Gemiddelde kwaliteit corporatiewoningen blijft steken op energielabel D
Gemiddelde leestijd voor dit bericht is 209 seconden
De afspraak tussen corporaties en het Rijk om in 2020 de sociale huursector gemiddeld op label B-kwaliteit te brengen, wordt bij lange na niet gehaald. Omvangrijker ingrepen en betere planning zijn nodig om de achterstand nog enigszins in te lopen. Dat concludeert Faidra Filippidou in haar promotieonderzoek. Na realisatie van twee of meer maatregelen is de energiebesparing slechts iets meer dan de helft dan verwacht. Wanneer wel veel maatregelen per woning zijn doorgevoerd blijken de besparingen nog veel geringer dan voorspeld.
“De duurzame renovatie van corporatiewoningen loopt flink achter op schema,” waarschuwt Filippidou in haar onderzoek naar de voortgang van het energierenovatieproces in de sociale huursector. Er worden te weinig woningen duurzaam gerenoveerd, per woning worden te weinig verbeteringen aangebracht en deze ingrepen resulteren in te weinig energiebesparing. Bovendien hebben corporaties onvoldoende budget. Door deze combinatie van factoren zal de afspraak die de corporaties en het Rijk onderling hebben gemaakt – gemiddeld label B-kwaliteit in 2020 voor alle corporatiewoningen samen – bij lange na niet worden gehaald. De gemiddelde kwaliteit blijft steken op label D.
Rond 2050 zullen in het kader van EU-afspraken alle woningen in Nederland zo goed als energieneutraal moeten zijn. Eind 2014 was 28% van de corporatiewoningen verbeterd naar een hogere energielabelcategorie, maar slechts 3,5% daarvan heeft een ingrijpende renovatie ondergaan. “De gevels en daken zijn niet toereikend geïsoleerd, verwarmingsinstallaties zijn nog traditionele HR-gasketels,” constateert Filippidou. “De meeste ingrepen betreffen het vervangen van de verwarmingsinstallatie in combinatie met het warmwatersysteem en het plaatsen van HR-glas. Ook blijkt dat subsidies nogal ad hoc worden benut en niet een planmatige aanpak ondersteunen waarmee daadwerkelijk label B-niveau behaald kan worden. Het doel van de sector is echter moeilijk te bereiken als deze strategie wordt voortgezet. Dat is jammer want met duurzame renovatie kan meer resultaat worden geboekt dan met de huidige nieuwbouwproductie.”
Databases als kennisbron
De focus van Filippidous onderzoek ligt op de bestaande corporatiewoningen (ruim 30% van de gehele woningvoorraad). Aan de hand van Aedes-data uit de Shaere-database en CBS-data heeft zij achterhaald hoeveel corporatiewoningen van 2010 tot en met 2014 energetisch zijn verbeterd en op welk niveau. De Shaere-database bevat onder meer fysieke kenmerken, gegevens over installaties, verwacht energieverbruik en emissies. Het CBS verzamelt verbruiksgegevens bij energiebedrijven. Aan de hand hiervan zijn de energiebesparingen berekend die met de renovaties zijn bereikt. “We hebben nu veel meer informatie dan tien jaar geleden en die moet toegankelijk worden voor de corporaties. De resultaten die te behalen zijn kunnen op basis daarvan nauwkeuriger worden voorspeld en als motivatie dienen voor duurzaam renoveren.”
Het effect van duurzame renovatie op het energieverbruik blijkt gering, vergeleken met de verwachting. Na realisatie van twee of meer maatregelen is de energiebesparing slechts iets meer dan de helft van die verwachting en wanneer wel veel maatregelen per woning zijn doorgevoerd blijken de besparingen nog veel geringer dan voorspeld. Vervanging van gecombineerde verwarmings- en warmwatersystemen leveren samen met meer isolerende beglazing de hoogste gasbesparing op. Het effect van ventilatie-ingrepen valt het moeilijkst te voorspellen. De tegenvallende resultaten worden vaak toegeschreven aan onjuist gebruik van installaties door de bewoners, maar dat is nog maar de vraag. Daarentegen is het gemiddelde werkelijke gasverbruik wel lager dan het voorspelde verbruik en zelfs lager dan het gemiddelde verbruik van de gehele woningvoorraad.
Particuliere sector moet volgen
Filippidou verwacht niet dat onder de huidige omstandigheden het tempo waarin de renovaties plaatsvinden zal toenemen. Verbeteringen zouden ten minste als pakket doorgevoerd moeten worden in plaats van als afzonderlijke maatregelen. Ook zouden duurzaamheidsmaatregelen beter geïntegreerd dienen te worden in de renovatieplanning.
De resultaten die door de corporatiesector zijn behaald, zijn niet bemoedigend voor de verduurzamingsvoortgang in de particuliere sector. Filippidous verwachting is dat de implementatie van duurzame verbeteringen nog moeilijker zal zijn voor eigenaren-bewoners en particuliere verhuurders dan voor corporaties, omdat naar verwachting de intrinsieke motivatie voor energie-investeringen en de capaciteit om die uit te voeren geringer is. Of duurzaam gerenoveerd wordt is hier sterk afhankelijk van veel uiteenlopende omstandigheden, zoals beschikbaar particulier budget, kennis en persoonlijke omstandigheden.
Filippidou adviseert om voor de koopsector een meer gecoördineerd beleid en op maat gesneden maatregelen te organiseren. Daarnaast zouden aantoonbare besparingen op energiekosten eigenaren tot acties kunnen aansporen. Hierin kunnen de actuele gegevens uit de corporatiesector mogelijk een rol krijgen.