbeteren van de luchtdichtheid neemt de regelbaarheid verder af. Het kunnen regelen van de ingestelde temperatuur per ruimte en een ventilatiedebiet dat per ruimte afhankelijk is van aanwezigheid (of vochtproductie) kan niet langer gezien worden als ‘luxe’ maar veel meer als basiskwaliteit. Het is dus gewenst om in de uitwerking van de BENG-concepten in concrete projecten meer dan voorheen rekening te houden met de een voor bewoners praktische regelmogelijkheid van temperatuur en ventilatiehoeveelheid per ruimte.
Binnenluchtkwaliteit
Voor een goede binnenluchtkwaliteit in combinatie met voldoende energiezuinigheid is een effectief ventilatiesysteem een randvoorwaarde. Systemen met een mechanische component per ruimte zijn daarbij in het voordeel; of dat toe- of afvoer betreft is van ondergeschikt belang. De effectiviteit van de ventilatie neemt verder toe als er op ruimteniveau kan worden geregeld; hetzij op basis van sensorsturing, hetzij door bediening.
Aanbevelingen
De BENG-indicatoren vergen een andere wijze van het ontwikkelen van energieconcepten en het ontwerpen van een woning. Momenteel wordt de EPC gefit op het ontwerp door het toepassen van technieken. Met name om BENG-eis 1, de energiebehoefte te behalen, is het wenselijk dat eerst het ontwerp geoptimaliseerd wordt op de energiebehoefte. Daarna dient gekeken te worden wat de uitkomst is voor BENG-eis 2 en 3 en kunnen efficiënte technieken worden gekozen. Dit is een andere benadering dan de huidige bouwpraktijk gewend is.
(Bron: Lente-akkoord.nl)
[related_post themes=”text”]
Groei Nederlandse bouwsector gaat harder dan in rest EU
De productie van de Nederlandse bouwsector groeit sinds het derde kwartaal van 2014 harder dan gemiddeld in de Europese Unie. De Nederlandse bouw heeft inmiddels ruim afstand genomen van het productiedieptepunt van begin 2013. Dat meldt CBS, mede op basis van Eurostatcijfers. In het eerste kwartaal van 2016 kwam de bouwproductie in Nederland 17 procent boven dit dieptepunt uit. Dat is aanmerkelijk meer dan de gemiddelde bouwproductie in de EU. Die steeg in deze periode 7 procent uit boven het laagste punt van begin 2013. Tussen begin 2013 en midden 2014 bleef de groei van de Nederlandse bouwproductie nog achter bij het Europese gemiddelde.
Nederland heeft weliswaar het dieptepunt van de bouwcrisis achter de rug, maar op het niveau van vóór de crisis zijn we nog niet, aldus CBS. Begin 2016 lag de bouwproductie in Nederland nog 12 procent onder het niveau van begin 2008, toen de crisis in de Europese bouw als geheel zich voor het eerst liet voelen. De bouwproductie in de EU lag begin 2016 nog 21 procent onder het niveau van voor de crisis.
Niet in alle landen in Europa werd de bouw even hard door de crisis geraakt. De bouwproductie van Duitsland en Zwitserland is bijvoorbeeld vrij stabiel gebleven en ligt begin 2016 boven het niveau van voor de crisis. Noorwegen (+19 procent), Zweden (+12 procent) en Finland (+7 procent) produceerden in het eerste kwartaal van 2016 ruim meer dan in hetzelfde kwartaal van 2008. Deze landen kenden wel een lagere bouwproductie tijdens de crisis.
Aan de andere kant is de productie in de Zuid-Europese landen Italië, Portugal, Griekenland en Spanje in het eerste kwartaal van 2016 nog altijd fors lager dan in het eerste kwartaal van 2008. De productie in Spanje kwam bijvoorbeeld 38 procent lager uit dan toen, in Griekenland ligt de productie zelfs 75 procent lager.
Maar in tegenstelling tot andere zuidelijke landen is de productie in die twee landen de laatste jaren wel weer wat hersteld. In Spanje werd het dieptepunt al in het tweede kwartaal van 2012 bereikt, sindsdien nam de bouwproductie met 30 procent toe. Griekenland pluste 32 procent bij sinds het Griekse dieptepunt begin 2014.
In Italië stabiliseerde de productie het afgelopen jaar 45 procent onder het niveau van begin 2008. De productie in Portugal daalt nog steeds en ligt inmiddels 59 procent lager dan toen.
