- Branche
- december 10, 2020
- 4 views
Zonnewarmtenet kan bestaande wijken energieneutraal maken
Een zonnewarmtenet blijkt technisch en financieel haalbaar om bestaande wijken te verduurzamen en aardgasvrij te maken, zo heeft een consortium van wetenschappers en bedrijven onder leiding van de TU Delft aangetoond. Het consortium heeft dit concept technisch uitgewerkt en voor een bestaande Haarlemse jarendertigwijk technisch en financieel doorgerekend. Daarnaast is in een proefopstelling in The Green Village in Delft aangetoond dat het systeem werkt. Hiermee ligt er een ontwerp klaar voor het duurzaam verwarmen van huizen van een hele wijk, zonder dat een externe warmtebron nodig is.
Om de doelen uit het klimaatakkoord te behalen, wordt hard gezocht naar manieren om bestaande wijken en gebouwen te verduurzamen en van het aardgas te ontkoppelen. Het zonnewarmtenet is een van de mogelijke oplossingen die het afgelopen jaar is ontwikkeld en getest. Dit net bestaat uit PVT-panelen (zonnepanelen die zowel warmte als elektriciteit opwekken) op het dak, een zeer lage temperatuur warmtenet gekoppeld aan een warmte/koudeopslag onder de grond en een warmtepomp in iedere woning. Op deze manier worden de woningen op een energieneutrale manier voorzien van warm water, verwarming in de winter en koeling in de zomer.
Slimme verdeling van warmte
Een speciale ‘afleverset’, een kastje met leidingen, pompjes en kleppen, zorgt ervoor dat de warmte van de het warmtenet en de PVT-panelen optimaal benut wordt. In de zomer wordt alle overtollige PVT-warmte via het netwerk in de ondergrondse opslag opgeslagen. In de tussenseizoenen wordt de warmte zowel geleverd door de PVT-panelen als door het netwerk vanuit de warmte/koudeopslag. In de winter wordt de warmte hoofdzakelijk uit de warmte/koudeopslag geleverd, waardoor de warmtepomp een hoog rendement kan halen. Een proefopstelling van het zonnewarmtenet is gebouwd en succesvol getest op The Green Village op de TU Delft.
Klaar voor duurzame wijkoplossing
De resultaten van de studie in Haarlem en de proefopstelling in Delft zijn overtuigend, aldus de initiatiefnemers. Het ontwerp van het zonnewarmtenet is volledig uitgewerkt. Zo is het benodigde aantal PVT-panelen per woning vastgesteld, maar ook de benodigde temperatuurniveaus voor warmteopslag en warmtedistributie. Daarnaast is getoetst hoe alle regelingen stabiel met elkaar kunnen functioneren. Aan de hand daarvan is geconcludeerd dat het systeem technisch werkt en de huizen in de wijk het hele jaar rond, met behulp van de panelen en het zonnewarmtenet, van genoeg warmte worden voorzien. De opgewekte elektriciteit uit de panelen is voldoende voor het functioneren van de warmtepomp.
Meest duurzame wijkoplossing
Het systeem is daarmee energieneutraal voor de warmtelevering. Ivo Pothof, onderzoeker bij TU Delft en Deltares, is enthousiast over het zonnewarmtenet: “Het is de meest duurzame wijkoplossing voor de bestaande bouw die ik ken, omdat er via de PVT-panelen maximaal gebruik wordt gemaakt van lokale energie. Het concept is uitgebreid vergeleken met andere oplossingen voor bestaande woonwijken en komt in al die vergelijkingen naar boven drijven.’
Financiële haalbaarheid
Ook op financieel gebied blijkt het zonnewarmtenet een interessant concept. Aan het begin moet een forse investering gedaan worden, maar daarna zijn er geen variabele energiekosten meer. Hierdoor is het zonnewarmtenet na enkele jaren goedkoper dan gas en de meeste andere alternatieven. De jaarlijkse kosten bestaan dan alleen uit onderhoud en aflossing van de gedane investering. De eigen elektriciteitsbehoefte van de warmtepomp wordt door de PVT-panelen opgewekt én het elektriciteitsnet hoeft niet te worden verzwaard, omdat er geen piekverbruik is in de winter. Met voldoende participatie uit de wijk en bij een laag rentepercentage is het zonnewarmtenet dus ook financieel een interessante oplossing.
