Aanbestedingswet werkt boven verwachting goed
Eén jaar na het ingaan van de Aanbestedingswet maakt Aanbestedingsinstituut de balans op. De nieuwe, meer eenduidige regelgeving blijkt boven verwachting goed te werken. Op 1 april 2013 werd de nieuwe Aanbestedingswet van kracht. In deze wet werden nieuwe, eenduidige regels omtrent aanbestedingen geïntroduceerd, die onder meer moesten zorgen voor eerlijkere en transparantere aanbestedingen.
De Stichting Aanbestedingsinstituut Bouw en Infra van brancheorganisatie Bouwend Nederland presenteert harde cijfers over de ervaringen met één jaar Aanbestedingswet en Gids Proportionaliteit voor de bouw en infrasector. De cijfers zijn gebaseerd op een analyse van alle openbaar aangekondigde werken.
Volgens Bouwend Nederland zijn er bij aanbestedingen drie trendbreuken op komt: 1. een verschuiving van openbaar naar onderhands aanbesteden, 2. kwaliteit als gunningcriterium wordt gemeengoed en 3. een sterke verbetering van de kwaliteit van aanbestedingscriteria.
Het aantal openbaar aangekondigde aanbestedingen halveerde, van ruim 3000 in 2009 naar minder dan 1500 vorig jaar. De grenzen voor onderhands aanbesteden zijn vooral bij de decentrale overheden flink verhoogd onder invloed van de Gids Proportionaliteit. Dit zorgt voor minder inschrijvers en dus voor een efficiënter en goedkoper aanbestedingsproces. Daar komt bij dat kwaliteit gemakkelijker beloond kan worden, namelijk door goed presterende partijen bij een volgende onderhandse procedure weer uit te nodigen.
Het aantal EMVI-aanbestedingen, oftewel gunningen op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding, explodeerde. Het percentage aanbestedingen met dit criterium nam toe van ongeveer 20% in 2012 naar ruim 70% vorig jaar. Dit heeft alles te maken met het uitgangspunt ‘EMVI, tenzij…’, dat een wettelijke basis heeft gekregen. Het gebruik van EMVI als gunningcriterium is volgens Bouwend Nederland een voorwaarde voor een gezonde marktwerking: eentje waarbij prijsduiken niet beloond wordt en waarbij vechtcontracten tot het verleden behoren. De cijfers van Aanbestedingsinstituut zeggen overigens niets over de manier waarop aan de EMVI-criteria vorm is gegeven.
De toepassing van de Gids Proportionaliteit zorgt voor eenduidige, reële eisen en selectiecriteria. Zo schrijft de Gids Proportionaliteit voor dat per kerncompetentie nog maar één referentie is toegestaan. Slechts in 8% van de gevallen wordt van deze regel afgeweken. Ook dat is een sterke verbetering ten opzichte van de voorgaande jaren, waarvan met name het mkb profiteert.
“We zijn blij verrast met de resultaten na één jaar Aanbestedingswet”, zegt Joost Fijneman, manager van het Aanbestedingsinstituut van Bouwend Nederland. “We strijden al jaren voor de drie ontwikkelingen die we nu zien. We zien nu dat het gebruik van een eenduidig en voorgeschreven kader zijn vruchten afwerpt.”
Wel benadrukt Aanbestedingsinstituut dat de sector moet oppassen dat de Aanbestedingswet niet aan zijn eigen succes ten onder gaat. “De kosten voor het deelnemen – maar ook voor het beoordelen – aan EMVI-aanbestedingen zijn fors hoger dan de laagste prijsaanbiedingen. Dat betekent dat een EMVI-aanbesteding goed in elkaar moet zitten. We merken dat dat vaak niet het geval is”, aldus Fijneman. De inspanning die gevraagd wordt staat dan niet in verhouding tot de kosten die gemaakt worden. En de kwaliteitsscores zijn niet onderscheidend genoeg. “Als alle inschrijvers een dik plan moeten produceren, waarvoor iedereen vervolgens hetzelfde rapportcijfer krijgt, wordt er toch weer op laagste prijs gegund. Maar dan is er wel een veelvoud aan kosten gemaakt. Dat steekt.” Bouwend Nederland zet daarom de mogelijkheden voor eenvoudige EMVI’s bij kleinere projecten op een rij en laat EIB onderzoek doen naar de werkelijke kosten/baten van EMVI-aanbestedingen.
