• Karel
  • juli 17, 2014
  • 0 views
Studenten doen integraal afstudeeronderzoek in de bouwkolom

Studenten van Hogeschool Utrecht hebben hun afstudeeronderzoek dit jaar voor het eerst gedaan bij meerdere bedrijven. Deze nieuwe onderzoeksvorm is mogelijk door Connecting Networks, een initiatief van het lectoraat Nieuwe Cultuur in de Bouwketen van de Hogeschool Utrecht in samenwerking met bedrijven in de bouwketen. Vijf bedrijven nemen actief deel aan het netwerkinitiatief: Unica Installatietechniek, BAM Utiliteitsbouw, JHK Architecten, Brink Groep en Talen Vastgoedonderhoud.

Connecting Networks bestaat uit een geselecteerde groep bedrijven die de hele bouwketen vertegenwoordigen. Van architect/constructeur, aannemer, bouwfysisch/installatieadviseur tot installateur. De onderzoeksthema’s en -vragen zijn in nauw overleg met de deelnemende bedrijven geformuleerd, zodat het onderzoek optimaal aansluit op de doelstellingen van het onderwijs en de vragen van het bedrijfsleven. Via de aangesloten organisaties van Connecting Networks kunnen de studenten hun onderzoeksvragen vanuit verschillende disciplines benaderen en op elkaar afstemmen.

 

Het doel van Connecting Networks is het versterken van netwerken en samenwerkingsvormen vanuit gedeelde onderzoeksvragen. Connecting Networks maakt het voor studenten mogelijk vanuit een integrale benadering onderzoek te doen in een multi-disciplinaire setting met toegang tot het zakelijke netwerk van de betrokken bedrijven. De studenten hebben hun onderzoek onlangs afgerond en hun bevindingen gepresenteerd aan de deelnemende bedrijven.

Het was voor Unica een logische stap om aan te sluiten bij Connecting Networks. Erol Aksoy, directeur Unica Hoevelaken, licht toe: “Om als katalysator te fungeren voor nieuwe ontwikkelingen, vernieuwend te zijn en onderscheidend op de markt te kunnen bewegen, dienen nieuwe paden bewandeld te worden. Voor bedrijven is het cruciaal om goed opgeleid personeel voor de branche te verkrijgen en de aansluiting bij de scholen (vice versa) te verstevigen.”

De thema´s waarop de afstudeeronderzoeken gericht zijn, betreffen ketensamenwerking, circulaire economie, kennismanagement en Lean. Ketensamenwerking omvat alle partijen die achtereenvolgens bij de totstandkoming van een project zijn betrokken (de bouwkolom). Circulaire economie is gericht op maximale herbruikbaarheid van producten en grondstoffen en minimale waardevernietiging. Lean staat voor maximale waarde voor de opdrachtgever met zo min mogelijk verspillingen.

Technisch dienstverlener Unica is als partner nauw betrokken bij Connecting Networks. Het bedrijf heeft door studenten van de Hogeschool Utrecht onderzoek laten doen naar onder andere flexibele, herbruikbare kantoorruimtes.

 

Rogier Laterveer, projectleider van Connecting Networks van de Hogeschool Utrecht, licht toe: “Met de steeds grotere noodzaak om studenten oplossingen te laten bedenken voor actuele onderwerpen heeft de Hogeschool Utrecht samen met studenten en de aangesloten bedrijven besloten om onderzoek te doen naar circulaire economie in de bouw en hier praktisch invulling aan te geven. Bijzonder hierin is dat de studenten bij minimaal twee bedrijven een werkplek hebben. Eén van de resultaten is een tijdelijke en geconditioneerde ruimte in een leegstaand kantoorgebouw. Dit hebben de studenten Mike de Bruijn en Floris Mooij vanuit diverse kanten benaderd en dus daadwerkelijk integraal ontworpen. Van marktonderzoek naar marketing en van installaties tot grondstoffenpaspoort. Door de resultaten in te brengen in het onderwijs zorgen we vanuit het lectoraat voor borging van de kennis en de student van de toekomst.”

