- mei 14, 2021
- 133 views
Technische Unie zet in op circulariteit
De Nederlandse economie moet in 2050 volledig circulair zijn. Nu is veertig procent van het afval in Nederland afkomstig uit de bouwsector. Inzamelen en recyclen moet daarom het nieuwe normaal worden. Bij Technische Unie (TU) wordt de circulaire economie steeds zichtbaarder. De groothandel in technische installatiematerialen zet in op duurzaamheid en won er in 2019 al een prijs voor: de Recycle Power Award. Hoe pakt TU deze circulariteitsuitdaging aan?
Een paar jaar geleden besloot TU om haar duurzaamheidsactiviteiten naar een hoger niveau te tillen, vertelt Ariane van Dijk, manager Sustainable Business & Innovation bij TU: “Dat mondde uit in een MVO-programma, waarin circulariteit een centraal en concreet onderdeel is. Circulariteit speelt een ontzettend belangrijke rol in onze keten – we krijgen er van klanten steeds meer vragen over. De afvalstroom moet veel kleiner worden door grondstoffen te hergebruiken. We willen heel dicht op deze transitie zitten. Want het is letterlijk de economie die gaat veranderen, en dus ook onze business.”
Verspilling in de keten
“We doen dit voor de business, maar het gaat ook om de intrinsieke waarde van TU en van Sonepar, onze groep”, zegt Remco Tolsma, Vice president Marketing & E-Business bij TU. “We zijn een familiebedrijf en een van de eigenschappen daarvan is om heel ver vooruit te kijken – want ook de volgende generaties moeten in business blijven. En dat lukt niet als we doorgaan zoals we het nu doen. We hebben dus een heel duidelijke drive om de business én de markt te helpen.
In onze keten is ongelofelijk veel verspilling. Op een bouwplaats liggen vele containers vol met verpakkingsafval en niet gebruikte producten. Circulariteitsdenken begint met minder producten bestellen. Als verkopende partij wil je natuurlijk zoveel mogelijk producten verkopen, maar voor een betere wereld moeten we die stroom verminderen. Intussen worden we in veel productsegmenten steeds vaker geconfronteerd met een grondstoffentekort. Er ontstaat schaarste aan bepaalde elementen en dat betekent dat je producten ook beperkter de markt in kunt brengen.”
Pilots en products-as-a-service
Van Dijk: “Vanuit ons MVO-programma proberen we in de transitie naar duurzaam ondernemen explicieter te zijn in wat circulariteit en energietransitie voor ons betekenen. We doen pilots, dus testen in kleine stapjes, en parallel daaraan praten we veel met onze klanten, leveranciers en GS1.”
TU richt haar aandacht daarbij op vier punten, vervolgt Van Dijk: “Het eerste is retourlogistiek. Daarbij speelt traceerbaarheid een grote rol. Het tweede punt is de data die beschikbaar moet zijn, om te weten welke materialen het bevat en hoe het is te demonteren. Die data wil je goed aan het product koppelen, onder andere voor de retourlogistiek. Daarnaast letten we erg op de recyclebaarheid van producten en verpakkingen.
En we kijken natuurlijk naar de financiële verdienmodellen, want die kunnen ook veranderen door de circulaire economie. Dat kan bijvoorbeeld met een product-as-a-service-model, dus door meer producten te leasen of verhuren. We zien nu de trend dat je niet meer onderdelen van een installatie verkoopt, maar de hele installatie. Daarmee voorkom je veel afval en uitzoekwerk op de bouwplaats. Aan het eind van zijn levensduur gaat de installatie integraal retour en wordt deze vervolgens gerecycled. Zo ontstaan er ook nieuwe samenwerkingsvormen.”
Communicatie in de keten
Het terugdringen van de afvalstroom en het hergebruiken van gebruiksproducten zijn twee heel verschillende gebieden met vele mogelijke oplossingen. Van Dijk: “Een deel daarvan speelt in de keten, een deel kunnen we als bedrijf beïnvloeden. Eén daarvan is hoe wij onze spullen afleveren bij onze klant.” Hoe gaan we om met het materiaal dat wij daarvoor gebruiken? Dan heb je het over pallets en kratten, maar ook folies en straps. Dat heeft deels te maken met de afspraken die je met klanten en leveranciers maakt, en deels met wat je zelf inkoopt.”
