Ledenraad Uneto-VNI akkoord met vernieuwingsplan
De Ledenraad van Uneto-VNI heeft op dinsdag 24 juni ingestemd met een vernieuwingsplan voor de brancheorganisatie. Hiermee geeft het hoogste orgaan binnen de vereniging groen licht voor het doorvoeren van veranderingen in de strategie, de verenigingsstructuur, de financiën en de bureauorganisatie. Uiteindelijk doel van de vernieuwingsoperatie is om de dienstverlening naar de leden te verbeteren, ledencontacten te intensiveren en de toegevoegde waarde van het lidmaatschap te verhogen.
Directeur Erik van Engelen van Uneto-VNI: “De Ledenraad heeft unaniem ingestemd met de koerswijziging van Uneto-VNI, er is een groot draagvlak voor vernieuwing. Uiteindelijk doel is een financieel toekomstbestendige vereniging die meer doet voor de leden tegen lagere kosten. Nu gaan we de volgende fase in: de invoering van de veranderingen. Dit gebeurt vanaf komend najaar in nauw overleg met alle besturen en met de leden.”
Volgens van Engelen worden de resultaten van het vernieuwingsplan ‘Uneto-VNI 3.0’ de komende maanden al zichtbaar. “Dankzij het maken van duidelijke keuzes gaan wij onze leden betere dienstverlening bieden tegen lagere kosten. Er is straks nog maar één statutair bestuur, de bestuurlijke drukte vermindert. Daardoor ontstaat er meer ruimte voor ledencontact en lokale en regionale belangenbehartiging. En de scheidslijnen tussen ledengroepen gaan vervallen: Leden krijgen toegang tot informatie uit alle groepen waarin zij geïnteresseerd zijn.”
Producten, diensten en activiteiten van de vereniging zullen meer dan al het geval is, worden beoordeeld op resultaat en effectiviteit. Budget wordt gericht aan deze activiteiten toegekend. Dat maakt een betere financiële aansturing van het bureau mogelijk. Van Engelen: “Onze leden verwachten een brancheorganisatie die snel kan inspelen op nieuwe ontwikkelingen. Daar creëren we in de nieuwe strategie de ruimte voor. Onze flexibiliteit neemt dus toe.”
De bureauorganisatie wordt optimaal afgestemd op de aangescherpte strategie en nieuwe werkwijze. Van Engelen: “De organisatie krijgt een front office voor ledencontacten en een back office voor inhoudelijke ondersteuning. Hiermee vergroten wij onze slagvaardigheid om de leden nog beter van dienst te zijn.” Het management team van Uneto-VNI zal bestaan uit vier personen die verantwoordelijk zijn voor sturing op output, kosten en kwaliteit. Van Engelen: “Als bureauorganisatie hebben we de afgelopen jaren geanticipeerd op de crisis die veel van onze leden zwaar heeft geraakt. Om kosten te besparen is het aantal formatieplaatsen op het verenigingsbureau via natuurlijk verloop met 20% gereduceerd.”
De vernieuwde vereniging gaat veel energie steken in het onderhouden van een sterk en zichtbaar merk Uneto-VNI dat leden een voorsprong kan geven ten opzichte van niet-leden. De vereniging zal bovendien een actief en consistent persbeleid voeren, gericht op het ondersteunen van de lobby en het realiseren van een optimale zichtbaarheid van de sector naar de buitenwereld.
Het vernieuwingsplan van Uneto-VNI is tot stand gekomen met grote inbreng van bestuurders van de vereniging. De plannen zijn sinds juli 2013 voorbereid in vier werkgroepen: Strategische herijking, Financiën, Verenigingsstructuur en Bureauorganisatie. Begeleiding van het proces was in handen van een Stuurgroep met vertegenwoordigers vanuit alle geledingen van de vereniging.
Voor meer informatie: www.uneto-vni.nl
54 miljoen beschikbaar voor energie-innovatieprojecten
De minister van Economische zaken Henk Kamp stelt 54 miljoen euro beschikbaar voor energie-innovatieprojecten. Op 18 juni zijn de subsidieregeling Demonstratie energie-innovatie (DEI) en de tweede tranche subsidieregelingen van de Topsector Energie gepubliceerd.Indienen kan vanaf 1 juli.