Erol Aksoy vult aan: “Met het oog op de huidige leegstand in gebouwen en tegelijkertijd de vraag naar kantoorruimten met diversiteit in functievraag, wil Unica weten hoe zij hierop in kan spelen. De studenten hebben onderzocht hoe kantoorruimtes zijn te realiseren, die na hun gebruikscyclus hergebruikt kunnen worden. Op een andere plek of in een andere vorm. Kantoorverhuur wordt tegenwoordig vooral gerevitaliseerd door gehele kantoren op te knappen waar organisaties zich vervolgens kunnen huisvesten. Dit houdt in dat een kantoor wordt aangeboden als bezit en niet als dienst. Hier passen de studenten van de Hogeschool Utrecht de omgekeerde benadering op toe.”

Op de foto: studenten en bedrijven Connecting Networks; Erol Aksoy, directeur Unica Hoevelaken (rechts staand), Rogier Laterveer, projectleider Connecting Networks van de Hogeschool Utrecht (midden gehurkt).

Voor meer informatie: www.hu.nl en www.unica.nl

 

  • Karel
  • juli 9, 2014
  • 0 views
Zonnige aftrap van innovatietraject Slimbouwen

Slimbouwen heeft groen licht gekregen voor de start van een innovatietraject met tien deelnemende mkb ondernemers onder de noemer ‘Bouw ontmoet gebruiker’. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ondersteunt dit traject met IPC (Innovatie Prestatie Contract) subsidiegeld binnen de mkb Innovatiestimulering Topsectoren.

Er lijkt een groot gat te zitten tussen de bouwwereld en de uiteindelijke gebruikers van het opgeleverde resultaat. Techniek gaat vaak voor het gebruiksgemak, comfort en beleving.

Ook de bouwers en de gebruikers snappen elkaar soms niet, wat verklaart dat het opgeleverde resultaat vaak niet voldoet aan de wensen van deze gebruikers.

Op maandag 7 juli jl. vond de kick-off bijeenkomst van dit tweejarige innovatietraject plaats. De tien deelnemende bedrijven hebben hierbij een eerste stap gezet in de radicale transitie van de bouwsector. De technologisch georiënteerde blik verruimt zich en de sector zoekt de aansluiting met mensen en de daadwerkelijke gebruikers. De stelling is dat wanneer de bouw en gebruiker elkaars taal spreken, het niet langer zal gaan om een zo laag mogelijke prijs, maar om kwaliteit, comfort, gezondheid en duurzaam bouwen. Dit IPC project maakt dat waar.

 

Onder leiding Slimbouwen als penvoerder worden er in dit traject vier innovaties ontwikkeld:

–              De collectieve ontwikkeling van een nieuwe manier van bewoner-gericht ontwikkelen;

–              De ontwikkeling van een renovatieconcept/doos-in-doossysteem voor de bouwsector dat flexibel, duurzaam en energieneutraal ingezet kan worden en aandacht heeft voor de individuele wensen, ambities en bestedingsruimte van de bewoners, nu en in de toekomst;

–              Het ontwikkelen en toetsen van een duurzaam concept met innovatieve producten dat een nieuwe dienst mogelijk maakt in de vorm van het aanbieden van een totaalconcept;

–              De ontwikkeling van flexibele, modulaire, zelfvoorzienende, demontabele en herbruikbare units die als POP-UP werkplekken in het pand gerealiseerd kunnen worden.

Voor meer informatie: www.slimbouwen.nl

 

  • Karel
  • juli 2, 2014
  • 0 views
Installatie adviseurs en bouwbedrijven krijgen meer invloed in het beslissingsproces omtrent producten en merken

Europese architecten behouden hun positie in het beslissingsproces. Hun rol is nog steeds belangrijk wanneer het type product geselecteerd moet worden in projecten. Er zijn echter andere partijen die steeds meer invloed hierin krijgen en fabrikanten dienen hier op in te spelen. Dit zijn enkele conclusies uit de Q1 2014 European Architectural Barometer, een driemaandelijks onderzoek onder 1.600 architecten in acht Europese landen.

