
Afgelopen week had Karel weer zo’n klus waarbij techniek en verwachting elkaar nét niet vonden. In een net opgeleverde nieuwbouwwoning hing een gloednieuwe regendouche zó dicht tegen de muur dat hij eerder wegdook dan uitnodigde. De opstelling klopte technisch volledig, maar in de praktijk stond je met je neus tegen het tegelwerk om maar een beetje nat te worden.
Karel had het werk een week eerder zelf afgerond, met een standaard douchearm die volgens de bouwtekening precies goed zou moeten zijn. Toch viel het eindresultaat duidelijk tegen; de straal kwam simpelweg niet ver genoeg de douche in.
Onze vakman ging er maar weer op af, hoewel hij er eigenlijk geen tijd voor had. Zijn planning zat muurvast en hij had nog een offertegesprek en twee storingen op de lijst staan. Hij schoot toch maar even langs, op weg van het ene naar het andere adres. Tien minuten – meer tijd had hij er niet voor.
Karel schroefde snel de korte douchearm los, haalde uit zijn bus de langste arm die hij kon vinden; iets te grof en licht verweerd, maar bruikbaar. Hij draaide deze zonder veel poespas in het bestaande aansluitpunt. Geen waterpas, geen sierlijke bochten, geen aanpassing van de hoogte; gewoon erin draaien, vastzetten, klaar en wegwezen.
Het geheel oogde wat onhandig, alsof het nét niet bij de rest van de strakke badkamer hoorde. Maar de douchekop hing nu tenminste wél in het midden van de ruimte, en de straal viel waar die hoorde.
De klant zou deze oplossing ongetwijfeld niet kunnen waarderen, maar kon in ieder geval prima douchen. Dat Karel vanmiddag weer teruggebeld zou worden voor een nieuwe afspraak, was van latere zorg.