De regeling Demonstratie energie-innovatie (DEI) is voor innovatieve ondernemers die met hun product of dienst net vóór marktintroductie zitten. Door een vinding op ware schaal en in praktijkomstandigheden te demonstreren is de stap naar het daadwerkelijk in de markt zetten makkelijker gezet. De DEI regeling biedt ondernemers financiële ondersteuning om deze opschaling te verwezenlijken.
De DEI regeling vloeit voort uit de afspraken die in het Energieakkoord zijn gemaakt. Hierin is afgesproken dat er overheidsmiddelen beschikbaar komen voor demonstratie projecten gericht op versnelde commercialisering voor de export.
Voor de DEI regeling stelt de minister van Economische zaken dit jaar 24,29 miljoen beschikbaar. U komt hiervoor in aanmerking als u producten of projecten ontwikkelt die energie besparen, duurzame energie opwekken of de toepassing van duurzame energie stimuleren. U kunt zelfstandig of in een samenwerkingsverband een aanvraag indienen.
De eerste tranche met subsidiemogelijkheden van de Topsector Energie is in april gepubliceerd. In de eerste tranche stelde de minister 48,8 miljoen beschikbaar, in deze tweede tranche 29,9 miljoen.
De tweede tranche heeft betrekking op de volgende thema’s:
– Bio-energie
– Energiebesparing in de gebouwde omgeving
– Energiebesparing in de industrie
– Gas (Upstream)
– Smart grids
– Systeemintegratie
– Wind op Zee
– Zonne-energie in de gebouwde omgeving
Nieuw zijn de volgende subsidiemogelijkheden:
– Systeemintegratie
– Energiebesparing industrie: joint industry projects
– Wind op Zee: joint industry projects
– EnerGO: compacte conversie en opslag (EnerGO CCO)
De projecten die in aanmerking komen voor de Topsector Energie-regelingen zijn combinaties van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling, demonstratie, of haalbaarheidsstudies. Alleen samenwerkingsverbanden komen in aanmerking voor subsidie.
Bij beide regelingen gaat het om tenders waarbij na de sluitingsdatum de beste projecten subsidie krijgen, totdat het budget op is. Meer uitleg over de voorwaarden leest u in de speciale handleiding. http://www.rvo.nl/sites/default/files/2014/06/Handleiding%20bij%20subsidieregeling%20Topsector%20energieprojecten%20juni%202014.pdf
Meer informatie over de regelingen, de indieningsmogelijkheden en de sluitingsdata vindt u op de site www.rvo.nl/topsector-energie. Adviseurs van RVO.nl (www.rvo.nl) kunnen u ondersteunen bij uw aanvraag.
Tien puntenprogramma voor energieneutraal bouwen op lokaal niveau
Om gemeenten in hun beleid ten aanzien van klimaatbescherming te ondersteunen, heeft het Duitse Passiefhuis Instituut een position paper voor energieneutraal bouwen gepubliceerd. Dit document bevat een 10-puntenprogramma met concrete aanbevelingen waarin uitgelegd wordt hoe steden en gemeenten effectief kunnen inzetten op energie-efficiëntie. Een van de speerpunten is de Passiefhuis-standaard, die een energiebesparing mogelijk maakt van maximaal 90%.
Centraal in de position paper staat de oproep voor gemeenten om zich te committeren aan de Passiefhuis standaard. In het bijzonder geldt dit voor gemeentelijke en sociale nieuwbouw en renovatie, maar ook bij de verkoop van bouwgronden wordt geadviseerd om het gebruik van duurzame energie op te nemen in de voorwaarden. Op stedenbouwkundig gebied krijgen gemeenten het advies om in te zetten op klimaatneutrale stadsdelen en aandacht te besteden aan externe factoren, zoals de ligging van gebouwen ten opzichte van de zon en overheersende windrichting.
De tien punten omvatten ook suggesties voor financiële incentive programma’s, kwaliteitsborging, opleiding, het gebruik van energiezuinige apparaten en voorlichtingscampagnes. De volledige tekst van de Engelstalige paper is online beschikbaar op www.dnaindebouw.nl.