Fabrikanten van producten hebben graag goed inzicht in wie de belangrijkste beslisser is voor producten en merken. Voor veel producten in de bouw, zoals gevelmaterialen, isolatiemateriaal, binnenmuren enz., is de architect vaak de beslisser aangaande de te gebruiken producten. In de keuze voor het merk is hun rol echter aanzienlijk kleiner en zijn andere partijen meer van invloed.

 

Wanneer gevraagd wordt of de rol van de architect in de product- en merkkeuze minder belangrijk wordt, dan beaamt een groot deel van de architecten deze trend. Nederlandse architecten zien hun rol meer afnemen dan architecten in de andere landen.

 

Er zijn echter andere partijen die juist meer invloed krijgen in projecten. Wanneer het bijvoorbeeld gaat over installaties, dan wordt de rol van de installatie adviseur steeds belangrijker vanwege de toenemende complexiteit van dit soort producten (meer dan 70% van de architecten in de 8 landen onderkent dit). Dit geldt zowel voor de selectie van het product als van het merk.

Ook bouwbedrijven krijgen steeds meer invloed in de product- en merkkeuze; een trend die wordt gezien door 40 tot 70 procent van de architectenbureaus in de verschillende landen. Tevens geldt dat hoe groter het bouwbedrijf is, hoe groter hun invloed is in het beslissingsproces omtrent producten en merken.

 

Ondanks het feit dat de positie van de architecten niet heel erg lijkt te veranderen, wordt het beslissingsproces duidelijk complexer nu ook andere partijen steeds meer invloed krijgen. De dagen waarin slechts één partij de beslissing nam over producten en merken zijn dus voorbij. Aangezien meer en meer partijen betrokken zijn in de beginstadia van het beslissingsproces, wordt de beslissing nu gemaakt door meerdere partijen in plaats van één partij. Dit heeft ook gevolgen voor fabrikanten; zij moeten bedenken wie welke informatie nodig heeft om een beslissing te maken en via welke kanalen zij deze informatie verstrekken.

 

Deze en vele andere resultaten en trends van de Europese bouwsector zijn terug te vinden in European Architectural Barometer, een international onderzoek uitgevoerd onder 1.600 architecten in Europa. Dit onderzoek wordt door Arch-Vision vier keer per jaar uitgevoerd in Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Nederland, België en Polen. Naast indicatoren om de Europese bouwvolumes te voorspellen wordt er elk kwartaal een thema uitgelicht. Het thema van Q1 2014 was ‘Beslissingsproces (DMU) en media oriëntatie’. Architecten dienen niet alleen als betrouwbare bron van informatie voor toekomstige bouwvolumes, maar hun rol is ook erg belangrijk aangezien zij veel invloed hebben op hoe projecten gebouwd gaan worden en welke materialen worden gebruikt.

Voor meer informatie: www.arch-vision.eu 

  • Karel
  • juni 25, 2014
  • 0 views
Ledenraad Uneto-VNI akkoord met vernieuwingsplan

De Ledenraad van Uneto-VNI heeft op dinsdag 24 juni ingestemd met een vernieuwingsplan voor de brancheorganisatie. Hiermee geeft het hoogste orgaan binnen de vereniging groen licht voor het doorvoeren van veranderingen in de strategie, de verenigingsstructuur, de financiën en de bureauorganisatie. Uiteindelijk doel van de vernieuwingsoperatie is om de dienstverlening naar de leden te verbeteren, ledencontacten te intensiveren en de toegevoegde waarde van het lidmaatschap te verhogen.