Een ander aandachtspunt is het dreigend gebrek aan transparantie bij onderhandse aanbestedingen. Geconstateerd is dat de helft van de 403 Nederlandse gemeenten in een vol jaar geen enkele openbare aanbesteding meer heeft gedaan. “We zijn groot voorstander van onderhandse aanbestedingen, maar we moeten ervoor waken dat er een volledig oncontroleerbare praktijk ontstaat. Ook onderhandse aanbestedingen moeten dus zodanig transparant zijn, dat voor buitenstaanders in grote lijnen duidelijk is wat en hoe er aanbesteed wordt”, zegt Fijneman. Aanbestedingsinstituut wil graag afspraken maken met opdrachtgevers om ook in geval van onderhandse aanbestedingen een oogje in het zeil te houden.
De Stichting Aanbestedingsinstituut Bouw & Infra, kortweg het Aanbestedingsinstituut, is een onafhankelijk instituut in het leven geroepen door de grootste bedrijfstakorganisatie in de Bouw & Infra, dat de kwaliteit van aanbestedingen van werken bewaakt. Het doel is door constructief overleg het aantal (juridische) problemen bij aanbestedingen te verminderen. Het Aanbestedingsinstituut analyseert alle aankondigingen van aanbestedingen in de Bouw & Infra en is een initiatief van Bouwend Nederland.
Voor meer informatie: www.bouwendnederland.nl en www.aanbestedingsinstituut.nl
Geen hoge eindafrekening meer dankzij pre-paid gas en elektriciteit
Nederlanders kunnen voortaan hun gas en elektriciteit maandelijks kopen en vooraf betalen en zo oplopende betalingsachterstanden en hoge eindafrekeningen voorkomen. EnergieFlex is de eerste aanbieder van prepaid-energie, waarbij klanten zelf kunnen bepalen hoeveel energie ze kopen en elke maand hun tegoed kunnen opwaarderen. Hiermee behoort de ingewikkelde eindafrekening tot het verleden.
EnergieFlex richt zich voornamelijk op gezinnen die financieel minder draagkrachtig zijn, studenten, expats en mensen die hun energieverbruik beter willen monitoren. Ook klanten die bij andere energieleveranciers zijn afgesloten, kiezen vaak voor prepaid-energie. In mei stapte 7 procent van alle overstappers van Energieleveranciers.nl over naar EnergieFlex.
In Amerika en Engeland bestaat prepaid-energie al langer. In Engeland maken er bijvoorbeeld 7 miljoen klanten gebruik van. Voor Nederland is het een nieuw fenomeen. EnergieFlex maakt gebruik van de slimme meter, waardoor op afstand precies te zien is hoeveel energie iemand verbruikt heeft. Voor klanten die er geen hebben, vraagt het bedrijf zelf een slimme meter aan.
Vanwege de hogere energielasten, oplopende werkloosheid en crisis kunnen zo’n 300.000 Nederlanders hun energierekening niet meer betalen. Sommige proberen de problemen tijdelijk op te lossen door hun maandbedrag te verlagen, maar moeten dan fors bijbetalen als de eindafrekening komt. Jaarlijks worden 30.000 tot 40.000 huishoudens afgesloten van energie. In de meeste gevallen door een onverwachte hoge eindafrekening. Als die mensen bij andere energiebedrijven aankloppen, moeten ze een hoge waarborgsom betalen. Die kan oplopen tot 2000 euro, een bedrag dat voor hen onbetaalbaar is.