Implementatie
Het consortium, bestaande uit de TU Delft, Deltares, Greenvis, Stichting SpaarGas, Triple Solar, Fortes Energy Systems, de WarmteTRansitieMakers en ENGIE hoopt dat het zonnewarmtenet een gangbare methode wordt om bestaande wijken te verduurzamen.
- Branche
- december 4, 2020
- 0 views
Europa’s duurzaamste drijvende woonwijk
Amsterdam-Noord herbergt sinds kort de duurzaamste drijvende woonwijk van Europa. Het betreft de waterwijk Schoonschip met drijvende houten huizen, verbonden door steigers als straten. De woonboten zijn stuk voor stuk energie-neutraal uitgevoerd en gebouwd van duurzame materialen, zoals gecertificeerd hout, gerecycled beton en hoogwaardig isolatieglas. Het project is door de bewoners zelf op de kaart is gezet.
“Het heeft liters bloed, zweet, tranen gekost en eindeloos veel geduld, maar dat was het meer dan waard,” vertelt Joan Kramer, één van de bewoners. “Het idee voor Schoonschip was al jaren in ontwikkeling toen Buiksloterham werd aanwezen als plek om te experimenteren met circulair bouwen. Daar, in een zijkanaal van het IJ, wonnen we een tender voor een plek met dertig kavels, of beter gezegd dertig drijvende betonbakken, omdat we van alle ingediende plannen de hoogste duurzaamheidsambities hadden. Een aantal kavels vulden we in als twee-op-één-bak, zodat er nu 46 woningen zijn. We hebben met z’n allen één aansluiting op het elektriciteitsnet via een smartgrid en géén gas. Regenwater wordt opgevangen, afvalwater gefilterd en hergebruikt en alle energie komt van zonnepanelen en warmtewisselaars.”
Bevlogen
Kramer vervolgt: “Om vanaf nul zoiets moois neer te zetten als Schoonschip, heb je een bepaald type mensen nodig, denk ik. We zijn hier met allemaal kritische creatievelingen, die heel bevlogen waren om de drijvende wijk samen te bedenken en uit te voeren. Nu het klaar is, is er een tastbare, goed functionerende, energieneutrale woonwijk.
[Foto: Michael van Oosten]
- Branche
- december 2, 2020
- 0 views
Verduurzaming hele wijken in één keer aanpakken
Het leer- en innovatieprogramma Mensen Maken de Transitie is van start gegaan. Het programma moet de verduurzaming van bestaande woningen versnellen. Door een betere ketensamenwerking, slimmere productieprocessen en (bij)scholing van werknemers moet het straks eenvoudiger worden om hele wijken in één keer aan te pakken. Het programma is een initiatief van onder meer Techniek Nederland, Bouwend Nederland, Netbeheer Nederland, de MBO Raad, Vereniging Hogescholen, 4TU en FNV. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ondersteunt het programma.
In 2030 moeten er volgens het Klimaatakkoord 1,5 miljoen woningen verduurzaamd zijn. Mensen Maken De Transitie gaat de kennis over verduurzaming van bestaande wijken bij elkaar brengen en toegankelijk maken. De ervaringen uit de aardgasvrije proefwijken en grote renovatieprojecten zijn daarvoor de basis. Het onderwijs neemt de nieuwe kennis over verduurzaming op in opleidingen. Zo draagt het leer- en innovatieprogramma bij aan een haalbare en betaalbare energietransitie voor iedereen in ons land.
Voor en door uitvoerende partijen
Het programma richt zich op de mensen en bedrijven die de verduurzaming van bestaande woningen uitvoeren, zoals bouwbedrijven, woningbouwcorporaties, installateurs, onderhoudsbedrijven en netbeheerders. Mensen Maken de Transitie legt verbindingen tussen deze partijen, stimuleert hen om successen te delen, agendeert knelpunten uit de praktijk en biedt oplossingen. Samen leren bedrijven hoe verduurzaming in een gestroomlijnd proces kan plaatsvinden.
Méér technische vakmensen opleiden
Er is nu al een grote behoefte aan technische vakmensen en die groei zet door. Het gewenste tempo kan met het huidige aantal technici niet behaald worden. Mensen Maken de Transitie richt zich daarom ook op de instroom van voldoende technische vakmensen met green skills. De deelnemende partijen zullen zich inzetten om zoveel mogelijk mensen om te scholen. Daarnaast is bijscholing nodig van huidige werknemers in bouw en techniek. In de bijscholingsprogramma’s is aandacht voor nieuwe technieken en nieuwe manieren van werken.