[related_post themes=”text”]
Ruim een derde van de Nederlandse installateurs is digitaal georiënteerd
Marktonderzoekbureau USP heeft een onderverdeling gemaakt naar de verschillende soorten HVAC installateurs in Europa. Er blijken vier hoofdgroepen te zijn. In ons land springt de ‘digitale installateur’ er het meeste uit (37%). Deze koopt zijn producten bij voorkeur online, maakt veel gebruik van internet, sociale media en apps en verkiest digitale documenten boven gedrukte documentatie, zoals catalogi en brochures. Tot deze groep behoren veelal de gemiddelde tot grote bedrijven en jonge installateurs. De andere groepen die uit het onderzoek naar voren komen zijn de ‘progressieve installateur’, ‘open geest prijsgerichte installateur’ en ‘conservatieve prijsgerichte installateur’.
De progressieve installateur omarmt innovaties, probeert nieuwe dingen uit en adviseert klanten te kiezen voor energiezuinige oplossingen. Voor de open geest prijsgerichte installateur zijn de productprijs en hoge marges het belangrijkst. Hij ziet weinig kwaliteitsverschil tussen de verschillende merken, gebruikt verschillende inkoopkanalen en staat open voor nieuwe dingen die hij wil uitproberen. De conservatieve prijsgerichte installateur, ten slotte, richt zich vooral op de productprijs en hoge marges, ziet geen kwaliteitsverschil tussen verschillende merken, koopt traditioneel in en is niet erg geïnteresseerd in energie-efficiëntie en innovatie.
Kleine bedrijven en installateurs ‘op leeftijd’ zijn vaak conservatieve prijsgerichte installateurs. De progressieve installateurs en de conservatieve prijsgerichte installateurs zijn het meest merkentrouw.
De digitale installateur domineert niet alleen in ons land maar ook in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. De open geest prijs gerichte installateur komt het meest voor in Frankrijk, België en Polen. Duitsland heeft ook veel progressieve installateurs. De conservatieve prijs gericht installateurs vormen de kleinste groep in Europa.
[related_post themes=”text”]
Topdrukte bij loodgieters; Uneto-VNI: bewoners voorkom schade wateroverlast!
‘Loodgieters in de Randstad hebben de handen vol’, kopte de landelijke media gisteren rond het middaguur. “Ze hebben het razend druk met lekkages, ondergelopen kelders en wc’s waaruit het water omhoog borrelt”, werd een woordvoerder van brancheorganisatie Uneto-VNI geciteerd. Ook bleken veel tuinen onder water te staan doordat deze zijn betegeld. Topdrukte dus voor de installatiebranche, en ook wij van Installatienet.nl konden dat merken. De gebruikelijke pieken in bezoekersaantallen naar onze site – ’s morgens vroeg, tussen de middag en aan het einde van de werkdag – waren behoorlijk afgevlakt, terwijl er juist later op de avond sprake was van een duidelijke inhaalslag. De gevolgen van klimaatverandering dringen inmiddels dus tot in alle gelederen van onze samenleving door. Dat zal in de nabije toekomst niet minder worden. De verwachting van het KNMI is dat het aantal zware regenbuien de komende decennia met een kwart zal toenemen.
Uneto-VNI heeft n.a.v. van de zware regenval van gisteren een persbericht uitgestuurd waarin de vereniging bewoners oproept zelf in actie te komen om wateroverlast en schade als gevolg van extreme regenval te voorkomen. De installatiekoepel adviseert huiseigenaren en woningcorporaties om dakgoten en hemelwaterafvoer vrij te houden van vuil en dit regelmatig te laten controleren. Ook raadt ze aan om tuinen niet volledig te bestraten, maar ruimte te laten voor groenvoorzieningen. Hierdoor kan overtollig water sneller in de grond zakken.
Veel bewoners hebben bij zware regenbuien problemen met vuil water dat via het toilet en doucheputje omhoog komt. Keerkleppen in de riolering moeten voorkomen dat vuil rioolwater de woning in stroomt, maar werken niet altijd goed. Uneto-VNI raadt daarom aan de werking van keerkleppen regelmatig te laten controleren.
Verstopping van de regenpijp kan bij extreme regenval grote schade opleveren. Dit is eenvoudig te voorkomen door een bladscheider te laten plaatsen. Die zorgt ervoor dat vuil en bladeren zich niet kunnen ophopen in de afvoer. Als het riool bij hevige regenval overstroomt, zorgt de bladscheider er bovendien voor dat het water niet terugstroomt in de regenpijp, maar via de bodem wordt afgevoerd.
Bij woningen met één riool voor regenwater en huishoudelijk afvalwater kan het plaatsen van een ontlastput veel problemen voorkomen. Deze voorziening zorgt ervoor dat het water dat niet via het riool wordt afgevoerd, gedoseerd kan weglopen naar de straat.