EnergieFlex doet geen kredietcheck en vraagt slechts een lage waarborgsom ter hoogte van een maand energie. De klant koopt voor 30 dagen stroom en gas en als dat tegoed op is, stuurt EnergieFlex sms’jes en e-mails om de klant erop te wijzen dat hij zijn tegoed moet opwaarderen. Tijdelijk rood staan mag, maar na 30 dagen kan de energie worden afgesloten. Opwaarderen kan via internet en binnenkort ook bij supermarkten door middel van een voucher.
,,We zien dat mensen op deze manier bewuster omgaan met energie en precies weten wat ze verbruiken. In Engeland en Amerika blijken prepaid-klanten gemiddeld 300 euro per maand op hun energierekening te besparen. In Engeland bleek dat 80 procent van de prepaid-klanten geen problemen meer heeft met de energierekening,” vertelt Sathees Sampar van EnergieFlex.
EnergieFlex is erkend als zelfstandig energiebedrijf met een eigen vergunning en heeft met de Autoriteit Consument & Markt (ACM) regels vastgesteld over de contracten die met klanten worden gesloten. Het risico van wanbetalers is volgens Sampar afgedekt doordat de waarborgsom van gemiddeld 150 euro de levering van 30 dagen energie dekt.
Behalve prepaid kunnen klanten ook energie kopen die maandelijks afgerekend wordt. Ook daarbij moeten ze een eenmalige waarborgsom ter hoogte van een maand energie betalen.
Voor meer informatie: www.energieflex.nl
Energiebespaarlening breidt uit
De Energiebespaarlening breidt uit. Vanaf 24 juni zijn er vier nieuwe mogelijkheden die gefinancierd kunnen worden met een Energiebespaarlening. Het gaat om: bodemisolatie in combinatie met vloerisolatie, een energiemonitor, een biomassaketel en ontheffing bij onhaalbare isolatiewaarden. Deze uitbreiding brengt uiteraard ook nieuwe kansen voor installateurs en aannemers. Op www.ikinvesteerslim.nl/maatregelen zijn alle maatregelen en de ontheffing die onder de voorwaarden van de Energiebespaarlening vallen gepubliceerd.
Op basis van nieuwe inzichten en verzoeken uit de markt zijn er vier maatregelen toegevoegd. Dit betekent dat particuliere woningbezitters de Energiebespaarlening nu ook kunnen gebruiken voor bodemisolatie in combinatie met vloerisolatie, een energiemonitor, een biomassaketel of een ontheffing kunnen krijgen bij onhaalbare isolatiewaarden.
De Energiebespaarlening in een notendop:
– De lening is beschikbaar voor eigenaren die de woning zelf bewonen. Het gaat alleen om bestaande woningen.
– De lening is alleen bedoeld voor energiebesparende maatregelen die door een installateur of aannemer in of aan de woning worden uitgevoerd.
– De maatregelen mogen pas worden uitgevoerd na akkoord-offerte Energiebespaarlening.
– Een woningeigenaar kan minimaal € 2.500,- en maximaal € 25.000,- lenen.
– De Energiebespaarlening heeft een aantrekkelijke rente die vaststaat over de hele looptijd.
– Het gaat om een jaarannuïteitenlening: de huiseigenaar betaalt per maand voor rente en aflossing en lost zo de hele lening af. Leningen tot € 5.000,- worden in zeven jaar afgelost, hogere leningen in tien jaar.
– Onbeperkt boetevrij aflossen.
– De afsluitkosten bedragen 2% over de hoofdsom van de lening. De lening wordt onderhands verstrekt zonder tussenkomst van een notaris.
Op de website ikinvesteerslim.nl is meer informatie te vinden over de Energiebespaarlening, woningeigenaren kunnen checken of zij in aanmerking komen voor de lening en deze afsluiten. Ook zijn er op ikinvesteerslim.nl ervaringen van installateurs te lezen en wordt er promotiemateriaal aangeboden die aannemers en installateurs kunnen gebruiken om hun klanten te wijzen op de mogelijkheden van de lening. Op www.belastingdienst.nl onder privé/wonen staat meer informatie over de renteaftrekbaarheid van een lening
Bouw en zorg maken goede start voor nieuwe samenwerking
De bouw- en zorgsector kunnen veel voor elkaar betekenen. Dat is de belangrijkste conclusie van de Kansdag Zorgvastgoed die door Energiesprong Zorgvastgoed op touw is gezet. Uit recente berekeningen blijkt dat zorginstellingen maandelijks 150 euro per cliënt aan energiekosten kwijt zijn en daarvan slechts 100 euro van het Rijk vergoed krijgt. “Er is dus volop werk aan de winkel”, aldus Harmke Bekkema, programmamanager Energiesprong Zorgvastgoed.