Samenwerking tussen beroepspraktijk en het onderwijs
De energietransitie vraagt om een nauwe samenwerking tussen de beroepspraktijk en het onderwijs. De onderwijssector is daarom nauw betrokken bij Mensen Maken de Transitie. De MBO Raad, de Vereniging Hogescholen en de vier technische universiteiten van Nederland (4TU) gaan de nieuwe inzichten op het gebied van de energietransitie een prominente plaats geven in hun onderwijsprogramma’s. Afgestudeerde technici zijn er daardoor klaar voor om hun bijdrage te leveren aan de verduurzaming van Nederland.
Warmtepompen en elektriciteitsaansluitingen
Mensen Maken de Transitie levert praktische kennis op die helpt om verduurzaming van woningen en gebouwen efficiënter uit te voeren. Voor het verzwaren van de elektriciteitsaansluiting die nodig is voor het aansluiten van een warmtepomp zijn nu nog een installatiemonteur en een monteur van de netbeheerder nodig. Door onder meer de opleiding van installateurs aan te passen, voert straks één installatiemonteur de werkzaamheden uit.
Warmtenetten
De komende jaren komen er steeds meer warmtenetten in ons land. Mensen Maken de Transitie analyseert waar aanleg van warmtenetten gaat plaatsvinden en zorgt dat daar ook de noodzakelijke opleidingen voor warmtemonteurs beschikbaar komen. Het programma maakt ook het aardgasvrij maken van huizenblokken eenvoudiger. Waar bewoners dat eerst individueel moesten aanvragen, kunnen woningcorporaties en Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) de aanvraag voor bewoners nu in één keer afhandelen.
Intentieverklaring
Vijfentwintig partijen, waaronder Techniek Nederland, Netbeheer Nederland, Bouwend Nederland, MBO Raad, Vereniging Hogescholen, 4TU en FNV hebben in 2019 afgesproken om samen te werken aan de enorme energietransitie opgave. Op initiatief van de SER maakten zij vorig jaar afspraken middels een intentieverklaring. Het leer- en innovatieprogramma dat nu is gestart, komt daaruit voort.
- Branche
- november 30, 2020
- 1 views
‘Digitaal energielabel is geldverspilling en schiet doel voorbij’
De Tweede Kamer moet het amendement dat voorstelt om de aanvraag voor het energielabel digitaal te doen, niet aannemen. Gebeurt dit toch dan kost dit de belastingbetaler veel geld terwijl de woningbezitter een waardeloos stuk papier ontvangt. De FedEC, de branchevertegenwoordiging van de energieprestatieadviseurs, roept Kamerleden op het amendement niet aan te nemen. Woningkopers en -huurders hebben het recht te weten wat ze kopen of huren. Daarnaast helpt een betrouwbaar energielabel bij de verduurzaming van woningen.
Op 3 december zal de Kamer stemmen over amendement 37 van Kamerleden Koerhuis en Terpstra. De indieners willen daarmee bereiken dat woningbezitters de aanvraag van een energielabel toch weer digitaal kunnen doen, zonder tussenkomst van een “dure energie-expert”. De FedEC heeft echter de indruk dat de initiatiefnemers voor het amendement onvoldoende geïnformeerd zijn. In eerste aanleg, in amendement 36, verwezen ze zelfs naar een verkeerde Europese richtlijn. Er is in elk geval volop reden om te twijfelen aan een correcte onderbouwing. De FedEC trekt zich dit overigens zelf ook aan, omdat ook zij de initiatiefnemers blijkbaar beter hadden moeten informeren.