Als voorbeeld geeft Van Dijk hun eigen gereedschapslijn, Tradeforce, die ze in China laten produceren: ”Die producten ontvingen we eerst in verpakkingen met veel plastic, dus hebben we gevraagd of we het duurzamer verpakt konden ontvangen en nu heeft het een kleine kartonnen verpakking. Het is dus ook maar hoe je het inkoopt en communiceert. Uiteindelijk valt of staat een draaiende circulaire economie met inzichtelijkheid en dus met het goed gedigitaliseerd krijgen van de juiste informatie.”
Unieke identificatie
Het draait om data: door transparant te zijn met informatie creëer je de mogelijkheid om een circulaire keten te kunnen realiseren. TU wil daarom op basis van de data die zij verzamelt haar klanten adviseren, zegt Tolsma, die namens TU ook lid is van het GS1 bestuur. “Wat er in het product zit moet je digitaal beschikbaar hebben, zoals in materiaalpaspoorten. Met GS1 Digital Link kun je met de barcode in een gestandaardiseerde link productdata digitaal beschikbaar maken in de keten.
Wat er in het product zit moet je digitaal beschikbaar hebben. Wanneer je circulaire producten gaat verkopen, krijg je in een homogene productenreeks te maken met afwijkende producten. Bijvoorbeeld: alle wastafels met dezelfde artikelcode en serienummer zijn exact gelijk aan elkaar. Maar we halen wastafels nu ook terug, laten ze refurbishen en nemen ze weer op voorraad. Dan is elke wastafel weer uniek. De ene is in een betere conditie dan de andere en dat bereken je door in de prijs. Maar al die eigenschappen moet je wel registreren, dus moet ieder product een eigen, identificatienummer krijgen. Daar ligt de sterke rol van GS1, om de markt te faciliteren in het gebruik van de juiste standaarden, die producten identificeren en traceerbaar maakt.”
- mei 12, 2021
- 145 views
Regelgeving legionellapreventie in leidingwater op de schop?
Sinds het Legionelladrama in Bovenkarspel (1999) en de kort daarna in werking getreden regelgeving voor Legionellapreventie in leidingwater is in Nederland, maar ook wereldwijd, veel onderzoek gedaan. Er is nu veel meer kennis over de omstandigheden waaronder Legionella groeit of niet groeit, welke legionellasoorten gevaarlijk zijn voor de mens en hoe Legionella het beste bestreden en voorkómen kan worden. Het huidige Legionellapreventie beleid is gebaseerd op wetenschappelijke aannames uit het begin van deze eeuw. Sindsdien is het wetenschappelijk onderzoek doorgegaan en wijkt het legionellabeleid – op onderdelen – af van de wetenschappelijke inzichten. Gaat de regelgeving voor legionellapreventie in leidingwater nu op de schop?
Op het TVVL Nationaal Congres Sanitaire Technieken 2021 vertelt Paul van der Wielen (microbioloog bij KWR) over de huidige wetenschappelijke kennis ten aanzien van Legionella in leidingwatersystemen. Dan zal blijken in hoeverre de huidige Regeling legionellapreventie in Nederland nog in lijn is met de huidige wetenschappelijke kennis. Het laat zich niet moeilijk raden dat dit niet zo is, want het huidige wetgevend kader borduurt nog altijd voort op inzichten uit 2000. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft daarom laten onderzoeken welke voorschriften in de wetgeving ten aanzien van Legionella in leidingwater op basis van de huidige wetenschappelijke inzichten zouden moeten worden aangepast, en op welke wijze. De onderwerpen die genoemd worden hebben onder meer betrekking op het thermisch beheer, het effect van spoelen, invloed van materiaalgebruik, legionellasoorten, de 1-liter regel en de risicokwalificatie tabel. Wanneer het merendeel van de adviezen uit het onderzoek wordt overgenomen zal dat een grote impact hebben op de praktijk van legionellapreventie. Dat de regelbaarheid en beheersbaarheid van de warmtapwatertemperatuur in met name collectieve warmtapwaterinstallaties met circulatie erg lastig is wordt in de praktijk nog altijd te vaak ervaren. Michiel van Bruggen vertelt op het congres vanuit zijn expertise over het dynamische gedrag van warmtapwatercirculatiesystemen.