Zes zorginstellingen die de energielasten naar nul omlaag willen brengen, gingen tijdens de Kansdag Zorgvastgoed hierover met vertegenwoordigers van zeventien aanbiedende partijen in gesprek. In drie zogenoemde verkenningsrondes maakten de deelnemers met elkaar kennis. “De winst van vandaag is dat er veel contacten zijn gelegd. Maar de grootste opbrengst is wel, dat mensen naar hun eigen rol zijn gaan kijken. En vooral hoe zij die rol anders zouden kunnen invullen om tot een beter resultaat te komen”, aldus Bekkema.
Voorafgaand aan de verkenningsrondes gaf Elly van Kooten, directeur Maatschappelijke Ondersteuning bij het ministerie van Binnenlandse Zaken de deelnemers mee erg enthousiast te zijn over het Energiesprong-programma ‘Nul op de meter’. “Ik vind dat elke zorgvastgoed eigenaar dit moet bekijken. Als naar nul op de meter kan, moet je dat doen.”
Na afloop spraken alle deelnemers van een vruchtbare en inspirerende dag. Een vertegenwoordiger van een zorginstelling kwam naar aanleiding van een opmerking van een van de bouwpartijen tot het besef dat zijn klant straks kan kiezen. “Toen bedacht ik mij ‘wij moeten dus ons gebouw dusdanig aanpassen’, dat die klant straks daadwerkelijk ook voor ons kiest.”
Harmke Bekkema ziet deze dag dan ook als startpunt en zeker niet als eindpunt. “Er is een goede start in de samenwerking gemaakt. We moeten nu doorpakken, want er is veel te doen.”
Voor meer informatie: www.kansenvoorzorgvastgoed.nl
Veel belangstelling voor duurzame investeringsregelingen in 2013
Industriële ondernemers investeerden in 2013 twee keer zoveel in milieubesparende voorzieningen als in 2012. Dat blijkt uit het jaarverslag van de fiscale investeringsregelingen MIA (Milieu-investeringsaftrek) en Vamil (Willekeurige Afschrijving Milieu-investeringen) over 2013. Met steun van deze duurzame investeringsregelingen besteedde de industrie 246 miljoen euro aan duurzame technieken en gebouwen.
In 2013 investeerden Nederlandse ondernemers met ondersteuning van de MIAVamil in totaal 3,7 miljard euro in innovatieve milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen. Opvallend is de verdubbeling van het investeringsbedrag door de industrie van 128 miljoen euro in 2012 naar 246 miljoen euro in 2013. De industrie investeerde vooral flink in duurzame gebouwen, afvalverwerking en in technieken om de kwaliteit van de lokale leefomgeving te verbeteren, zoals luchtzuiveringstechnieken.
Vrijwel het gehele budget van MIA en Vamil is besteed aan de door Kabinet Rutte aangewezen thema’s voor Groene Groei: energie, klimaat, ‘biobased economy’, afval, bouw, voedsel, mobiliteit en water. Elektrische mobiliteit was in 2013 bijzonder in trek. In totaal hebben ondernemers 1,8 miljard euro geïnvesteerd in zeer zuinige en in elektrische auto’s. Het gaat om ongeveer 49.000 voertuigen. In 2014 komen zeer zuinige auto’s niet meer in aanmerking voor de MIA en Vamil.