Directeur Erik van Engelen van Uneto-VNI: “De Ledenraad heeft unaniem ingestemd met de koerswijziging van Uneto-VNI, er is een groot draagvlak voor vernieuwing. Uiteindelijk doel is een financieel toekomstbestendige vereniging die meer doet voor de leden tegen lagere kosten. Nu gaan we de volgende fase in: de invoering van de veranderingen. Dit gebeurt vanaf komend najaar in nauw overleg met alle besturen en met de leden.”

 

Volgens van Engelen worden de resultaten van het vernieuwingsplan ‘Uneto-VNI 3.0’ de komende maanden al zichtbaar. “Dankzij het maken van duidelijke keuzes gaan wij onze leden betere dienstverlening bieden tegen lagere kosten. Er is straks nog maar één statutair bestuur, de bestuurlijke drukte vermindert. Daardoor ontstaat er meer ruimte voor ledencontact en lokale en regionale belangenbehartiging. En de scheidslijnen tussen ledengroepen gaan vervallen: Leden krijgen toegang tot informatie uit alle groepen waarin zij geïnteresseerd zijn.”

 

Producten, diensten en activiteiten van de vereniging zullen meer dan al het geval is, worden beoordeeld op resultaat en effectiviteit. Budget wordt gericht aan deze activiteiten toegekend. Dat maakt een betere financiële aansturing van het bureau mogelijk. Van Engelen: “Onze leden verwachten een brancheorganisatie die snel kan inspelen op nieuwe ontwikkelingen. Daar creëren we in de nieuwe strategie de ruimte voor. Onze flexibiliteit neemt dus toe.”

 

De bureauorganisatie wordt optimaal afgestemd op de aangescherpte strategie en nieuwe werkwijze. Van Engelen: “De organisatie krijgt een front office voor ledencontacten en een back office voor inhoudelijke ondersteuning. Hiermee vergroten wij onze slagvaardigheid om de leden nog beter van dienst te zijn.” Het management team van Uneto-VNI zal bestaan uit vier personen die verantwoordelijk zijn voor sturing op output, kosten en kwaliteit. Van Engelen: “Als bureauorganisatie hebben we de afgelopen jaren geanticipeerd op de crisis die veel van onze leden zwaar heeft geraakt. Om kosten te besparen is het aantal formatieplaatsen op het verenigingsbureau via natuurlijk verloop met 20% gereduceerd.”

De vernieuwde vereniging gaat veel energie steken in het onderhouden van een sterk en zichtbaar merk Uneto-VNI dat leden een voorsprong kan geven ten opzichte van niet-leden. De vereniging zal bovendien een actief en consistent persbeleid voeren, gericht op het ondersteunen van de lobby en het realiseren van een optimale zichtbaarheid van de sector naar de buitenwereld.

 

Het vernieuwingsplan van Uneto-VNI is tot stand gekomen met grote inbreng van bestuurders van de vereniging. De plannen zijn sinds juli 2013 voorbereid in vier werkgroepen: Strategische herijking, Financiën, Verenigingsstructuur en Bureauorganisatie. Begeleiding van het proces was in handen van een Stuurgroep met vertegenwoordigers vanuit alle geledingen van de vereniging.

Voor meer informatie: www.uneto-vni.nl

  • Karel
  • juni 18, 2014
  • 0 views
54 miljoen beschikbaar voor energie-innovatieprojecten

De minister van Economische zaken Henk Kamp stelt 54 miljoen euro beschikbaar voor energie-innovatieprojecten. Op  18 juni zijn de subsidieregeling Demonstratie energie-innovatie (DEI) en de tweede tranche subsidieregelingen van de Topsector Energie gepubliceerd.Indienen kan vanaf 1 juli.

 

De regeling Demonstratie energie-innovatie (DEI) is voor innovatieve ondernemers die met hun product of dienst net vóór marktintroductie zitten. Door een vinding op ware schaal en in praktijkomstandigheden te demonstreren is de stap naar het daadwerkelijk in de markt zetten makkelijker gezet. De DEI regeling biedt ondernemers financiële ondersteuning om deze opschaling te verwezenlijken.