De laatste jaren zijn in Europa tal van initiatieven ontwikkeld om het gebruik van de passiefhuis-technologie te stimuleren en toe te passen. Deze succesvolle aanpak wordt onder andere ondersteund door het EU-gesubsidieerde PassREg, gecoördineerd door het Passiefhuis Instituut. Er nemen 14 Europese regio’s aan deel, waaronder in Nederland de regio Arnhem-Nijmegen. DNA in de Bouw voert het in Nederland uit. Ervaringen in deze regio’s vormen de basis voor de richtlijnen in de paper. Met de voorgestelde maatregelen kunnen gemeenten het energieverbruik verminderen en daarmee de omvang van de uitstoot van broeikasgassen reduceren. Tevens zijn ze in staat om aanzienlijke kostenbesparingen te realiseren.
Met Europese steun van het project PassREg is vereniging DNA in de Bouw aanjager in de regio Arnhem-Nijmegen op het gebied van het passiefhuis in Nederland. PassREg staat voor Passive House Regions with Renewable Energy. Het is onderdeel van IEE (Intelligent Energy Europe) en duurt tot mei 2015. Er nemen 14 Europese regio’s aan deel en DNA in de Bouw voert het in Nederland uit, met co-financiering van de gemeentes Arnhem en Nijmegen, de Stadsregio Arnhem Nijmegen en provincie Gelderland.
Voor meer informatie op www.dnaindebouw.nl
Onderwijs en bedrijfsleven positief over digitale lesmethoden
Tweederde van de onderwijsinstellingen en ruim de helft van de verwerkingsbedrijven is positief over digitale lesmethoden voor de vakgebieden elektrotechniek, installatietechniek, mechatronica, metaaltechniek en werktuigbouwkunde. Dat is een goed uitgangspunt voor Craft, een Serious Game van Kenteq die op bijzondere wijze simulatie, gaming en praktijk combineert. Ook deze nieuwe vorm van leren wordt door het onderwijs en het bedrijfsleven goed ontvangen. Dit blijkt uit onderzoek van Kenteq en USP Marketing Consultancy onder onderwijsinstellingen, verwerkingsbedrijven en fabrikanten binnen deze vakgebieden. In dit onderzoek is ingegaan op digitale lesmethoden in het algemeen en in het bijzonder op Craft. Craft is ontwikkeld om leerlingen een aantrekkelijke leeromgeving te bieden, met als doel drop out te reduceren en het kennisniveau van studenten die aan de arbeidsmarkt worden afgeleverd, te verhogen.
De kracht van Craft wordt door het onderwijs en het bedrijfsleven met name gezien in de aansluiting op de belevingswereld van jongeren, de aantrekkingskracht van een dergelijke leeromgeving en de verbinding tussen theorie en praktijk. Vooral de fabrikanten zijn deze mening toebedeeld, de verwerkingsbedrijven zijn minder overtuigd van de mate waarin Craft aansluit op de realiteit. De meningen over de game als schakel tussen theorie en praktijk zijn verdeeld. Men ziet dit deels als voordeel van Craft, maar men is bang dat een beperkt aandeel praktijk in de lesmethode een nadeel kan vormen. De voornaamste voordelen worden gezien in de snelle aanpassing aan nieuwe technieken, flexibiliteit en effectiviteit van de onderwijsmethode. Voor de bij- en omscholing van personeel kan het bedrijfsleven ook gebruik maken van Sub-Craft, dat modulair is opgebouwd en zonder game-omgeving. Ook voor deze toepassing ziet men de voordelen, maar men is er nog niet van overtuigd dat Sub-Craft een besparing op personeelsopleidings- en verletkosten kan opleveren, ondanks dat de opleiding met name in werkgeverstijd plaatsvindt.
Barrières voor de implementatie van Craft worden voornamelijk gezien in de aanschafkosten, het gebrek aan praktijk, de kennis van docenten en werknemers, het aanpassen van de digitale infrastructuur en het aanpassen van de huidige lesmethode. Onder onderwijsinstellingen heerst de opvatting dat Craft dermate complex is dat voor de implementatie grote ICT-aanpassingen nodig zijn. Uit het onderzoek blijkt echter dat het huidige aantal computerplekken en de netwerkverbinding van de onderwijsinstellingen in het algemeen geen barrières zullen vormen. Daarnaast verwachten zowel onderwijsinstellingen als verwerkingsbedrijven dat tegenover een systeem als Craft grote bedragen zullen staan. De kosten kunnen een mogelijke barrière voor de implementatie van Craft vormen. Uit de betalingsbereidheid van verwerkingsbedrijven blijkt echter dat relatief veel bedrijven een redelijk bedrag over hebben voor Sub-Craft voor het bij- en omscholen van personeel.
