Koolmonoxide: Eisen aan installateurs of installaties?

Vorige week jubelde Uneto-VNI dat haar pleidooi voor een wettelijke erkenning van cv-installateurs door Minister Blok is meegenomen in zijn maatregelen om het koolmonoxidegevaar terug te dringen. Vanaf 2019 mogen alleen erkende installatiebedrijven en cv-monteurs aanleg en onderhoud van cv-installaties uitvoeren.

Dat is goed nieuws voor de installatiebranche, want dit moet het kaf van het koren gaan scheiden en de reputatie van de installatiebranche verbeteren. Maar ik vraag me af in hoeverre de gevaren van koolmonoxidevergiftiging hiermee beteugeld worden. In het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, dat ten grondslag ligt aan de maatregelen die de minister wil nemen, wordt een scala aan oorzaken genoemd.

Oorzaken
Slecht opdrachtgeverschap van de eigenaar (want onbekwaam), tijd- en prijsdruk in de markt, geen of slecht functionerende koolmonoxidemelders en geen failsafe (zichzelf uitschakelende) installaties om er maar eens een paar te noemen. Al met al concludeert de Raad dat we als Nederland in de onderste regionen verkeren van de Europese ranglijst als het om de veiligheid van onze installaties gaat. En dat vind ik zorgelijk.

Kwalijke zaak
De oplossing wordt nu gezocht bij de kwaliteit van de installateur en niet bij de kwaliteit van de installatie. Dat vind ik een kwalijke zaak. Waarom? Omdat een slecht functionerende installatie te hoge concentraties koolmonoxide kan uitstoten en een slecht functionerende installateur niet. Als een installatie straks niet door een erkende installateur wordt onderhouden valt deze per definitie niet in de controle steekproef, want controle verloopt langs de lijn van de installateur en niet langs de lijn van de installatie.

Deregulering
In de ons omringende landen is, naast erkenning van installateurs, periodiek onderhoud verplicht en wordt dit gecontroleerd door een onafhankelijke instantie. Eenzelfde systeem is in Nederland niet mogelijk, omdat de regering deregulering belangrijker vindt dan veiligheid. De overheid mag niet meer achter de voordeur van de burger komen.

 

Ultieme fout
De ultieme fout kan straks zijn dat we roepen dat alle installaties 100% in orde zijn, maar dat we daarbij een kwart van alle ketels in ons land buiten beschouwing laten, omdat deze niet door een erkend installateur worden onderhouden. Mijn conclusie is dat de erkenningsregeling goed is voor de sector en een deel van de potentiële koolmonoxidegevaren kan oplossen, maar zeker geen echte oplossing is. Dat is mijns inziens alleen een APK-systeem.

Marcel de Graaf is eigenaar van HR Premium Parts, specialist in gereviseerde cv-ketel onderdelen.

Niet gasvrij maar CO2-vrij!

Tijdens de Nationale Klimaattop (26 oktober 2016) is het verdrag ‘Aan de slag met wonen zonder aardgas’ ondertekend. Bijna 100 partijen, waaronder gemeenten, netbeheerders en ‘Stroomversnelling’, committeren zich aan ‘stoppen met gas’. De partijen claimen samen vanaf 2030 een CO2-reductie van ruim 5 megaton per jaar te realiseren, maar de onderbouwing van deze besparingsclaim blijft onduidelijk. De huidige all electric woningen besparen geen CO2 afgezien van reductie door bijvoorbeeld isolatie. Bovendien is het niet mogelijk om dit grootschalig voor zeven miljoen huishoudens in te richten, omdat het elektriciteitsnetwerk dan wordt overbelast. Het doel moet dus niet all electric of stoppen met gas zijn, maar schone energie zonder CO2-uitstoot tegen de laagste maatschappelijke kosten.

Het verdrag toont aan dat Nederland van het (fossiele) aardgas af wil en dit wordt zover versimpeld dat Nederland van gas en haar gasinfrastructuur af wil. Het elektriciteitsnetwerk biedt echter niet voldoende capaciteit voor de all electric benadering. Het netwerk dient dus verzwaard te worden met als gevolg enorme maatschappelijke kosten, die worden betaald door de burger. Daarnaast kan het elektriciteitsnetwerk niet grootschalig als buffer dienen zoals nu in de all electric benadering wordt gedaan. Er kan namelijk geen energie worden opgeslagen in het elektriciteitsnetwerk.

Gas en elektriciteit zijn complementair
Gas en elektriciteit als energiedragers hebben allebei hun sterke en zwakke punten en vullen elkaar perfect aan onder meer wat betreft opslag, distributie(verliezen), flexibiliteit en capaciteit. Beide energiedragers vullen elkaar aan en dit wordt in de toekomst alleen maar belangrijker om de CO2–doelstellingen te behalen.