 

De DEI regeling vloeit voort uit de afspraken die in het Energieakkoord zijn gemaakt. Hierin is afgesproken dat er overheidsmiddelen beschikbaar komen voor demonstratie projecten gericht op versnelde commercialisering voor de export.

Voor de DEI regeling stelt de minister van Economische zaken dit jaar 24,29 miljoen beschikbaar. U komt hiervoor in aanmerking als u producten of projecten ontwikkelt die energie besparen, duurzame energie opwekken of de toepassing van duurzame energie stimuleren. U kunt zelfstandig of in een samenwerkingsverband een aanvraag indienen.

De eerste tranche met subsidiemogelijkheden van de Topsector Energie is in april gepubliceerd. In de eerste tranche stelde de minister 48,8 miljoen beschikbaar, in deze tweede tranche 29,9 miljoen.

 

De tweede tranche heeft betrekking op de volgende thema’s:

–              Bio-energie

–              Energiebesparing in de gebouwde omgeving

–              Energiebesparing in de industrie

–              Gas (Upstream)

–              Smart grids

–              Systeemintegratie

–              Wind op Zee

–              Zonne-energie in de gebouwde omgeving

 

Nieuw zijn de volgende subsidiemogelijkheden:

–              Systeemintegratie

–              Energiebesparing industrie: joint industry projects

–              Wind op Zee: joint industry projects

–              EnerGO: compacte conversie en opslag (EnerGO CCO)

 

De projecten die in aanmerking komen voor de Topsector Energie-regelingen zijn combinaties van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling, demonstratie, of haalbaarheidsstudies. Alleen samenwerkingsverbanden komen in aanmerking voor subsidie.

Bij beide regelingen gaat het om tenders waarbij na de sluitingsdatum de beste projecten subsidie krijgen, totdat het budget op is. Meer uitleg over de voorwaarden leest u in de speciale handleiding. http://www.rvo.nl/sites/default/files/2014/06/Handleiding%20bij%20subsidieregeling%20Topsector%20energieprojecten%20juni%202014.pdf 

Meer informatie over de regelingen, de indieningsmogelijkheden en de sluitingsdata vindt u op de site www.rvo.nl/topsector-energie. Adviseurs van RVO.nl (www.rvo.nl) kunnen u ondersteunen bij uw aanvraag.

  • Karel
  • juni 11, 2014
  • 0 views
Tien puntenprogramma voor energieneutraal bouwen op lokaal niveau

Om gemeenten in hun beleid ten aanzien van klimaatbescherming te ondersteunen, heeft het Duitse Passiefhuis Instituut een position paper voor energieneutraal bouwen gepubliceerd. Dit document bevat een 10-puntenprogramma met concrete aanbevelingen waarin uitgelegd wordt hoe steden en gemeenten effectief kunnen inzetten op energie-efficiëntie. Een van de speerpunten is de Passiefhuis-standaard, die een energiebesparing mogelijk maakt van maximaal 90%.

 

Centraal in de position paper staat de oproep voor gemeenten om zich te committeren aan de Passiefhuis standaard. In het bijzonder geldt dit voor gemeentelijke en sociale nieuwbouw en renovatie, maar ook bij de verkoop van bouwgronden wordt geadviseerd om het gebruik van duurzame energie op te nemen in de voorwaarden. Op stedenbouwkundig gebied krijgen gemeenten het advies om in te zetten op klimaatneutrale stadsdelen en aandacht te besteden aan externe factoren, zoals de ligging van gebouwen ten opzichte van de zon en overheersende windrichting.

De tien punten omvatten ook suggesties voor financiële incentive programma’s, kwaliteitsborging, opleiding, het gebruik van energiezuinige apparaten en voorlichtingscampagnes. De volledige tekst van de Engelstalige paper is online beschikbaar op www.dnaindebouw.nl.