Ook deden veel ondernemers in 2013 een beroep op de regelingen voor het vervangen van asbestdaken. In totaal saneerden bedrijven met steun van MIAVamil maar liefst 1,2 miljoen vierkante meter asbestplaten. Een derde van deze nieuwe daken werd bovendien voorzien van zonnepanelen. Het totale investeringsbedrag voor deze bedrijfsmiddelen steeg van 33 miljoen euro in 2012 naar 71 miljoen euro in 2013.
De MIA en Vamil leveren belastingvoordeel op voor ondernemers die investeren in innovatieve milieutechnieken. De MIA geeft ondernemers een extra aftrek van de fiscale winst, die kan oplopen tot 36 procent van het investeringsbedrag. Met de Vamil kunnen ondernemers 75 procent van de investeringskosten op een moment van eigen keuze afschrijven, wat een liquiditeits- en rentevoordeel oplevert. MIA en Vamil zijn stimuleringsregelingen van de ministeries van Infrastructuur en Milieu en Financiën.
Het jaarverslag van de MIAVamil is op 18 juni 2014 gepubliceerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Het jaarverslag is online te vinden op http://www.rvo.nl/sites/default/files/2014/06/Jaarverslag%20MIA%20VAMIL%202013.pdf.
Energiebespaarlening in de schijnwerpers
Deze week is een uitgebreide publiciteitscampagne gestart die aandacht vraagt voor de Energiebespaarlening. Een lening tegen een kleine rente, waarmee particuliere woningbezitters energiebesparende maatregelen in of aan hun eigen woning financieren. Op www.energiebespaarlening.nl lees je meer over de Energiebespaarlening.
Dakisolatie, een nieuwe HR-ketel, zonnepanelen of vloerisolatie. Het zijn energiebesparende maatregelen die zorgen voor meer wooncomfort, een lagere energierekening én een beter milieu.
Mooie maatregelen, waarvan de plannen soms stranden op de kosten. Om de financiering van energiebesparende maatregelen makkelijker te maken bestaat sinds begin dit jaar de Energiebespaarlening. De Energiebespaarlening wordt verstrekt door het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn) namens de geldgever, het Nationaal Energiebespaarfonds. Reinoud Veldman van SVn: “Het Nationaal Energiebespaarfonds komt voort uit het Woon- en Energieakkoord en is op 21 januari gestart. De Energiebespaarlening is interessant voor woningeigenaren die aan de slag willen met energiebesparende maatregelen. Natuurlijk willen we dat alle woningeigenaren dat weten. Vandaar dat je de komende weken de campagne overal tegenkomt, op de radio, op straat en natuurlijk online.”
Wat is de Energiebespaarlening?
– De lening is beschikbaar voor eigenaren die de woning zelf bewonen. Het gaat alleen om bestaande woningen.
– De lening is alleen bedoeld voor energiebesparende maatregelen die door een installateur of aannemer in of aan de woning worden uitgevoerd.
– Een woningeigenaar kan minimaal € 2.500,- en maximaal € 25.000,- lenen.
– De Energiebespaarlening heeft een aantrekkelijke rente die vaststaat over de hele looptijd.
– Het gaat om een jaarannuïteitenlening: de huiseigenaar betaalt per maand voor rente en aflossing en lost zo de hele lening af. Leningen tot € 5.000,- worden in zeven jaar afgelost, hogere leningen in tien jaar. Onbeperkt boetevrij aflossen kan altijd.
– De afsluitkosten bedragen 2% over de hoofdsom van de lening. De lening wordt onderhands verstrekt zonder tussenkomst van een notaris.
De campagne voor de Energiebespaarlening wordt gevoerd op de radio, via buitenreclame en online. Op de website Energiebespaarlening.nl is meer informatie te vinden over de Energiebespaarlening en woningeigenaren kunnen checken of zij in aanmerking komen voor de lening, en deze afsluiten. Ook zijn er op Energiebespaarlening.nl ervaringen van slimme investeerders en installateurs te lezen, en wordt er promotiemateriaal aangeboden die aannemers en installateurs kunnen gebruiken om hun klanten te wijzen op de mogelijkheden van de lening. Op www.belastingdienst.nl , onder privé/wonen staat meer informatie over de rente aftrekbaarheid van een lening.