Pseudomonas aeruginosa
Naast ziekteverwekkende legionellasoorten zijn in het Nederlandse drinkwater ook andere ziekteverwekkende micro-organismen aangetroffen, zoals Pseudomonas aeruginosa, die zich in het drinkwatersysteem vermeerderen en waar geen regelgeving in drinkwater voor geldt. De ziekte veroorzaakt door deze andere ziekteverwekkers zijn niet meldingsplichtig, maar schattingen laten zien dat het aantal ziektegevallen waarschijnlijk hoger zijn dan het aantal ziektegevallen veroorzaakt door ziekteverwekkende Legionella non-pneumophila-soorten. Onderzoek heeft laten zien dat beheersmaatregelen die voor Legionella gelden, niet allemaal werken tegen Pseudomonas aeruginosa. Dit micro-organisme is in staat zich te vermeerderen in drinkwaterbiofilms met een temperatuur beneden de 20°C. De Duitse microbioloog Peter Arens verzorgt op het congres een presentatie over oorzaken en sanering van een ziekenhuis met Pseudomonas aeruginosa in het drinkwater. Stefan van ‘t Hof van het Rijksvastgoedbedrijf bespreekt op het congres andere aspecten op het gebied van Waterveiligheid in gebouwen en de wet- en regelgeving die daarop van toepassing is.
Keukenafvalvermalers in hoogbouw
Julian Muñoz Sierra (KWR) presenteert samen met Mirjam Blokker (KWR) het TKI onderzoeksproject naar keukenafvalvermalers in hoogbouw. Specifiek is gekeken naar de technische haalbaarheid van het aansluiten van een keukenafvalvermaler op de gebouwriolering en naar de duurzaamheid (LCA) van keukenafval via riolering ten opzichte van keukenafval via het restafval. De resultaten van het zogenoemde OSKAR-project (Organisch keukenafval via het riool) worden gepresenteerd, met een nadruk op de tests die in een laboratoriumopstelling van de gebouwriolering zijn gedaan.
Dagvoorzitter van het TVVL Nationaal Congres Sanitaire Technieken is Mirjam Blokker, voorzitter van de TVVL Expertgroep Sanitaire Technieken. Voor verdere informatie over het online congres op 7 juni zie: www.tvvl.nl (bijeenkomsten, Landelijk)
[pt_view id="4eac35ftjc"]
- mei 11, 2021
- 129 views
Risico’s voor bodem en grondwater bij aanleg van gesloten bodemenergiesystemen
Boorbedrijven houden bij de aanleg van bodemenergiesystemen onvoldoende rekening met de eisen die daaraan worden gesteld, waardoor er risico’s ontstaan voor het milieu. Dat staat in de signaalrapportage ‘Risico’s bij de aanleg van gesloten bodemenergiesystemen’ van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De rapportage is door staatssecretaris Stientje van Veldhoven (IenW) aan de Tweede Kamer aangeboden.
Nederland wil huishoudens in de toekomst zoveel mogelijk van het gas af hebben. Bodemenergie speelt een belangrijke rol in de verduurzaming van de energievoorziening. Bij deze vorm van het opwekken van energie wordt warmte en koude aan de bodem onttrokken. Daarvoor worden diepe gaten (honderden meters diep) in de bodem geboord.
Fouten
Bodem, grondwater en de strategische drinkwatervoorraden raken verontreinigd als niet de juiste technieken en middelen worden gebruikt. Bedrijven die de systemen aanleggen, houden niet altijd rekening met het risico op vervuiling van bodem en grondwaterlagen bij het doorboren ervan. Bij het afvullen en opnieuw afdichten van boorgaten worden fouten gemaakt en milieuschadelijke stoffen gebruikt. En op verontreinigde locaties wordt onvoldoende rekening gehouden met de onderliggende schone en diepere bodemlagen. Dat blijkt uit een speciaal toezichtsproject van de ILT waarbij in de periode van 2016 tot en met 2020 extra aandacht is gegeven aan de aanleg van gesloten bodemenergiesystemen.
Zorgelijk
Programmamanager bodem, Quirine Diesbergen van de ILT: “Het is niet de eerste keer dat we hier op problemen stuiten. We hebben daarom extra toezicht gedaan en onze bevindingen zijn zorgelijk. Bodemenergie is een belangrijk onderdeel in de energietransitie, maar als de aanleg ervan milieurisico’s met zich meebrengt, dan is dat een slechte zaak. Voor een bodemenergiesysteem moet een boorgat tot wel honderden meters diep worden gemaakt. De sector moet hier echt mee aan de slag; ze moeten zorgvuldiger werken. En om daar beter toezicht op te houden, moet het voor iedereen duidelijker worden waar allemaal geboord wordt en hoe dat gebeurt. Omgevingsdiensten en gemeenten moeten prioriteit geven aan het toezicht en bedrijven wijzen op de gevaren. Wij kunnen helpen het toezicht beter te organiseren. Dat doet de ILT door opgedane kennis en ervaring te delen.”