 

De laatste jaren zijn in Europa tal van initiatieven ontwikkeld om het gebruik van de passiefhuis-technologie te stimuleren en toe te passen. Deze succesvolle aanpak wordt onder andere ondersteund door het EU-gesubsidieerde PassREg, gecoördineerd door het Passiefhuis Instituut. Er nemen 14 Europese regio’s aan deel, waaronder in Nederland de regio Arnhem-Nijmegen. DNA in de Bouw voert het in Nederland uit. Ervaringen in deze regio’s vormen de basis voor de richtlijnen in de paper. Met de voorgestelde maatregelen kunnen gemeenten het energieverbruik verminderen en daarmee de omvang van de uitstoot van broeikasgassen reduceren. Tevens zijn ze in staat om aanzienlijke kostenbesparingen te realiseren.

 

Met Europese steun van het project PassREg is vereniging DNA in de Bouw aanjager in de regio Arnhem-Nijmegen op het gebied van het passiefhuis in Nederland. PassREg staat voor Passive House Regions with Renewable Energy. Het is onderdeel van IEE (Intelligent Energy Europe) en duurt tot mei 2015. Er nemen 14 Europese regio’s aan deel en DNA in de Bouw voert het in Nederland uit, met co-financiering van de gemeentes Arnhem en Nijmegen, de Stadsregio Arnhem Nijmegen en provincie Gelderland.

Voor meer informatie op www.dnaindebouw.nl

  • Karel
  • mei 21, 2014
  • 0 views
Onderwijs en bedrijfsleven positief over digitale lesmethoden

Tweederde van de onderwijsinstellingen en ruim de helft van de verwerkingsbedrijven is positief over digitale lesmethoden voor de vakgebieden elektrotechniek, installatietechniek, mechatronica, metaaltechniek en werktuigbouwkunde. Dat is een goed uitgangspunt voor Craft, een Serious Game van Kenteq die op bijzondere wijze simulatie, gaming en praktijk combineert. Ook deze nieuwe vorm van leren wordt door het onderwijs en het bedrijfsleven goed ontvangen. Dit blijkt uit onderzoek van Kenteq en USP Marketing Consultancy onder onderwijsinstellingen, verwerkingsbedrijven en fabrikanten binnen deze vakgebieden. In dit onderzoek is ingegaan op digitale lesmethoden in het algemeen en in het bijzonder op Craft. Craft is ontwikkeld om leerlingen een aantrekkelijke leeromgeving te bieden, met als doel drop out te reduceren en het kennisniveau van studenten die aan de arbeidsmarkt worden afgeleverd, te verhogen.

 

De kracht van Craft wordt door het onderwijs en het bedrijfsleven met name gezien in de aansluiting op de belevingswereld van jongeren, de aantrekkingskracht van een dergelijke leeromgeving en de verbinding tussen theorie en praktijk. Vooral de fabrikanten zijn deze mening toebedeeld, de verwerkingsbedrijven zijn minder overtuigd van de mate waarin Craft aansluit op de realiteit. De meningen over de game als schakel tussen theorie en praktijk zijn verdeeld. Men ziet dit deels als voordeel van Craft, maar men is bang dat een beperkt aandeel praktijk in de lesmethode een nadeel kan vormen. De voornaamste voordelen worden gezien in de snelle aanpassing aan nieuwe technieken, flexibiliteit en effectiviteit van de onderwijsmethode. Voor de bij- en omscholing van personeel kan het bedrijfsleven ook gebruik maken van Sub-Craft, dat modulair is opgebouwd en zonder game-omgeving. Ook voor deze toepassing ziet men de voordelen, maar men is er nog niet van overtuigd dat Sub-Craft een besparing op personeelsopleidings- en verletkosten kan opleveren, ondanks dat de opleiding met name in werkgeverstijd plaatsvindt.