Bij woningen met tuinen die grotendeels zijn bestraat, loopt het water niet snel genoeg de grond in. Hierdoor kan water de woning inlopen en bestrating verzakken. Uneto-VNI wijst op de mogelijkheid om overtollig water onder het maaiveld op te vangen in zogenaamde infiltratiekratten. Een aantal gemeenten verleent hiervoor subsidie.
[related_post themes=”text”]
Zonnestroom wordt concurrerend
In 2025 kan de prijs van zonnestroom 59 procent lager liggen dan vorig jaar, voorspelt het International Renewable Energy Agency (Irena) in een onlangs gepubliceerd rapport. Ook offshore-windenergie zou in de komende periode 35 procent goedkoper kunnen worden en onshore-wind 26 procent. Volgens de onderzoekers is dit onder meer het gevolg van schaalvergroting en verbeteringen van de kerntechnologie. Sinds 2009 is zonne-energie al 80 procent goedkoper geworden, en bij elke verdubbeling van de geïnstalleerde capaciteit worden pv-modules 20 procent goedkoper, heeft het agentschap berekend. Windenergie is in dezelfde periode 30 tot 40 procent in prijs gezakt en per verdubbeling van de capaciteit komt daar nog eens 12 procent bij.
In India produceren zonnesystemen al energie voor €0,03 per kilowattuur. De kosten van opwekking van zonnestroom beginnen dus in de buurt te komen van die van stroomopwekking met fossiele brandstoffen. Zonnestroom wordt concurrerend.
(Bron: Duurzaambedrijfsleven.nl)
[related_post themes=”text”]
‘Onderschepte illegale Chinese zonnepanelen vormen slechts topje ijsberg’
‘Sinds het akkoord om een einde te maken aan de dumping van Chinese zonnepanelen op de Europese markt, heeft de Antwerpse douane vier maal Chinese zonnepanelen onderschept die via een tussenstop in een derde land naar de EU werden geëxporteerd’, meldt de Gazet van Antwerpen. Het is illegaal als China niet als oorsprongsland staat aangegeven op de aangiftedocumenten. Volgens de douane gaat het nog maar om ‘het topje van de ijsberg’. Jaarlijks passeren immers meer dan negen miljoen containers door de haven van Antwerpen. Francis Adyns, woordvoerder van de FOD Financiën legt in de krant uit dat “niemand weet hoe groot de ijsberg precies is”. “Voor onze onderzoeken naar ontdoken antidumpingrechten zijn we afhankelijk van onze eigen controles en van informatie van OLAF (het Europees antifraudebureau). Dat tracht bewijzen van fraude te vergaren in de landen van verzending.”
[related_post themes=”text”]
Meeste Nederlanders onbekend met plannen om te stoppen met aardgasverwarming
Weinig Nederlanders weten van de plannen van de Nederlandse overheid om het gebruik van aardgas te stoppen. Toch is bijna de helft van de Nederlanders het hier wel mee eens, tegenover 36 procent die tegen is. Ruim een derde ziet in deze warmtetransitie het meest op tegen de kosten. Dat blijkt uit onderzoek van Stichting HIER klimaatbureau onder 3.177 respondenten. In het Energierapport van het ministerie van Economische Zaken staat dat de verwarming van woningen en gebouwen in Nederland in 2050 geen CO2-uitstoot meer mag veroorzaken. Dit betekent dat zowel Nederlandse huishoudens als kantoren moeten stoppen met aardgasgebruik. Een uitdaging aangezien op dit moment 95 procent van de woningen in Nederland verwarming en warm water op aardgas heeft. Slechts 14 procent van de Nederlanders is op de hoogte van dit voornemen en maar liefst 86 procent weet dit niet.
Sible Schöne, directeur van het HIER klimaatbureau: “De warmtetransitie is een belangrijk onderwerp in de energiedialoog die nu plaatsvindt op initiatief van het ministerie van Economische Zaken, maar het is duidelijk dat het niet echt leeft bij de overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking. De grootste opgave ligt straks dan ook in het meekrijgen van bewoners. Een landelijk kader, aantrekkelijke proposities, op het gebied van geld, comfort en woningverbetering, en goede communicatie over de gevolgen voor individuele huishoudens zijn heel belangrijk. Lokale energie-initiatieven en wijkgebonden bewonersorganisaties kunnen een waardevolle rol spelen om voldoende draagvlak te realiseren.”