‘Onbetrouwbare overheid’
De FedEC wil dat een professionele beoordeling ten grondslag ligt aan het energielabel. Alleen zo kunnen kopers en huurders op de uitkomst vertrouwen en kan het label bijdragen aan duurzaamheid en een beter klimaat. De leden van FedEC investeren daarvoor in kennis en kunde om deze professionaliteit te kunnen waarmaken. ‘De branche heeft fors geïnvesteerd in de nieuwe rekenmethodiek. Energieadviseurs volgen omscholing, gaan op examen en ontwerpen platforms om de klanten zo goed en voordelig mogelijk te kunnen helpen. Het getuigt van een zeer onbetrouwbare overheid als nu, enkele weken voor invoering op 1 januari 2021, de plannen, investeringen, omscholingen en examens voor niets blijken te zijn’, stelt de FedEC. ‘Want dat zal het gevolg zijn als het amendement wordt aangenomen. Dit verdraagt zich niet met het algemene beginsel van behoorlijk bestuur. Ook richting haar inwoners heeft de overheid de taak om betrouwbaar te zijn. Als een energielabel is vastgesteld volgens een wettelijk aangewezen methodiek, hebben de inwoners van Nederland het recht op een betrouwbaar energielabel. Zo krijgt een potentiële woningkoper of huurder betrouwbare informatie over de energetische prestatie van de woning.’
‘Appels met peren’
Het nieuwe digitaal aan te vragen energielabel moet volgens het amendement wel worden uitgedrukt in kWh/m2/jaar. ‘Alleen is dat niet mogelijk via de werkwijze en kosten van het huidige digitaal energielabel’, stelt de FedEC. Het nieuwe digitale energielabel wordt duurder voor zowel de burgers als de overheid. Daarom is het onterecht de kosten van het huidige digitaal energielabel af te zetten tegenover het nieuwe volwaardige energielabel, gebaseerd op de NTA8800. Daarnaast is het digitale energielabel onbetrouwbaar. De aanvrager ontvangt dan een briefje waarbij iemand bureaucratisch een label vaststelt, alleen maar omdat je daarmee (mogelijk) voldoet aan de Europese richtlijn. Het algemene beginsel van behoorlijk bestuur bevat niet voor niets het ‘zorgvuldigheidsbeginsel’.’
‘Goedkoop is duurkoop’
Het argument dat de overheid met een digitaal energielabel de woningbezitter niet op kosten jaagt, is verkiezingsretoriek. Iedereen die vindt dat een koper of huurder recht heeft op waar voor zijn geld en dus recht heeft om te weten wat hij koopt of huurt, zou tegenstander moeten zijn van dit nieuwe digitale energielabel. Zou de overheid een digitaal energielabel op basis van NTA8800 moeten invoeren - onder druk van het amendement - dan moet zij fors investeren in nieuwe online software. Deze kosten komen uit de schatkist en worden door de belastingbetaler opgebracht. Zo betaalt de woningverkoper indirect toch meer. Als de wet op 1 januari 2021 daarentegen ongewijzigd van kracht gaat, betaalt de woningverkoper of -verhuurder direct aan de energieadviseur en krijgt daarvoor wel een inhoudelijk goed energielabel. Bovendien is het energielabel alleen nodig bij verkoop of verhuur. Dus iedereen die al voor 31 december een energielabel heeft aangevraagd (dat 10 jaar geldig is) of die niet van plan is een woning te verkopen of verhuren hoeft helemaal geen energielabel aan te vragen. En als je toch een woning verkoopt, dan vallen de kosten voor het waardevolle energielabel in het niet bij de kosten voor de notaris, makelaar en hypotheekadviseur en de duizenden euro’s waarmee de vraagprijs van woningen in de oververhitte woningmarkt momenteel worden overboden.’
- Branche
- november 27, 2020
- 0 views
All-Electric: meer dan warmtepomp én vloerverwarming
Het lijkt erop dat de introductie van de NTA 8800 (BENG) leidt tot een blikvernauwing op het gebied van warmteafgiftesystemen. Wijd en zijd wordt een All-Electric installatieconcept met warmtepomp en vloerverwarming gepropageerd als de ideale oplossing. Hiermee ligt namelijk een optimale BENG-score in het verschiet. Maar gaan we daarmee niet voorbij aan het echte doel van verwarmen?, vraagt Rob Verbrugge van Verbrugge Klimaat Advies zich af.
Sinds 2020 mogen nieuwbouwwoningen geen aansluiting meer hebben voor aardgas. Sindsdien winnen All-Electric-concepten met warmtepompen rap aan populariteit. Vandaag is All-Electric gemeengoed geworden en geniet het een hoge mate van populariteit. Maar voldoet het concept wel aan alle wensen? Kloppen de prognoses en levert deze installatie-oplossing ook het zo gewenste eindproduct, namelijk behaaglijke warmte op de plek en het tijdstip dat de bewoner dat wenst?
Wat is een comfortabele woning?