Risico’s
In het Besluit bodemkwaliteit staat dat er geen extra risico’s mogen ontstaan voor de bodem en het grondwater bij de aanleg van bodemenergiesystemen. De ILT ziet echter dat bedrijven zich hierbij niet aan de regels houden om de bodem te beschermen. Door de boorbedrijven wordt onvoldoende gekeken welke grondlagen worden aangeboord. Ook het afdichten van deze lagen gebeurt niet op de juiste manier; bodemlagen moeten beter worden beschermd tijdens werkzaamheden. In diepere bodemlagen is namelijk schoon grondwater aanwezig dat kan worden gebruikt als drinkwater. Schoon grondwater is van belang voor de kwaliteit van ons drinkwater. De ILT ziet dat bedrijven hier onvoldoende rekening mee houden; ze moeten zorgvuldiger omgaan met de bodem.
Toezicht
Het toezicht op de aanleg van bodemenergiesystemen is primair een taak van de gemeenten. De meeste gemeenten hebben deze taak overgedragen aan omgevingsdiensten. Er zijn echter ook gemeenten die de taak zelf uitvoeren. Bedrijven die bodemenergiesystemen aanleggen, moeten dit voorafgaand aan de aanleg melden bij de gemeente. Daarnaast houdt de ILT ook zelf toezicht op basis van meldingen van overtredingen door omgevingsdiensten en gemeenten aan de ILT. De ILT ziet dat het toezicht vanuit betrokken toezichthouders (gemeenten en omgevingsdiensten) verbeterd kan worden. Zij hebben niet altijd zicht op boorlocaties en de daarbij behorende werkzaamheden. Ook verschilt de intensiteit van het toezicht en de kennis en ervaring van toezichthouders bij bodemenergiesystemen per regio.
Aanbevelingen
De ILT pleit ervoor dat bedrijven de juiste werkwijzen hanteren. En voor versterking en intensivering van het toezicht bij de aanleg van bodemenergiesystemen. Boorbedrijven moeten worden verplicht om de locatie en tijd van uitvoering van de boring voor alle toezichthouders (zowel privaat als publiek) inzichtelijk te maken. Hierdoor kan efficiënt toezicht worden gehouden en kunnen de bedrijven die willens en wetens de regels overtreden, beter worden aangepakt. De ILT gaat omgevingsdiensten en gemeenten helpen met kennisoverdracht om het toezicht te verbeteren. Ook blijft de inspectie zelf de aanleg van bodemenergiesystemen steekproefsgewijs in de gaten houden, voornamelijk op basis van meldingen van gemeenten en omgevingsdiensten.
[pt_view id="af6b7a094g"]
- mei 10, 2021
- 157 views
Acquisitie van Fries installatiebedrijf is grootste overname ooit van Unica
Technisch dienstverlener Unica heeft een overeenkomst getekend voor de acquisitie van de Friese Pranger-Rosier Groep. Dit is het grootste zelfstandige installatiebedrijf van Noord-Nederland met een omzet van circa €55 miljoen en 250 medewerkers. Pranger-Rosier is sinds 1967 actief en sindsdien uitgegroeid tot een allround installatiebedrijf met vestigingen in Dokkum, Leeuwarden en Sneek. De voorgenomen acquisitie van Pranger-Rosier is de grootste overname in de geschiedenis van Unica, dat met een gerealiseerde omzet van €539 miljoen in 2020 en circa 3.000 werknemers een van de grootste technisch dienstverleners van ons land is.
Met deze overname wil Unica zijn regionale positie in Noord-Nederland versterken, waar het met de vestigingen in Groningen en Emmen ook zelf al actief is. Dankzij de overname krijgt Unica toegang tot een nieuwe klantgroep in Friesland en andere delen van Noord-Nederland en bouwt Unica daar zijn activiteiten uit, met name op het gebied van technisch beheer en onderhoud. Pranger-Rosier wordt na de overname met zijn drie vestigingen opgenomen in het vestigingennetwerk van Unica Building Services, dat daarmee de landelijke dekking uitbreidt naar 17 locaties. De overname wordt definitief nadat de Autoriteit Consument & Markt (ACM) zijn goedkeuring heeft verleend.
Gewenste versterking in Noord-Nederland
John Quist, CEO van Unica: “Pranger-Rosier past qua dienstverlening en cultuur perfect bij Unica en geeft ons de gewenste versterking in Noord-Nederland. De samenvoeging kan beide bedrijven vele voordelen bieden. De acquisitie van Synto in Zeeland in 2019 was een vergelijkbare overname die gericht was op verdere regionale uitbreiding van onze dienstverlening. Regionale verankering blijft onderdeel van de acquisitiestrategie, in combinatie met versterking van onze gespecialiseerde bedrijvenclusters.”