Voor meer informatie: www.kenteq.nl/craft
Platform Duurzame Huisvesting lanceert Menukaart Prestatiecontracten
Op Building Holland heeft Claudia Reinder, vice-voorzitter van Uneto-VNI, uit handen van Selina Roskam namens het Platform Duurzame Huisvesting, een eerste prestatiecontract in ontvangst genomen. Dit contract is gemaakt met behulp van de Menukaart Prestatiecontracten. De Menukaart is per direct beschikbaar via www.platformduurzamehuisvesting.nl.
Prestatiecontracten zijn een goed middel gebleken om afspraken vast te leggen over energiebesparing in de gebouwde omgeving. In prestatiecontracten kunnen ook prestatie-indicatoren worden vastgelegd over gebruikerstevredenheid, het binnenmilieu, en onderhoud en beheer van gebouwen.
Claudia Reiner: “‘De Menukaart Prestatiecontracten biedt prima uitgangspunten voor een energiezuinig, gezond en comfortabel gebouw. Het is een prachtig instrument om een flinke professionaliseringsslag te maken in de beheer- en onderhoudsfase. Vanuit Uneto-VNI bevelen wij het gebruik van de Menukaart door gebouwbeheerders en installateurs daarom van harte aan.’”
Het Platform Duurzame Huisvesting wil de samenwerking in de huisvestingsketen verbeteren om tot versnelling van de verduurzaming van de bestaande bouw te komen. Voor het beheer en onderhoud moeten opdrachtgevers en uitvoerende partijen afspraken maken over de verduurzaming. Deze afspraken leg je vast in een prestatiecontract. Het doel is tevreden gebruikers, een goed binnenmilieu, optimale energie efficiency en grip op het onderhouds- en beheersproces.
De Menukaart Prestatiecontracten biedt voor zowel de opdrachtgever als de uitvoerende partij een raamwerk bij het opstellen van een prestatiecontract voor het beheer en onderhoud van gebouwgebonden installaties of hele gebouwen. Het resultaat van de Menukaart Prestatiecontract is een concept-prestatiecontract in Microsoft Word dat als basis kan dienen voor een prestatiecontract. De Menukaart, inclusief de infobladen met achtergrondinformatie over de werking van prestatiecontracten, kunnen ook worden gebruikt als discussiestuk tussen partijen, die van plan zijn om gebouwen te gaan exploiteren op basis van een prestatiecontract.
De Menukaart Prestatiecontracten is opgesteld door AT Osborne en AHB Consultancy in opdracht van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en in opdracht van en samenwerking met het Platform Duurzame Huisvesting. De Menukaart is rechtstreeks benaderbaar via http://www.platformduurzamehuisvesting.nl/prestatiecontract
Normen scheppen eenduidigheid in onderhoudscontracten
De norm NEN 2776 en de praktijkrichtlijn NPR 2777 zijn gepubliceerd. NEN 2776 beschrijft termen en definities die kunnen worden gebruikt bij het beheer en onderhoud van vastgoed. De norm kan in combinatie met NPR 2777 worden gebruikt, welke een leidraad geeft voor het opstellen van onderhoudscontracten met betrekking tot vastgoed.
Mede ingegeven door de stagnerende nieuwbouw is er momenteel meer aandacht voor de bestaande gebouwen en het beheer daarvan. Het blijkt dat beheerders en eigenaren van vastgoed hier steeds structureler mee omgaan. Daarom is besloten NPR 2777 ‘Leidraad voor het opstellen van onderhoudscontracten voor vastgoed’ te ontwikkelen om een hulpmiddel aan te reiken waarmee onderhoudscontracten kunnen worden opgesteld.
De NPR voorziet in een vaste contractstructuur en een beschrijving van de verschillende soorten onderhoudscontracten. Daarnaast wordt een aantal aandachtspunten gegeven waarop moet worden gelet bij het invullen van een onderhoudscontract.