Denken dat All-Electric het vervangen van de cv-ketel is door het plaatsen van een warmtepomp, is te kort door de bocht. Niet alleen verschillen de aanschafkosten, ook op technisch gebied verandert er veel. Het kleinere vermogen van de warmtepomp is namelijk bij installatietechnische onvolkomenheden niet vergevingsgezind, zoals de cv- ketel dat nog wel was. Vloerverwarming als laagtemperatuur-systeem is, mede ingegeven door de mogelijkheden van onder andere warmtepompen, vaak de eerste keuze. Het rendement is heilig, er wordt meestal meer waarde aan gehecht dan aan de bewonerswensen. Bouwers, adviseurs en zelfs de installateur gaan ervan uit dat de luchtkolom in de woning op twintig graden altijd de juiste behaaglijkheid biedt. Helaas klopt deze aanname niet.
Onvoldoende flexibel
Je over deze materie kritisch uitlaten, vraagt bijna om verkettering. De normopstellers, bouwers, adviseurs en fabrikanten van warmtepompen zijn tenslotte allemaal in hun nopjes met de combinatie van warmtepomp en vloerverwarming. Toch zijn er ondertussen ruim voldoende voorbeelden van bewoners die minder goed te spreken zijn over hun verwarmingssysteem. Ze krijgen namelijk de ruimte wel keurig op een temperatuur van twintig graden, maar ervaren nauwelijks behaaglijke warmte. Waar de moderne mens door technische innovaties vrijwel alles op zijn eigen gekozen moment kan regelen, kan dat met zijn All-Electric installatie absoluut niet. Ervaar je in de avonduren tijdens inactieve momenten onvoldoende warmte, dan is de ultra lage temperatuurverwarming niet in staat hier (snel) wat aan te doen.
Vloerbekleding
Daarnaast is dit afgiftesysteem niet met elke vloerbekleding te combineren, hoewel verkopers van hout, laminaat en tapijt dat wel roepen. Stenen vloeren geven door hun lage warmteweerstand nog enigszins warmte af, maar andere vloersoorten doen dit door hun hoge weerstand niet of nauwelijks. De ruimte blijft weliswaar eenvoudig op een temperatuur van 20 graden, maar enige vorm van warmtebeleving wordt niet meer ervaren. All-Electric installaties met vloerverwarming hebben eigenlijk aanvulling nodig van snelle flexibele stralingswarmte op plekken waar de bewoner inactief is.
Verdiepingen
Op de verdiepingen is het vloerverwarmingssysteem vanwege zijn traagheid niet in staat om op een flexibele basis snel warmte af te geven. En dat is problematisch. Zeker in deze tijd van thuiswerken wil de bewoner snel zijn afgiftesysteem kunnen bijsturen en daar zijn andere systemen beter in dan vloerverwarming.
Elektrische vloerverwarming
De elektrische variant van vloerverwarming werkt aanzienlijk sneller, is lokaal inzetbaar en de warmte voelt behaaglijker aan. Maar hier worden de elektriciteitskosten, het benodigde vermogen en de normeisen weer als nadelen ervaren. Het is echter mogelijk om daar creatieve en duurzame warm tapwater- en ventilatieoplossingen voor te bedenken. Daarnaast valt dit in andere verblijfsruimten eenvoudig te combineren met lokale verwarming, waardoor er een minder hoog vermogen nodig is. Bij deze oplossingen wordt vaak te snel gedacht aan het nadeel van COP 1, terwijl er juist volop voordelen en mogelijkheden zijn.
De kern
Het lijkt erop, dat onze zoektocht naar duurzaamheid ons doet vergeten waar verwarmen echt om gaat. De mens wil flexibele voelbare warmte op de plek en het moment dat hij daar behoefte aan heeft. Deze heeft hij al die jaren verkregen door een combinatie van straling en convectie als warmteoverdrachtsoorten. De verwarmingssector heeft haar kennis hierover laten versloffen. Wie weet er nog dat echte warmte immer stralingswarmte is en dat luchttemperatuur slechts alleen het verschil tussen de lucht en de mens kan verkleinen, waardoor men minder warmte verliest? Luchtverwarming is in feite helemaal geen vorm van verwarming, maar een vorm van isolatie.