Versnelling van groei onder eigen naam
De directie van Pranger-Rosier ziet op haar beurt de aansluiting bij Unica als een belangrijke stap om de groei te versnellen en het aantal specialismen uit te breiden. Het bestaande directieteam blijft verbonden aan het bedrijf. Pranger-Rosier heeft een sterke regionale naamsbekendheid en reputatie en blijft om de herkenbaarheid in de markt te behouden onder eigen naam opereren vanuit de bestaande vestigingen in Dokkum, Leeuwarden en Sneek.
“Als gevolg van de overname kunnen wij onze klanten een breder dienstenpakket aanbieden”, zegt Marc Mulder, algemeen directeur van Pranger-Rosier. “We nemen afscheid van de families Pranger en Rosier, maar worden onderdeel van een bedrijf met een vergelijkbaar familie-DNA. Wij zien ook veel voordelen in het decentrale bedrijfsmodel van Unica dat zijn bedrijven veel autonomie en ondernemingszin geeft. We zien er naar uit om onze dienstverlening als onderdeel van Unica verder uit te breiden in het Noorden van Nederland.”
Autonome groei en acquisities
Unica realiseert zijn groeistrategie enerzijds middels autonome groei, door vanuit de bestaande bedrijven nieuwe klantsegmenten aan te boren. Daarnaast versterkt Unica zijn organisatie met regionale of gespecialiseerde acquisities. Gerichte overnames zijn voor elk cluster onderdeel van de groeistrategie. Unica verwacht de komende jaren elk jaar meerdere overnames te kunnen doen. Voor dit jaar verwacht Unica een omzet te realiseren van minimaal €600 miljoen en een verdere groei van het rendement.
[pt_view id="443aba8ibq"]
- mei 7, 2021
- 132 views
Installateur laat zich online trainen maar wil toch liever fysiek contact
De wereldwijde pandemie heeft veel invloed op ons dagelijks leven, maar ook specifiek op de bouw- en installatiemarkt. Naast de voor de hand liggende effecten (ketentekort, online bestelgedrag en veranderingen in oriëntatiegedrag) zijn er gevolgen voor de opleidingsbehoeften van installateurs; in het bijzonder de manier waarop training wordt geconsumeerd.
USP Marketing Consultancy onderzocht deze verandering en publiceerde dit beeld in haar nieuwe kwartaalrapport: de ‘European Mechanical Installation Monitor’. Een van de uitkomsten is het feit dat de overgrote meerderheid van de Europese installateurs meer online trainingen heeft gevolgd. Dit komt zowel door de noodzaak als de toegenomen beschikbaarheid van online trainingen. In Duitsland volgden zelfs 9 van de 10 installateurs meer online trainingen dan voor de coronacrisis. En 60% verwacht in de toekomst nog meer online trainingen te volgen.
Maar er is ook een tegenbeweging, aangezien de overgrote meerderheid van de installateurs nog steeds de voorkeur geeft aan persoonlijke training. In Duitsland geeft slechts 10% van de installateurs de voorkeur aan online training boven face-to-face training, in de andere landen is dit zelfs nog lager. Het is duidelijk een verlangen naar fysiek contact en face-to-face training, concluderen de onderzoekers, ook al is de deelname aan online trainingen ongekend hoog.
[pt_view id="62d430fsv4"]
- mei 6, 2021
- 143 views
Ontwerpen en realiseren van legionellaveilige gebouwen
ISSO heeft nieuwe kennis toegevoegd aan de productenreeks Legionellapreventie. Het gaat om de CUR-aanbeveling 120 ‘Legionellaveilige gebouwen: Bouwkundig ontwerp en realisatie’ (2017), die is omgedoopt naar ISSO-publicatie 116 ‘Legionellaveilige gebouwen: Bouwkundig ontwerp en realisatie’. De publicatie is specifiek ontwikkeld voor ontwerpers, bouwkundigen en bouwers. Eind 2017 heeft ISSO de kennis overgenomen van SBRCURnet voor het vakgebied Bouw in handen, voor beheer en verdere ontwikkeling. Onderdeel daarvan was de CUR-aanbeveling 120.
In maart 2021 heeft Toshihiro Takada, kennisontwikkelaar Sanitaire techniek bij ISSO, de kennis geactualiseerd. Op deze kleine actualisatie na bleef de publicatie ongewijzigd. De ISSO-publicatie is volledig afgestemd op ISSO-Publicatie 30 ‘Leidingwaterinstallaties in woningen’, de ISSO Checklist ‘hotspots’ in waterleidingen en NEN 1006 Algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties.