Bijna de helft van de respondenten is het er mee eens dat Nederland moet stoppen met het gebruik van aardgas. De belangrijkste redenen die zij aangeven zijn het klimaatprobleem (53%) en het feit dat het gas opraakt (21%). De aardbevingen in Groningen en de afhankelijkheid van Rusland worden in mindere mate genoemd. Ruim een derde van de respondenten is het er niet mee eens. Van de tegenstanders vindt de grootste groep (42%) het ‘weer zo’n linkse hype’. Andere tegenargumenten zijn dat we aardgas nodig hebben, dat de bijdrage van Nederland te klein is en de kosten. 12 procent heeft er geen mening over.
Er is een aantal alternatieven voor verwarming met een cv-ketel op gas. Voorbeelden zijn warmtenetten, elektrische warmtepompen of warmte-koude-opslag. De meeste huizen zijn niet geschikt om meteen op zo’n alternatief over te gaan. Vaak moet het huis bijvoorbeeld eerst beter geïsoleerd worden, voordat een nieuwe installatie geplaatst kan worden. Ruim een derde (37%) van de Nederlanders ziet het meest op tegen de kosten die deze transitie met zich mee zou brengen. Op twee staat niet meer koken op gas (11%). Meer dan een vijfde ziet echter helemaal nergens tegenop.
[related_post themes=”text”]
Uneto-VNI tevreden met kabinetsaanpak koolmonoxide
Uneto-VNI staat positief tegenover de aanpak van het kabinet om het aantal ongevallen met koolmonoxide bij cv-ketels terug te dringen. De installatiekoepel is vooral verheugd dat het kabinet de mogelijkheid van een wettelijke erkenningsregeling in overweging neemt. Afgelopen vrijdag stuurde het kabinet een brief naar de Tweede Kamer als reactie op het rapport dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid afgelopen najaar publiceerde over ongelukken met koolmonoxide. Volgens Uneto-VNI kan vooral een wettelijke erkenningsregeling voor alle installatiebedrijven in ons land de veiligheid van gastechnische installaties sterk verbeteren. De ervaringen met het Gas Safety Register in het Verenigd Koninkrijk tonen dit aan. De brancheorganisatie dringt erop aan een dergelijk register van vakbekwame monteurs en erkende installatiebedrijven ook in ons land te introduceren.
Uneto-VNI werkt momenteel met de overheid en consumentenorganisaties aan de opzet van een zwaardere, uniforme erkenningsregeling. Die voorziet onder meer in strengere vakbekwaamheidseisen voor monteurs en regelmatige bijscholing. De brancheorganisatie streeft ernaar de erkenningsregeling op korte termijn te realiseren, zodat de eerste installateurs zich er nog dit jaar voor kunnen kwalificeren. Ook voor elektra overweegt Uneto-VNI op termijn een zwaardere erkenningsregeling in te voeren.
De branchevereniging kan zich ook vinden in de andere maatregelen die het kabinet wil nemen om cv-ketels veiliger te maken: een bewustwordingscampagne gericht op consumenten, een lobby bij de Europese Unie voor een verplichte CO-beveiliging in cv-ketels en publicatie van een lijst met onveilige koolmonoxidemelders. Ook wil het kabinet werk maken van de registratie van ongelukken als gevolg van koolmonoxide. De Tweede Kamer bespreekt de kabinetsplannen komend najaar.
[related_post themes=”text”]
Minister gaat invoering verplichte erkenningsregeling voor installateurs onderzoeken
De Onderzoeksraad voor Veiligheid publiceerde november vorig jaar haar rapport ‘Koolmonoxide, onderschat en onbegrepen gevaar’. Hierin zijn zes aanbevelingen gericht aan minister Stef Blok (Wonen) en Edith Schippers (Volksgezondheid). Blok laat nu weten verschillende varianten van keurmerken te gaan onderzoeken. Dit gaat hij doen in samenwerking met de installatiesector, consumenten en gebouweneigenaren. Schippers gaat met fabrikanten in gesprek over koolmonoxidebeveiliging in cv’s. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit zal de kwaliteit van koolmonoxidemelders nader onderzoeken.
De Onderzoeksraad constateerde in haar rapport dat de sleutel om koolmonoxideongevallen te verminderen bij de installateur en fabrikant ligt, maar dat de overheid de regie in handen moet nemen. Het kabinet heeft nu geantwoord dat de overheid met de volgende acties de regie in handen neemt:
-De minister voor W&R gaat zich inzetten om de kwaliteit van erkenningsregelingen te verbeteren -zodat de consument hier beter op kan vertrouwen- en onderzoekt de invoering van een wettelijk verplichte uniforme erkenningsregeling.