BRL gereed voor energielabel nieuwe utiliteitsgebouwen
Vanaf 1 juni 2014 moeten nieuw opgeleverde utiliteitsgebouwen zijn voorzien van een energielabel. Dit energielabel moet zijn afgegeven door een organisatie die is gecertificeerd voor Beoordelingsrichtlijn 9500-06 ‘Energielabel – methode nieuwe utiliteitsgebouwen’. Deze zogeheten BRL is op 31 mei bindend verklaard door Kwaliteit voor Installaties Nederland (KvINL).
Het energielabel voor nieuwe opgeleverde utiliteitsgebouwen is een gevolg van de Europese EPBD-normen (EPBD staat voor Energy Performance of Buildings Directive). Aan deze richtlijnen moeten alle EU-lidstaten zich gaan houden. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk om ook utiliteitsgebouwen die zijn opgeleverd na 1 januari 2003 een energielabel te geven volgens de methode nieuwbouw. Hierdoor kan een al bestaand utiliteitsgebouw een hogere energielabelklasse krijgen (bijvoorbeeld A++). Om die reden is ook BRL 9500-03 ‘Energielabel bestaande utiliteitsgebouwen’ aangepast. De BRL’en 9500-06 en 9500-03 moeten worden gebruikt in combinatie met BRL 9500-00 ‘Algemeen deel energieprestatieadvisering’.
Het energielabel (waarbij ook de feitelijk gerealiseerde energiebesparende maatregelen zijn doorgerekend) moet zijn afgegeven door een organisatie die is gecertificeerd voor BRL 9500-06. De opname van het gebouw wordt uitgevoerd door een EPN-adviseur. Die moet werken volgens het protocol in hoofdstuk 8 van ISSO-publicatie 75.1 ‘Handleiding energieprestatie advies utiliteitsgebouwen’. Naast een werk- en denkniveau op hbo-niveau behoort de EPN-adviseur te beschikken over een CITO-diploma ‘Energielabel, methode nieuwe utiliteitsgebouwen’. De eindtermen waaraan de EPN-adviseur moet voldoen staan op www.kvinl.nl onder certificeren/ energieprestatieadvisering.
De wijzigingsbladen voor BRL 9500-00, BRL 9500-03 en BRL 9500-06 zijn te downloaden vanaf www.kvinl.nl. Van ISSO-publicatie 75.1 verschijnt binnenkort een vernieuwde versie verkrijgbaar via www.isso.nl. Via deze site is het al mogelijk om hoofdstuk 8 te downloaden. Dit geldt ook voor hoofdstuk 7 waarin nieuwe opnameprotocollen staan voor bestaande utiliteitsgebouwen en hoofdstuk 6, dat beschrijft in welke situatie welke methodiek gebruikt moet worden. Informatie over de certificering is verkrijgbaar bij de certificerende instellingen Dekra, EPG, Kiwa en IKOB-BKB.
Vernieuwd ISSO-kleintje Riolering biedt houvast in regelgeving
Met het compacte ISSO-kleintje Riolering vinden bouwpartijen snel hun weg in de hoeveelheid aan voorschriften en uitvoeringsrichtlijnen voor het ontwerp en de aanleg van binnenriolering. Het handzame boekje is nu aangepast aan de actuele wet- en regelgeving.
ISSO-kleintje Riolering heeft betrekking op de realisatie van nieuwe en uitbreiding van bestaande riolering in en rondom woningen, woongebouwen en kleine utiliteitsbouw.
Bij riolering gaat het in de eerste plaats om de afvoer van huishoudelijk afvalwater en het transporteren hiervan naar het gemeenteriool. De afvoer van hemelwater is een extra functie van riolering. De gebouweigenaar is als eerste verantwoordelijk voor de opvang van hemelwater, is één van de nieuwe regelgevingen. Het praktijkgerichte boekje geeft de richtlijnen en voorschriften.