Wil men een goed contract opstellen, dan is het noodzakelijk eenduidige definities te gebruiken voor de verschillende begrippen die worden gehanteerd. Hiervoor is NEN 2776 ‘Vastgoed – Termen en definities’ ontwikkeld waarin de belangrijkste termen worden gedefinieerd. Omdat een verschillend gebruik van termen tot spraakverwarring kan leiden, worden maximaal vier niveaus van de definities gegeven (algemene definities en definities voor het strategisch-, tactisch- en operationeel niveau). Hier is voor gekozen omdat het een praktisch document moest worden en geen onuitputtelijk boek. De norm is bedoeld als een levend document waarop de markt voortdurend kan reageren opdat altijd een actuele beschrijving van de definities beschikbaar is.
Voor meer informatie: www.nen.nl
Norm voor woningsprinklers gepubliceerd
In navolging van ontwikkelingen in andere Europese landen is NEN 2077 ‘Vaste blusinstallaties – Sprinklerinstallaties voor de woonomgeving – Ontwerp, installatie en onderhoud’ gepubliceerd. De norm specificeert eisen en geeft aanbevelingen voor het ontwerp, de installatie en het onderhoud van vaste sprinklerinstallaties voor woningen, of delen van gebouwen met een woonfunctie. Hiermee wordt invulling gegeven aan de toenemende behoefte om ook in Nederland (waar mogelijk) woningen van sprinklers te voorzien.
Bij een brand creëert een sprinklerinstallatie een situatie waarin vluchten gedurende langere tijd nog mogelijk is en dus de overlevingskansen toenemen.
Het biedt bijvoorbeeld uitkomst voor ouderen die langer zelfstandig willen (of moeten) wonen en daarbij mogelijk minder zelfredzaam worden. Maar ook in onze veranderende woonomgeving met meer plastics en extra ontstekingsbronnen, welke de risico’s op en gevolgen van een fatale brand sterk laten toenemen, kan een sprinklerinstallatie een doeltreffende beschermingsmaatregel blijken te zijn.
Een sprinklerinstallatie voor de woonomgeving is ontworpen om een brand in het beginstadium te detecteren en met water te blussen, dan wel de brand zo onder controle te houden dat op veilige wijze een evacuatie kan worden uitgevoerd. De sprinklerinstallatie voor de woonomgeving houdt tevens de brand zo onder controle dat de mogelijkheid tot volledige blussing met andere middelen kan worden vergroot. In NEN 2077 zijn ontwerpcriteria voor iedere woonomgeving beschikbaar en ingedeeld in categorieën, uiteenlopend van normale woningen of individuele appartementen tot complete woongebouwen.
Installateurs die met name woningen voorzien van sanitair- en verwarmingsinstallaties, kunnen op basis van NEN 2077 tegelijk de sprinklerinstallatie aanbrengen.
Voor meer informatie: www.nen.nl
Architecten verwachten van fabrikanten van bouwmaterialen dat zij zich klaarmaken voor BIM
Nu steeds meer Europese architecten betrokken raken met BIM, groeit ook de vraag naar ondersteuning vanuit fabrikanten met betrekking tot BIM. De eerste stappen die fabrikanten hierbij zullen moeten maken worden steeds duidelijker. Architecten verwachten van fabrikanten dat zij BIM informatie en 3D objecten van producten en assortiment kosteloos beschikbaar stellen. Dit zijn enkele conclusies van de Q4 2013 European Architectural Barometer, een onderzoek dat elk kwartaal wordt uitgevoerd onder 1.600 architecten in acht Europese landen. Architecten kunnen worden gezien als een leidende indicator in bouwactiviteiten.
Met een toename in bekendheid en gebruik van BIM onder architectenbureaus in Europa, worden ook de verwachtingen richting fabrikanten van bouwmaterialen en –producten steeds duidelijker. Fabrikanten moeten rekening gaan houden met BIM, vooral als zij willen dat hun producten überhaupt in overweging worden genomen in de beginstadia van grotere projecten, waar BIM vooralsnog het meest in wordt toegepast.