Experts in warmte
Als de mens kou ervaart, heeft hij behoefte aan snel te verkrijgen voelbare warmte. En dat is uitsluitend te realiseren met installaties die stralingswarmte leveren. In de All-Electric woning kan dat in de vorm van een lokaal warmteafgiftesysteem, bijvoorbeeld boven de zithoek. Nu zien we dat bewoners dit oplossen met fleecedekens, elektrische blaaskacheltjes of het plaatsen van vervuilende houtkachels. Ik pleit ervoor dat installatiebedrijven weer verwarmingsexperts worden. Deskundigen die echt kijken naar wensen en behoeften en daar creatief invulling aan geven met inachtneming van de geldende normen. Warmte is een vak en is méér dan 24 uur per dag dezelfde temperatuur leveren. Als een bewoner kou ervaart, wil hij snel worden opgewarmd. Als dit uitgangspunt weer de standaard wordt, dan wordt iedereen echt happy met All-Electric.
Het hele artikel over All-electric staat in de januari-editie van IZ. Deze special over All-electric is vanaf 26 januari digitaal te raadplegen via www.installateurszaken.nl. Liever een print-editie op uw deurmat? Maak dan gebruik van onze tijdelijke actie en meld u nu aan voor een gratis abonnement op IZ via www.installateurszaken.nl.
- Bedrijf
- november 25, 2020
- 0 views
Onderdelen Stelsel Energieprestatie gebouwen geactualiseerd
Per 1 januari 2021 treedt het nieuwe Stelsel EPG in werking waarmee de energieprestatie van gebouwen wordt bepaald en de kwaliteit van het Energieprestatie Advies is geborgd. De Nederlandse Technische Afspraak NTA 8800 ‘Energieprestatie van gebouwen’ vormt de basis aan de hand waarvan de energieprestatie van een gebouw kan worden bepaald. Vanaf 1 januari 2021 zijn de geactualiseerde onderdelen van het Stelsel EPG beschikbaar.
Het Stelsel EPG bestaat uit de bepalingsmethode NTA 8800 ‘Energieprestatie van gebouwen’ waarop de andere onderdelen van het stelsel zijn gebaseerd. Beoordelingsrichtlijnen borgen de kwaliteit van de energieprestatierapportages en de software. Opnameprotocollen geven aan welke gegevens de energieprestatieadviseur moet verzamelen om de energieprestatie van het gebouw te kunnen bepalen. In het afgelopen half jaar zijn kleine aanpassingen en verduidelijkingen verwerkt in NTA 8800 als gevolg van o.a. ervaringen in de markt. Dit zijn slechts aanvullingen en kleine verbeteringen op de onderdelen van het stelsel die per 1 juli 2020 beschikbaar zijn gesteld. In afstemming met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is daarom besloten eind 2020 nieuwe versies of wijzigings- en interpretatiedocumenten te publiceren bij de verschillende onderdelen van het stelsel. Dit zorgt ervoor dat het gehele stelsel op één lijn wordt gebracht op het moment dat het in werking treedt op 1 januari 2021.
Onderdelen beschikbaar per 1 januari 2021
Per 1 januari 2021 zijn de volgende onderdelen van het Stelsel EPG beschikbaar:
• Een aanvullingsblad bij NTA 8800 waarin ontvangen interpretaties en omissies per 1 juli jl. zijn geïntegreerd. Deze wijzigingen zijn in de tekst gemarkeerd met de aanduiding ‘A1’. De volledige benaming van deze nieuwe versie van NTA 8800 wordt: NTA 8800:2020+A1:2020.
• Interpretatie- en wijzigingsbladen bij de ISSO publicatie voor utiliteitsbouw 75.1 en de ISSO publicatie 82.1 voor woningen en woongebouwen.
• Wijzigingsbladen bij de beoordelingsrichtlijnen BRL 9500 Utiliteitsbouw en Woningbouw en BRL 9501.
• Geattesteerde software die aansluit bij NTA 8800:2020+A1:2020. Deze software is geschikt voor het berekenen van de energieprestatie van een gebouw volgens NTA 8800.
- Branche
- november 25, 2020
- 0 views
Doorontwikkelde gasketels voor utiliteit klaar voor waterstof
Remeha lanceert de ketels GAS 320 Ace en GAS 620 Ace. Beide zijn geschikt om te branden op aardgas aangevuld met 20% waterstof. De GAS 320 Ace wordt doorontwikkeld om in de toekomst zelfs op een aansluiting met 100% waterstof te draaien. De GAS 320 Ace en GAS 620 Ace zijn de doorontwikkelde versies van respectievelijk de GAS 310 ECO Pro en de GAS 610 ECO Pro. De ketels zijn vooral geschikt voor het verwarmen van grote utiliteitsgebouwen.