De NOM-woning op all electric levert geen bijdrage aan CO2-reductie
Bij de NOM-woning (Nul-op-de-Meter woning) op all electric wordt gekeken naar de nettostand van de elektra aan het einde van het jaar. Het totaal moet aan het einde van het jaar nul zijn. Tussentijds wordt het elektriciteitsnet onterecht als buffer misbruikt. Wat er feitelijk gebeurt, is dat 20% van de opgewekte energie van de PV-panelen (zonnepanelen) naar de warmtepomp geleid en de overige 80% naar het elektriciteitsnet. De elektriciteit die vervolgens weer uit het net wordt gehaald, zorgt voor een aanzienlijke CO2-uitstoot aangezien dit hoofdzakelijk wordt geproduceerd door vervuilende kolencentrales. Een NOM-woning op all electric blijkt onderaan de streep géén CO2-uitstoot te reduceren, terwijl de naam dat wel suggereert. Bovendien moet voor de NOM-woning op all electric de elektriciteitsinfrastructuur dus verzwaard worden. Gebaseerd op deze feiten kan de NOM-woning op all electric niet de route zijn naar de doelstelling van 2050.

NOM-woning op gas behaalt wél CO2-nul
De doelstelling dient niet gasvrij maar CO2-vrij tegen de laagst maatschappelijke kosten te zijn. De doelstelling voor eind 2050 is nul CO2-uitstoot in de gebouwde omgeving. Echter, in 2050 staat 90% van de huidige woningen er nog. De vraag is dus hoe die bestaande woningen naar een uitstoot van CO2-nul gebracht kunnen worden, dus niet op jaarbasis maar continu. Er moet gekeken worden naar de energiedragers; hoe wordt de energie van de plaats van opwekken naar de afnemer gebracht en hoe wordt omgegaan met het verschil tussen vraag en aanbod? Zo is in de zomer veel duurzame energie beschikbaar, maar de vraag naar energie is juist groter in de winter.

Het opslaan van duurzame energie
Hoe kan duurzame energie voor een half jaar opgeslagen worden? Eenvoudige conclusie is dat er een transportsysteem nodig is en een vorm van opslag. Willen we een woning naar een uitstoot van nul brengen, dan is wel duidelijk dat we die woning elektrisch gezien niet op jaarbasis maar continu naar nul moeten brengen. Er is techniek nodig die naast de PV-panelen ook stroom opwekt wanneer de gebruiker dat écht nodig heeft. Dit is mogelijk met micro-wkk (een HR-ketel die stroom maakt), PV-panelen en eventueel een kleine accu voor het opvangen van pieken en dalen gedurende de dag. Met toepassing van de accu wordt de belasting van het elektriciteitsnet voor 80% teruggebracht. Geen elektriciteit uit het net betekent ook geen CO2-productie. Door de micro-wkk op groen (bio) of schoon gas (zon, wind) te stoken wordt ook hier uitstoot vermeden. Het gas wordt dus kunstmatig uit zon, wind en biomassa gemaakt en is feitelijk een vorm van opgeslagen duurzame energie. Zo ontstaat een concept dat daadwerkelijk de volledige CO2-uitstoot kan voorkomen.

Deze techniek wordt inmiddels al getest. Bij deze veldtest wordt een installatie bestaande uit een micro-wkk gecombineerd met PV-panelen en een kleine accu. Wanneer een woning continu op nul elektriciteit gezet kan worden, vraagt dit geen extra capaciteit van het elektriciteitsnet. Sterker nog, er wordt capaciteit vrijgemaakt, welke gebruikt kan worden om bijvoorbeeld elektrisch vervoer verder te introduceren.

Effect op de infrastructuur
Het bestaande gasnet heeft voldoende capaciteit om de pieken en dalen in het elektriciteitsnet op te vangen. De hoge kosten die burgers moeten gaan betalen voor de netverzwaring worden hiermee vermeden. Voorwaarde is wel dat schone bronnen (biogas, wind, zon) voor de productie van schoon (niet fossiel) gas worden gebruikt. Op deze manier blijft de huidige gasinfrastructuur, die reeds betaald is, financieel renderen en is er geen verzwaring van de elektriciteitsinfrastructuur nodig. Zo wordt maximale CO2-reductie bereikt tegen de laagste maatschappelijke kosten.

Conclusie
Wanneer duurzaam gas en duurzame elektriciteit elkaar een hand geven gaat de CO2-uitstoot naar 0, zijn de huidige netwerken zwaar genoeg en kan de stap naar elektrisch vervoer gemaakt worden. Kortom, maximale CO2-reductie tegen de laagste mogelijke kosten.

Deze column in een visie van Remeha, meer over het standpunt van Remeha valt te lezen in het artikel in de IZ van oktober. Hier te lezen

[related_post themes=”text”]

 

Flexibele installateurs noodzakelijk voor groei

Installateurs hebben continu te maken met tal van uitdagingen en veranderingen. Installaties worden steeds complexer en nieuwe technieken, methoden en materialen ontwikkelen zich razendsnel. Tegelijkertijd vraagt de klant steeds meer om een totaaldienstverlener, één aanspreekpunt voor advies en iemand die de regie volledig overneemt. Ook verlangt de klant een ander afrekenmodel, waarin hij niet langer betaalt voor een enkele installatie. Hij koopt bijvoorbeeld geen airco, maar neemt een serviceabonnement bij de installateur voor de realisatie van een gunstig binnenklimaat. Deze veranderingen maken het noodzakelijk voor installateurs om flexibel om te gaan met hun dienstverlening.