-Voor het failsafe maken van toestellen gaat de minister van VWS in dialoog met de fabrikanten om via het vrijwillige spoor CO-sensors in toestellen op te nemen. Parallel daaraan zet de minister van VWS op Europees niveau actief in op het verplicht stellen van CO-sensors in gastoestellen. Het stellen van nationale aanvullende eisen aan de toestellen zoals het dwingend voorschrijven van een CO-sensor als onderdeel van het gastoestel is niet mogelijk in verband met Europese wetgeving.
-De minister voor W&R beziet in overleg met de sector hoe de toepassing en montage van de rookgasafvoer- en luchttoevoerkanalen beter kan worden geborgd.
-Onveilige koolmonoxidemelders zijn op last van de nationale autoriteiten (in Nederland: de NVWA) uit de handel genomen en er zijn publiekswaarschuwingen uitgegaan. In vervolg op de Europese steekproef zal de NVWA in 2016 onderzoek doen naar CO-melders op de Nederlandse markt. De NVWA is voornemens bij rapportage van de onderzoeksresultaten ook de merken en typen te vermelden. Rapportage wordt eind 2016 verwacht en zal publiek worden gemaakt.
-Voor CO-melders beziet de Europese Commissie momenteel of, naast de algemene productveiligheidseisen waar CO-melders aan moeten voldoen, er op Europees niveau ook specifieke veiligheidseisen voor CO-melders moeten komen. Het kabinet zal actief inzetten op een snelle afronding hiervan.
-De minister voor W&R blijft in 2016 (bestaande) voorlichtingscampagnes op het gebied van koolmonoxide financieel ondersteunen. Daarnaast zal een bewustwordingscampagne worden gestart in overleg met belangenorganisaties en wordt al beschikbare informatie uitgebreid. Een voorbeeld hiervan is de handreiking met betrekking tot collectieve rookgasafvoeren en handelingsperspectieven voor bewoners;
-Bij de invulling van de erkenningsregeling wordt gekeken hoe het melden van ongevallen veroorzaakt door verbrandingsinstallaties en het onderzoek doen naar de achterliggende factoren, onderdeel kan worden van de erkenningsregeling.
Met deze acties verwacht het kabinet het aantal slachtoffers als gevolg van koolmonoxidevergiftiging terug te dringen. Eind 2016 zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd over de voortgang en/of uitkomsten van genoemde acties.
[related_post themes=”text”]
Stabu en KOMO combineren krachten voor bouw- en installatiesector
Stichting Stabu en Stichting KOMO bundelen hun krachten met het oog op de stelselwijziging in het kader van de Wet Kwaliteitsborging voor de bouw (Wkb). Beide instanties willen zo meerwaarde bieden aan de sector. De BRL-en van KOMO worden zo snel mogelijk gelinkt aan de Stabu-specificatiesystematiek Bouwbreed. KOMO en Stabu hebben hun gecombineerde kracht nader vorm en inhoud gegeven middels een intentieverklaring.
Nu minister Blok de WkB naar de Tweede Kamer heeft gestuurd en het wetsontwerp naar verwachting zal worden aangenomen, is een overgang naar particuliere in plaats van publieke kwaliteitsborging aanstaande. KOMO en Stabu verwachten daarbij een toonaangevende rol te spelen door bestek voorbereiders, architecten, bouwers en particuliere kwaliteitsborgers te faciliteren met een specificatiesystematiek en kwaliteitsborgingsinstrumentarium dat op brede marktacceptatie kan rekenen.
Om de samenwerking tussen Stabu en KOMO en de dienstverlening aan de markt in het nieuwe stelsel nader te concretiseren, is inmiddels een stuurgroep gestart. Deze stuurgroep zorgt ook voor een zorgvuldige afstemming met markt en gebruikerss. Naast KOMO en Stabu nemen daarin deel Bouwend Nederland, de vereniging Bond Nederlandse Bestekdeskundigen (BNB) en de vereniging Fabrikanten Bestek Service (FBS). Hiermee is een marktbrede coalitie ontstaan, met als missie ontzorging van bouwpartijen en de borging van bouwkwaliteit.
De samenwerking zal in een aantal fase ten uitvoer worden gebracht: op korte termijn zal de KOMO catalogus d.m.v. het zogenaamde ‘referentiebestek’ worden gekoppeld aan Bouwbreed. In een tweede fase zal er intelligentie aan worden toegevoegd. Dit is een softwarematige aanpassing, die vooral bij de softwarehuizen moet worden uitgevoerd.
[related_post themes=”text”]