Het vernieuwde ISSO-kleintje behandelt Bouwbesluit 2012, diverse NEN-normen en de algemene zaken rondom riolering (opbouw, gebouw- en terreinriolering en het gemeentelijk rioolstelsel). Daarnaast zijn diverse afbeeldingen en schema’s en montagerichtlijnen voor afvoerleidingen opgenomen. ISSO-kleintje Riolering is in samenwerking met diverse partijen in de markt ontwikkeld door ISSO, kennisinstituut voor de installatiesector. Het boekje is voor € 35,- (excl. btw) te bestellen via www.isso.nl.
UNETO-VNI: Verlaging temperatuur tapwater gevaar voor volksgezondheid
Een lagere minimumtemperatuur van warm tapwater kan volgens installateurskoepel UNETO-VNI leiden tot een snelle bacteriegroei in de waterleidingen. Dit levert serieuze gevaren op voor de volksgezondheid. Vandaag spreekt de Tweede Kamer over een mogelijke verlaging van de minimumtemperatuur van 60 naar 50 graden Celsius. UNETO-VNI roept de overheid op zorgvuldig onderzoek te doen naar de volksgezondheidseffecten voordat zij hierover een definitief besluit neemt.
Bacterievorming
Volgens UNETO-VNI biedt het plan van de overheid om de minimumtemperatuur voor warm tapwater in appartementencomplexen en gebouwen te verlagen onvoldoende waarborgen voor de volksgezondheid. De installateursvereniging wijst erop dat de overheid alleen rekening houdt met legionellapreventie, maar niet met de groei van andere bacteriën. Die kunnen echter ook leiden tot infecties en ziekten.
Smaak gaat achteruit
De installateursvereniging waarschuwt bovendien voor achteruitgang van de geur, kleur en smaak van het drinkwater. De overheid stelt namelijk voor om het water in collectieve leidingwaterinstallaties minder frequent te laten doorspoelen. Hierdoor blijft ‘oud’ water langer in de leidingen aanwezig.
Energiebesparing
Met de temperatuurverlaging wil de overheid het energieverbruik in woningen en gebouwen verder terugdringen, Specialist Sanitairtechniek Eric van der Blom van UNETO-VNI: ‘Wij zijn groot voorstander van elke maatregel die leidt tot verdere energiebesparing. Maar deze maatregelen mogen nooit nadelige consequenties hebben voor de volksgezondheid.’
Protocol ontwikkeld voor beoordeling fijn stof in binnenlucht
De Vereniging Leveranciers van Luchttechnische Apparaten (VLA) heeft samen met TNO een uniek meetprotocol ontwikkeld. Dit protocol geeft met behulp van optische deeltjestellers een schatting voor de jaargemiddelde fijnstofconcentratie in kantoorruimtes. Met de uitkomsten van zo’n meting is de afweging makkelijker om filters en/of luchtbehandelingsinstallaties te installeren om zo blootstelling binnen aan fijnstofdeeltjes van bijvoorbeeld dieseluitlaatgassen te reduceren.
Op basis van één week meten geeft deze methodiek een schatting voor de jaargemiddelde concentratie PM2,5 fijn stof in binnenruimtes van kantoren. Bovendien geeft het een schatting voor gebouwkenmerken, zoals luchtdichtheid en filterkwaliteit. “Met dit protocol en de hiervoor ontwikkelde data-analyse is Nederland nu een voorloper in Europa. Fijnstof is een bekende risicofactor. Blootstelling kan leiden tot een breed spectrum aan gezondheidseffecten, waaronder luchtwegklachten en hart- en vaatziekten en is in verband gebracht met vroegtijdige sterfte”, zegt ir. Piet Jacobs, onderzoeker energie, comfort & binnenmilieu bij TNO.
Voor het al langer bestaande buitenluchtprotocol worden filterwegingen gemaakt gebaseerd op zogenaamde gravimetrische meetapparatuur. Die leent zich door de afmetingen en de geluidsproductie van de apparatuur echter minder goed voor brede toepassing in het binnenmilieu. De meetapparatuur bedoeld voor fijnstofmeting in de binnenlucht is daarom dan ook aanzienlijk kleiner (formaat van een halve schoenendoos) en stiller. Dit vergroot de praktische toepasbaarheid en beperkt de overlast tot een minimum.