Aansluiting met de bouw
“ISSO gaf al een uitgebreide reeks aan legionella-kennisproducten uit, maar met ISSO-publicatie 116 als nieuwste onderdeel van het legionellaportfolio hebben we nu ook aansluiting naar de bouwkundige kant”, vertelt Ingrid van Toorn, portfoliomanager bij ISSO. “Deze kennis is in 2017 als CUR-aanbeveling echt ontwikkeld voor architecten, bouwers en bouwkundig adviseurs. Het helpt hen de bouwkundige randvoorwaarden in een gebouw zo te maken, dat de installateur hierin een legionellaveilige waterinstallatie kan installeren. We hopen dat CUR-aanbeveling 120 als ISSO-publicatie ook zijn weg zal vinden in de bouwsector.”
Ontwerpuitgangspunten
In de praktijk blijkt nog te vaak dat in het bouwkundig ontwerp onvoldoende is nagedacht over de benodigde randvoorwaarden voor legionellaveilige leidingwaterinstallaties. ISSO-publicatie 116 sluit aan op de gangbare ontwerpmethodiek voor gebouwen. Voor het ruimtelijk ontwerp geeft de publicatie aan welke ontwerpuitgangspunten vastgelegd moeten worden. Middels checklists voor het technisch ontwerp, het geschreven bestek en voor het bouwkundig tekenwerk, beschrijft de publicatie de essentiële, duidelijk vast te leggen punten die nodig zijn voor een legionellaveilige leidingwaterinstallatie. De kennis is gericht op woningbouw, maar ook goed toepasbaar op het ontwerp voor veel voorkomende utiliteitsgebouwen, zoals kantoor-, logies-, en bijeenkomstgebouwen.
[pt_view id="ec3382c56f"]
- mei 6, 2021
- 128 views
Door corona getroffen werknemers hebben weinig interesse in omscholing naar techniek
Een vijfde van de Nederlanders heeft serieuze interesse in technische omscholing. Mannen (29%) overwegen omscholing naar de techniek vaker dan vrouwen (11%), zo blijkt uit onderzoek door TechniekOpleiding.nl onder ruim 1.500 werkende Nederlanders. Het animo in verschillende sectoren die bovengemiddeld onder druk staan door de coronacrisis is opvallend genoeg laag. Van de Nederlanders die actief zijn in de sector toerisme & luchtvaart zegt slechts 17 procent omscholing naar de techniek serieus te overwegen. Ook in de horeca en de cultuur-, sport- en recreatiesector is er weinig interesse in omscholing naar een technisch beroep (respectievelijk 21% en 3%).
Mensen werkzaam in sectoren die minder hard geraakt zijn door de coronacrisis lijken wel bovengemiddeld geïnteresseerd in omscholing naar de techniek. Van de mensen werkzaam in de financiële dienstverlening, landbouw, bos en visserij, telecommunicatie en industrie- en nutsbedrijven overweegt 30 tot 33 procent serieus om zich om te scholen naar de techniek.
Omscholing: waar te beginnen?
Het zijn met name praktische drempels die Nederlanders lijken te weerhouden van een omscholing naar de techniek. Zo weet vier op de tien (39%) niet waar ze zouden moeten beginnen bij een omscholing en zegt de helft (49%) niet te weten waar ze terecht kunnen voor een omscholingssubsidie. Een kwart (26%) denkt dat omscholen te lang duurt.
Gebrek aan nieuwe aanwas
John Huizing, directeur bij TechniekOpleiding.nl: “Een van de problemen van het personeelstekort binnen de techniek is het gebrek aan nieuwe aanwas. Uit dit onderzoek blijkt dat er praktische drempels zijn voor veel Nederlanders om omscholing naar de techniek te overwegen. Het is daarom zaak deze drempels te verlagen. Met TechniekOpleiding.nl voorzien we mensen met interesse voor technische omscholing van belangrijke informatie én inspiratie. We geven mensen met allerlei beroepsachtergronden gericht advies over hun loopbaanperspectief en subsidiemogelijkheden hiervoor. Vaak blijkt dat je veel sneller aan de slag kan in een aantrekkelijke technische functie dan je zou verwachten.”