 

Barrières voor de implementatie van Craft worden voornamelijk gezien in de aanschafkosten, het gebrek aan praktijk, de kennis van docenten en werknemers, het aanpassen van de digitale infrastructuur en het aanpassen van de huidige lesmethode. Onder onderwijsinstellingen heerst de opvatting dat Craft dermate complex is dat voor de implementatie grote ICT-aanpassingen nodig zijn. Uit het onderzoek blijkt echter dat het huidige aantal computerplekken en de netwerkverbinding van de onderwijsinstellingen in het algemeen geen barrières zullen vormen. Daarnaast verwachten zowel onderwijsinstellingen als verwerkingsbedrijven dat tegenover een systeem als Craft grote bedragen zullen staan. De kosten kunnen een mogelijke barrière voor de implementatie van Craft vormen. Uit de betalingsbereidheid van verwerkingsbedrijven blijkt echter dat relatief veel bedrijven een redelijk bedrag over hebben voor Sub-Craft voor het bij- en omscholen van personeel.

Voor meer informatie: www.kenteq.nl/craft

  • Karel
  • mei 7, 2014
  • 0 views
Platform Duurzame Huisvesting lanceert Menukaart Prestatiecontracten

Op Building Holland heeft Claudia Reinder, vice-voorzitter van Uneto-VNI, uit handen van Selina Roskam namens het Platform Duurzame Huisvesting, een eerste prestatiecontract in ontvangst genomen. Dit contract is gemaakt met behulp van de Menukaart Prestatiecontracten. De Menukaart is per direct beschikbaar via www.platformduurzamehuisvesting.nl.

Prestatiecontracten zijn een goed middel gebleken om afspraken vast te leggen over energiebesparing in de gebouwde omgeving. In prestatiecontracten kunnen ook prestatie-indicatoren worden vastgelegd over gebruikerstevredenheid, het binnenmilieu, en onderhoud en beheer van gebouwen.

Claudia Reiner: “‘De Menukaart Prestatiecontracten biedt prima uitgangspunten voor een energiezuinig, gezond en comfortabel gebouw. Het is een prachtig instrument om een flinke professionaliseringsslag te maken in de beheer- en onderhoudsfase. Vanuit Uneto-VNI bevelen wij het gebruik van de Menukaart door gebouwbeheerders en installateurs daarom van harte aan.’”

Het Platform Duurzame Huisvesting wil de samenwerking in de huisvestingsketen verbeteren om tot versnelling van de verduurzaming van de bestaande bouw te komen. Voor het beheer en onderhoud moeten opdrachtgevers en uitvoerende partijen afspraken maken over de verduurzaming. Deze afspraken leg je vast in een prestatiecontract. Het doel is tevreden gebruikers, een goed binnenmilieu, optimale energie efficiency en grip op het onderhouds- en beheersproces.

 

De Menukaart Prestatiecontracten biedt voor zowel de opdrachtgever als de uitvoerende partij een raamwerk bij het opstellen van een prestatiecontract voor het beheer en onderhoud van gebouwgebonden installaties of hele gebouwen. Het resultaat van de Menukaart Prestatiecontract is een concept-prestatiecontract in Microsoft Word dat als basis kan dienen voor een prestatiecontract. De Menukaart, inclusief de infobladen met achtergrondinformatie over de werking van prestatiecontracten, kunnen ook worden gebruikt als discussiestuk tussen partijen, die van plan zijn om gebouwen te gaan exploiteren op basis van een prestatiecontract.

 

De Menukaart Prestatiecontracten is opgesteld door AT Osborne en AHB Consultancy in opdracht van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en in opdracht van en samenwerking met het Platform Duurzame Huisvesting. De Menukaart is rechtstreeks benaderbaar via http://www.platformduurzamehuisvesting.nl/prestatiecontract

  • Karel
  • april 24, 2014
  • 0 views
Normen scheppen eenduidigheid in onderhoudscontracten

De norm NEN 2776 en de praktijkrichtlijn NPR 2777 zijn gepubliceerd. NEN 2776 beschrijft termen en definities die kunnen worden gebruikt bij het beheer en onderhoud van vastgoed. De norm kan in combinatie met NPR 2777 worden gebruikt, welke een leidraad geeft voor het opstellen van onderhoudscontracten met betrekking tot vastgoed.