Jacobs: “De methodiek ontwikkeld voor dit protocol, houdt rekening met fluctuaties in de buitenluchtconcentratie. Daarmee is de uitkomst meer dan een momentopname, maar een slim onderbouwde schatting voor de jaargemiddelde concentratie fijnstof, opgesteld aan de hand van één week meten met behulp van een optische deeltjesteller. Gebouwkenmerken zoals luchtdichtheid en de kwaliteit van eventueel aanwezige luchtfilters en de interne stofproductie worden meegenomen in de schattingen. De hiervoor ontwikkelde data analyse maakt het protocol uniek.”
Aan de hand van de uitkomsten worden kantoorgebouwen geclassificeerd in zogenoemde A-, B- of C- gebouwen. Om voor een A-classificatie in aanmerking te komen, dient het geschatte jaargemiddelde PM2.5 concentratie lager te zijn dan 10 μg m-3, in aansluiting met de in de ‘WHO Air Quality Guidelines’ aanbevolen richtlijn voor jaargemiddelde buitenluchtconcentratie. Voor een C- classificatie dient de concentratie lager te zijn dan 25 μg m-3, in aansluiting met de grenswaarde voor jaargemiddelde concentratie in de buitenlucht die vanaf 2015 in Nederland van kracht is. De B classificering zit met 15 μg m-3 hier tussenin.
Michel van Veen, directeur Technolab en voorzitter van de kring binnenmilieu advies van de VLA, zegt dat dankzij dit fijnstofprotocol nu flinke stappen vooruit gezet kunnen worden. “Voorheen moest het fijnstofgehalte dat in een gebouw werd gemeten, getoetst worden aan de buitenluchtnorm. Dit terwijl er van de huidige luchtbehandelingsystemen met sterk verbeterde filtertechnieken een reductie van het fijnstofgehalte in het binnenklimaat verwacht mag worden ten opzichte van de buitenlucht. De nieuwe classificatie geeft aan de hand van reële grenswaarden een duidelijk beeld aan welk gezondheidsrisico mensen worden blootgesteld, maar laat ook zien hoe het fijnstofgehalte in het binnenklimaat is, ten opzichte van de buitenlucht. Kortom, de meetopzet geeft snel inzicht of het luchtbehandelingssysteem en de filters ook daadwerkelijk zorgen voor lagere fijnstofwaarden in het binnenklimaat.
In overleg met TNO zijn we gekomen met een praktisch en goed werkbaar meetprotocol, waarbij we na een continue meting van minimaal 1 week al een representatief beeld kunnen schetsten van het fijnstofgehalte.”
Een ander groot voordeel is volgens Van Veen dat alle bij de VLA aangesloten bedrijven op exact dezelfde manier meten en ook met exact dezelfde apparatuur werken. “Daarom is er ook de intentie om na verloop van tijd alle meetresultaten in een databank zetten, zodat er een effectieve kennisoverdracht kan zijn en specifieke patronen van bijvoorbeeld de geografische ligging van gebouwen, soort luchtbehandelingsystemen, filtertypes, standtijd van filters, enz in de praktijk in kaart gebracht kunnen worden. Op die manier krijgen we een nog realistischer beeld van en beter inzicht in het binnenklimaat (in relatie tot fijnstof) van kantoorgebouwen. Zo blijven we continu leren en werken aan verdere verbetering/verfijning van dit voor Europa bijzondere meetprotocol.”
Van Veen besluit met de opmerking dat de VLA binnen afzienbare tijd ook het fijnstofprotocol wil gebruiken om schoolgebouwen te classificeren. “Daar is op het gebied van het verwijderen van fijnstof uit het binnenmilieu een wereld te winnen, zo leert een eerste inventarisatie.”
Voor meer informatie: www.fme.nl