[pt_view id="7a360d3uls"]
- mei 5, 2021
- 138 views
Directeur Techniek Nederland treedt toe tot Raad van Advies NEN
Erik van Engelen, algemeen directeur van Techniek Nederland, neemt zitting in de Raad van Advies van het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN). Van Engelen hierover: “Installateurs en technisch dienstverleners kunnen hun werk alleen doen met heldere en actuele normen. Voor onze leden is de NEN dus van groot belang. Ik kijk ernaar uit om te gaan bijdragen aan de strategische keuzes van het instituut.”
Volgens Van Engelen is normalisatie belangrijker dan ooit. “De technische ontwikkelingen gaan razendsnel. Dat geldt voor de energietransitie, maar ook voor digitalisering en innovaties in de zorg. Om dat allemaal in goede banen te leiden hebben we praktische en hanteerbare normen nodig.”
[pt_view id="347b5f770t"]
- mei 5, 2021
- 141 views
Robuuste maatregelen cruciaal om klimaatdoelen te halen
Maar liefst 88 procent van de ondernemers in de energietransitie vindt dat het nieuwe kabinet stevig aanvullend beleid moet ontwikkelen om de klimaatdoelen in 2030 te kunnen halen. Duidelijkheid op de lange termijn wordt door veel bedrijven genoemd als voorwaarde om te kunnen investeren en groeien. Zo toont bijna de helft zich voorstander van een verhoging van de SDE++-subsidie en uitbreiding van subsidies voor de verduurzaming van woningen. Dat constateren de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie (NVDE) en ABN AMRO in een inventarisatie naar de uitkomsten van de kabinetsformatie die bedrijven noodzakelijk vinden om de energietransitie mogelijk te maken.
De NVDE inventariseerde onder haar bedrijven en coöperaties in de duurzame energie- en mobiliteitssector hoe zij denken over de kabinetsformatie en voortgang van de energietransitie. Zij verrichtte het onderzoek tussen 28 maart en 6 april en ABN AMRO leverde een bijdrage aan de analyse van de resultaten. Uit het onderzoek blijkt dat in de sector sprake is van een groeiende onrust over de kabinetsformatie. Zo denken zes op de tien bedrijven dat beleids- en investeringsplannen - en hiermee de voortgang van de energietransitie - in het gedrang komen als er vóór de zomer geen nieuw kabinet is. Zo moet het nieuwe kabinet nog in 2021 belangrijke beslissingen nemen om de klimaatdoelen in 2030 te kunnen halen en is het door de trage kabinetsformatie de vraag of deze besluiten op tijd genomen worden.
Onduidelijkheid staat investeringen in energietransitie in de weg
Behalve snelheid zijn ook robuuste maatregelen cruciaal. Extra maatregelen zijn nodig om het doel van het kabinet-Rutte - een CO2-reductie van 49 procent - te realiseren, rekende het Planbureau voor de Leefomgeving in oktober 2020 voor in haar Klimaat- en Energieverkenning. Duidelijkheid op de lange termijn is voor veel bedrijven noodzakelijk om te kunnen investeren en groeien. Zo maken veel bedrijven zich zorgen over het voortbestaan van de subsidie Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++-subsidie). Ook netcongestie is een heikel issue en daarnaast beschouwt ruim de helft trage vergunningprocedures als een belangrijk knelpunt. Dat geldt óók voor het gebrek aan gekwalificeerd personeel. Een kwart van de bedrijven geeft aan dat er een groot tekort is aan mensen om het werk te kunnen uitvoeren.
Klimaatakkoord 2.0
Ruim twee derde van de bedrijven stelt dat het behalen van de Europese klimaatdoelen alleen mogelijk is als een ‘Klimaatakkoord 2.0’ wordt gesloten. “De bereidheid van de duurzame energiesector om met de overheid mee te denken en stappen te zetten om de klimaatdoelen te halen, is groot. Of er inderdaad een Klimaatakkoord 2.0 met input vanuit het bedrijfsleven komt, valt nog te bezien. Duidelijk is wél dat de duurzame energiesector in de startblokken staat om praktijkkennis in te brengen in het beleidsproces dat moet leiden tot verdergaande CO2-reducties”, benadrukt Olof van der Gaag, directeur van de NVDE. “Betrokkenheid van bedrijven die de uitvoering voor hun rekening nemen, kan een cruciale bijdrage leveren aan het realiseren van de klimaatambities van het nieuwe kabinet én biedt daarnaast een grotere kans op een stabiel en breed gedragen klimaatbeleid.”