 

Mede ingegeven door de stagnerende nieuwbouw is er momenteel meer aandacht voor de bestaande gebouwen en het beheer daarvan. Het blijkt dat beheerders en eigenaren van vastgoed hier steeds structureler mee omgaan. Daarom is besloten NPR 2777 ‘Leidraad voor het opstellen van onderhoudscontracten voor vastgoed’ te ontwikkelen om een hulpmiddel aan te reiken waarmee onderhoudscontracten kunnen worden opgesteld.

De NPR voorziet in een vaste contractstructuur en een beschrijving van de verschillende soorten onderhoudscontracten. Daarnaast wordt een aantal aandachtspunten gegeven waarop moet worden gelet bij het invullen van een onderhoudscontract.

 

Wil men een goed contract opstellen, dan is het noodzakelijk eenduidige definities te gebruiken voor de verschillende begrippen die worden gehanteerd. Hiervoor is NEN 2776 ‘Vastgoed – Termen en definities’ ontwikkeld waarin de belangrijkste termen worden gedefinieerd. Omdat een verschillend gebruik van termen tot spraakverwarring kan leiden, worden maximaal vier niveaus van de definities gegeven (algemene definities en definities voor het strategisch-, tactisch- en operationeel niveau). Hier is voor gekozen omdat het een praktisch document moest worden en geen onuitputtelijk boek. De norm is bedoeld als een levend document waarop de markt voortdurend kan reageren opdat altijd een actuele beschrijving van de definities beschikbaar is.

Voor meer informatie: www.nen.nl

  • Karel
  • april 17, 2014
  • 0 views
Norm voor woningsprinklers gepubliceerd

In navolging van ontwikkelingen in andere Europese landen is NEN 2077 ‘Vaste blusinstallaties – Sprinklerinstallaties voor de woonomgeving – Ontwerp, installatie en onderhoud’ gepubliceerd. De norm specificeert eisen en geeft aanbevelingen voor het ontwerp, de installatie en het onderhoud van vaste sprinklerinstallaties voor woningen, of delen van gebouwen met een woonfunctie. Hiermee wordt invulling gegeven aan de toenemende behoefte om ook in Nederland (waar mogelijk) woningen van sprinklers te voorzien.

Bij een brand creëert een sprinklerinstallatie een situatie waarin vluchten gedurende langere tijd nog mogelijk is en dus de overlevingskansen toenemen.

Het biedt bijvoorbeeld uitkomst voor ouderen die langer zelfstandig willen (of moeten) wonen en daarbij mogelijk minder zelfredzaam worden. Maar ook in onze veranderende woonomgeving met meer plastics en extra ontstekingsbronnen, welke de risico’s op en gevolgen van een fatale brand sterk laten toenemen, kan een sprinklerinstallatie een doeltreffende beschermingsmaatregel blijken te zijn.

 

Een sprinklerinstallatie voor de woonomgeving is ontworpen om een brand in het beginstadium te detecteren en met water te blussen, dan wel de brand zo onder controle te houden dat op veilige wijze een evacuatie kan worden uitgevoerd. De sprinklerinstallatie voor de woonomgeving houdt tevens de brand zo onder controle dat de mogelijkheid tot volledige blussing met andere middelen kan worden vergroot. In NEN 2077 zijn ontwerpcriteria voor iedere woonomgeving beschikbaar en ingedeeld in categorieën, uiteenlopend van normale woningen of individuele appartementen tot complete woongebouwen.

Installateurs die met name woningen voorzien van sanitair- en verwarmingsinstallaties, kunnen op basis van NEN 2077 tegelijk de sprinklerinstallatie aanbrengen.

Voor meer informatie: www.nen.nl