Helaas werken veel installateurs met software die juist tegenwerkt in het realiseren van flexibiliteit. Voor ieder proces in het bedrijf wordt een losse IT-oplossing gebruikt, eilandautomatisering wordt dat genoemd. Dit zorgt voor traagheid en maakt dat het ontbreekt aan goed overzicht en inzicht. In een markt waarin marges onder druk staan en de eisen van de klant in hoog tempo veranderen, is flexibiliteit cruciaal. Darwin leerde het ons al: het is niet de sterkste of de intelligentste die overleeft, het is degene die zich het beste kan aanpassen.

Centraliseren
Wil de installateur overleven, dan zal hij klaar moeten zijn voor verdere ontwikkelingen en veranderingen. Door informatie rondom projecten, partners, voorraden, contracten en klanten te centraliseren, krijgt de installateur het inzicht en overzicht dat hij nodig heeft om sneller te kunnen schakelen met ketenpartners, klanten en leveranciers.

Met behulp van een goede inrichting van IT kan de installateur zijn bedrijfsprocessen digitaal centraliseren. Hierbij richt een ERP-systeem zich op de transactionele bedrijfsprocessen (zoals inkoop en planning) en een CRM-systeem op de relationele processen (zoals verkoop en het contact met klanten). Door dit op de juiste manier in te richten, kunnen installateurs op in ieder geval zes gebieden zichzelf verbeteren, namelijk:
1. Efficiëntere bedrijfsprocessen;
2. Integraal klantbeeld;
3. Slimmer samenwerken met ketenpartners;
4. Overzichtelijk verkooptraject;
5. Benutten van nieuwe technologische mogelijkheden;
6. Betere interne afstemming en samenwerking.Door:

Dirk Hesse, Business Consultant bij HSO.

In het september-nummer van InstallateursZaken zullen elk van deze zes gebieden uitgebreid worden toegelicht

[related_post themes=”text”]

Hoera, mijn kind wordt loodgieter!

Titia-Siertsema-voorzitter-UNETO-VNIOp 11 maart was het Wereld Loodgieters Dag. Dat was voor Uneto-VNI aanleiding om aandacht te vragen voor het tekort aan technische vakmensen. Wereld Loodgieters Dag was ook een prima gelegenheid om duidelijk te maken dat loodgieter al lang geen traditioneel, ambachtelijk vak meer is. Onze berichten leidden niet alleen tot massale media-aandacht, maar leverden ook tal van e-mails en telefoontjes op van jongeren die een baan in de installatiebranche wel zien zitten.

Naar verwachting komt er de komende jaren steeds meer werk voor installateurs. De economie trekt aan en het vakgebied wordt groter, innovatiever en veelzijdiger. Bovendien bereiken veel oudere werknemers de pensioenleeftijd, waardoor er nóg meer behoefte ontstaat aan nieuwe, degelijk opgeleide vakmensen.

De instroom van jongeren is niet voldoende om het aantal werknemers dat de sector verlaat te compenseren. Opleidingsfonds OTIB heeft becijferd dat er dit jaar zo’n 800 vakbekwame loodgieters te weinig zijn. Dit aantal zal de komende jaren, rekening houdend met een marktgroei van circa 3%, alleen maar toenemen.

Uneto-VNI zet daarom alles op alles om jongeren én technische vakmensen uit andere sectoren te interesseren voor een loopbaan in de installatiebranche. Dat lukt niet van de ene op de andere dag, maar langzamerhand slagen we erin het verouderde beeld van de installatiebranche bij te stellen. De interesse en de waardering voor techniek in onze samenleving nemen toe. Techniekopleidingen waren lange tijd niet populair, maar we zien een kentering ontstaan. Jongeren én hun ouders beseffen dat er volop carrièreperspectief is in de techniek. Help, mijn kind wordt loodgieter! verandert in Hoera, mijn kind wordt loodgieter!

Via TechniekTalentNu!, een samenwerkingsverband van technische branches, brengt Uneto-VNI technische beroepen onder de aandacht van jongeren. Samen met Opleidingsfonds OTIB doen we er vervolgens alles aan om ze de stap naar de installatiebranche te laten maken. Al in de bovenbouw van de lagere school zet OTIB de Technobiel in; een mobiele experimenteerruimte voor leerlingen. Wilt u de Technobiel inzetten bij een evenement of een Open Dag? Dat kan en het kost u niets!

Willen we de technische ambities van jongeren de ruimte geven, dan moeten er natuurlijk genoeg vmbo-opleidingen zijn. Helaas zijn er juist nu plannen om een aantal vmbo-techniekopleidingen in de grote steden te sluiten. Uneto-VNI vindt dit onacceptabel. We gaan er alles aan doen om dit te voorkomen.

De kansen voor jongens en meisjes om in de installatiebranche carrière te maken, waren nog nooit zo groot. Het waarmaken van die kansen begint bij een goede technische opleiding, op een school in je directe omgeving.

Titia Siertsema
Voorzitter Uneto-VNI

[related_post themes=”text”]