Eén breed regeerakkoord is geen noodzaak
“Het Energieakkoord uit 2013 en het Klimaatakkoord uit 2019 gaven weliswaar richting aan het Nederlandse klimaatbeleid, maar zijn in zekere zin slechts een startpunt. Zo moeten alle plannen worden omgezet in nieuwe wetten en regels en kan pas in de uitvoering een emissiereductie worden bereikt”, zegt Arnold Mulder, Sector Banker Energie van ABN AMRO. “Om dit te bereiken, is het vormen van één breed regeerakkoord geen noodzaak. Het nieuwe kabinet kan er óók voor kiezen te komen tot tien of meer deelakkoorden op cruciale dossiers of mogelijk tot bedrijfsspecifieke akkoorden, zoals in de industrie. De energietransitie is een complexe puzzel die niemand alleen kan oplossen. Praten met de sector is cruciaal en uit ons onderzoek blijkt dat de sector voor duurzame energie bereid is dit gesprek aan te gaan.“
[pt_view id="45014d45pc"]
- mei 4, 2021
- 139 views
Warmteterugwinning in badkamer in gestapelde bouw
Warmteterugwinning (wtw) in de badkamer bestaat al geruime tijd. In de gestapelde bouw is het realiseren van deze energiebesparende maatregel een stuk lastiger. Daarom innoveerde Hamwells deze wtw-techniek en lanceerde een generatie actieve douchewater-wtw-systemen die zich juist op dat segment richt. De systemen passen in enkellaagse woningen en appartementen. Metingen laten zien dat deze wtw-systemen tot 73% van de energie uit het afvalwater van de douche te halen.
Het systeem bestaat uit de bekende douchepijp-wtw met hoog rendement, in combinatie met een industriële sensor en membraanpomp. Deze pomp zorgt ervoor dat het gebruikte douchewater vanuit het douchesifon door de wtw-unit wordt gepompt. Omdat dit wtw-systeem op dezelfde verdieping als de douche wordt geïnstalleerd, is dit een geschikte oplossing voor de gestapelde en enkellaagse bouw.
Meerdere uitvoeringen
De Blue, zoals deze douchewater-wtw heet, is verkrijgbaar in meerdere uitvoeringen. De Blue-HE is de uitvoering met de langste wtw-pijpen en behaalt daarmee ook het hoogste rendement van 73%. Daarnaast bestaat het portfolio van actieve douchewater-wtw-systemen nog uit een drietal kleinere varianten waarvan de rendementen variëren van 52 tot 62,5%.
BENG-impact
Het rendement van de Blue-HE ontstaat door een dubbel uitgevoerde, koperen wtw-buis. De kleinere Blue-versies bestaan uit een enkele buis in verschillende lengtes (120, 160 en 210 cm), waardoor deze systemen prijstechnisch gunstiger zijn. Omdat al deze actieve douchewater-wtw-systemen een bij Bureau CRG geregistreerde gelijkwaardigheidsverklaring hebben, zullen zij in de BENG-berekening een impact hebben.
40% energiegebruik
Het energiegebruik in de badkamer bedraagt ongeveer 40% van het totale energieverbruik van een gemiddeld huishouden. Met moderne douchewater-wtw-systemen is dit energiegebruik te halveren. De traditionele douche-wtw’s zijn al vele jaren op de markt maar kenmerken zich door een lange douchepijp-wtw die de installateur een verdieping lager, onder de verdieping van de badkamer, moest plaatsen. Later ontstond een alternatief, de zogeheten douche-drain-wtw, waarbij het wtw-systeem in de vloer van de douche of douchebak is ingebouwd. Deze systemen hebben echter een beperkt rendement en zijn soms erg onderhoudsgevoelig.
Sensor
Met de Blue douchewater-wtw-systemen zijn de beperkingen van de eerder genoemde types niet meer van toepassing. De Blue vangt het warme water op in de afvoer. Hier zit een sensor die, zodra hij water detecteert, de pomp aanstuurt. De membraanpomp brengt het warme water naar de bovenkant van de wtw-buizen. In deze robuuste pomp blijven geen haar en zeepresten achter. Het warme afvoerwater stroomt via de speciaal ontwikkelde werveling (vortex) op de meest efficiënte wijze door de wtw-buizen, waarin de warmteoverdracht plaatsvindt. Als het koude tapwater bij de thermostatische mengkraan aankomt, is deze soms wel tot 28°C opgewarmd. Hamwells heeft de verschillende uitvoeringen van de Blue juist voor enkellaagse woningen en appartementen ontwikkeld. Het systeem is bovendien geschikt om in de prefab woningproductie en in sociale nieuwbouw toe te passen.
[pt_view id="eadebf3bhq"]