Fabrikanten die een concurrentievoordeel willen creëren en die voorop willen lopen met BIM, zullen moeten gaan nadenken over het faciliteren aan architecten en technische bureaus in de eerste plaats op het gebied van technische product informatie/ specificaties voor BIM beschikbaar stellen, het beschikbaar stellen van BIM productinformatie in openbare (digitale) bibliotheken en het beschikbaar stellen van 3D BIM objectinformatie van het assortiment. Dat zijn de drie meest genoemde eisen in bijna alle acht landen waar de European Architectural Barometer wordt uitgevoerd.
De volgende stap voor fabrikanten om ‘BIM proof’ te worden en architecten in BIM te kunnen ondersteunen is de kennis en kunde om te kunnen ontwikkelen in BIM. Dit is een eis die momenteel vooral komt vanuit Duitse (32%) en Nederlandse (20%) architecten en in iets mindere mate vanuit Belgische (14%) en Italiaanse (12%) architecten.
Opgemerkt dient te worden dat momenteel het merendeel van de architecten de voorkeur geeft aan het downloaden van BIM bestanden via de website van de fabrikant en alleen Belgische respondenten prefereren een algemeen platform/ bibliotheek waar bestanden van verschillende fabrikanten staan. Er kan echter worden verwacht dat dergelijke algemene platformen in de toekomst meer zullen worden gebruikt, wanneer deze eenmaal verder verrijkt zijn met BIM informatie vanuit meerdere fabrikanten en er meer producten op te vinden zijn.
Deze en vele andere resultaten en ontwikkelingen in de Europese bouwsector zijn terug te vinden in de European Architectural Barometer, een internationaal onderzoek onder 1.600 architecten in Europa. Dit onderzoek wordt door Arch-Vision vier keer per jaar uitgevoerd in Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje, Engeland, Nederland, België en Polen. Naast indicatoren om toekomstige Europese bouwvolumes te voorspellen, wordt elk kwartaal een thema behandeld. In Q4 2013 was dit “Building Information Modeling (BIM)”. Architecten zijn een waardevolle bron ter voorspelling van toekomstige bouwvolumes, zij zijn eveneens sterk bepalend voor de wijze waarop en met welke materialen er gebouwd wordt.
Nieuwe meetmethode maakt rendement van technische opleiding inzichtelijk
Opleidingspartner RVOC, heeft een nieuwe methode ontwikkeld om het rendement van technische opleidingen inzichtelijk te kunnen maken. Met deze TOPR-methode (Technisch OPleiden met Rendement) is het mogelijk om in drie concrete stappen het beoogde en werkelijke rendement van een opleidingstraject in kaart te brengen. Het eindresultaat is een rapportage die de juiste verbanden legt tussen de bedrijfsdoelstelling en de resultaten van de opleiding. De methode wordt uiteengezet in de nieuwste uitgave ‘Rendement van opleiden in de techniek’, die 21 maart uitkomt.
In het boek wordt verder ingegaan op het belang van het opleidingsrendement en de ontwikkelingen hieromtrent. Ook worden praktische aspecten besproken waarmee het rendement van opleiden verhoogd kan worden. Alle tips en tricks worden omlijst door verhalen uit de praktijk. Diverse bedrijven uit de Nederlandse industrie die actief bezig zijn met opleidingsrendement komen aan bod, zoals FrieslandCampina, MSD Nederland en IHC Global Production.
John Huizing, algemeen directeur van ROVC: “Het belang om de opbrengst van een opleiding aan te tonen is zo belangrijk geworden voor bedrijven, dat we onze kennis hierover niet langer binnen de muren van ROVC willen houden. Helemaal in economisch mindere tijden, zal iedere geïnvesteerde euro verantwoord moeten worden. Voor het bedrijfsleven lijkt het berekenen van opleidingsrendement echter een tijdrovend en ingewikkeld proces. Dat hoeft het niet te zijn. Onze methode maakt het makkelijker om hier pragmatisch mee aan de slag te gaan. Het is een onmisbaar document voor iedereen die zich bezighoudt met het opleiden van medewerkers binnen de technische branche.”
Alle informatie die de technische branche nodig heeft om het rendement van opleiden in kaart te brengen, is gebundeld in de uitgave ‘Rendement van opleiden in de techniek’. Dit boek is gratis aan te vragen via www.rovc.nl/rendement