Door de hogere Delta T is de GAS 320/620 Ace onder meer inzetbaar voor hybride systemen, als pieklastketel of voor de tapwatervoorziening. Ook bij collectieve verwarmingssystemen, waar vaak een hogere Delta T van 40 graden gebruikelijk is, biedt deze ketel uitkomst.
Hoge vermogens
De ketels zijn met een vermogen van 285 kW tot meer dan 1 MW vooral geschikt voor het verwarmen van grotere utiliteitsgebouwen zoals ziekenhuizen, grote kantoorpanden en appartementencomplexen. Het hoge vermogen maakt dat ze snel aan de warmtevraag in dergelijke gebouwen kunnen voldoen. Toch zijn de afmetingen beperkt gebleven, waardoor ze door een standaard deuropening passen. Installatie- en onderhoudswerkzaamheden aan de GAS 320/620 Ace zijn gemakkelijk door de eenvoudig bereikbare componenten en de intuïtieve functietoetsen. De installateur heeft door LED-verlichting in het toestel – die ook bij stroomuitval werkt – altijd goed zicht op de onderdelen en functietoetsen van de ketels.
Voorbereid op de toekomst
De GAS 320/620 kunnen nu al (deels) op waterstof draaien. Remeha werkt op dit moment aan een aangepaste GAS 320 Ace die uitsluitend op waterstof kan branden. Tevens werken de GAS 320/620 binnenkort ook op andere duurzame gassen en zijn ze te combineren met warmtepompen of andere, bestaande cv-ketels. Bovendien is het mogelijk om meerdere ketels in cascade aan elkaar te koppelen.
Koppeling met gebouwbeheer
Beide ketels zijn te koppelen met verschillende gebouwbeheersystemen via het Modbus- of Bacnet-protocol. Installateurs kunnen alle informatie van de ketel ter plekke uitlezen of de instellingen aanpassen via de Smart Service Tool en de Smart Service app. De installateur krijgt bovendien direct een melding als de ketel in storing is of als er een onderhoudsbeurt aankomt. Hiervoor zijn deze cv-ketels gekoppeld met het besturingsplatform eSmart Inside.
Lage gebruikskosten
Een condenserende warmtewisselaar van aluminium gietwerk zorgt voor een hoog rendement gedurende een lange periode, aldus de fabrikant, wat resulteert in een laag energiegebruik en lage emissiewaarden. De hoge connectiviteit draagt daarnaast ook bij aan lagere servicekosten en optimale planning voor onderhoudswerkzaamheden.
- artikel
- november 24, 2020
- 1 views
Drijvend kantoor als uithangbord voor duurzaam bouwen
Het Floating Office Rotterdam (FOR) wordt het nieuwe hoofdkantoor van het Global Commission on Adaptation (GCA). Het drijvende kantoorgebouw, ontworpen door Powerhouse Company en ontwikkeld door RED Company, wordt een uithangbord voor duurzaam bouwen. Zo gaat het gebouw de warmte oogsten van het oppervlaktewater, komen er PV-panelen op het dak te liggen en krijgt het drijvende kantoor een gebalanceerd ventilatiesysteem. Eind 2020 moet het gebouw klaar zijn voor gebruik.
Maar wat heeft Bill Gates hier nu mee te maken, zal de lezer zich afvragen? Het GCA is een initiatief van verschillende landen en de Wereldbank en wordt voorgezeten door voormalig VN-voorzitter Ban Ki-moon, Bill Gates en Kristalina Georgieva (algemeen directeur van het IMF). Het GCA ontwikkelt en deelt kennis over het veranderende klimaat in de wereld en de wijze hoe daarop ingespeeld kan worden.
Drijvende bouw
Het GCA helpt wereldwijd landen en steden om klimaatbestendig te worden. Drijvende bouw wordt gezien als één van de antwoorden op klimaatverandering, vertelt Rico Logman van DWA. Vandaar dus deze bijzondere keuze. Rico Logman is als senior-adviseur betrokken bij het installatietechnisch ontwerp van Floating Office Rotterdam.
Voordelen
Wat zijn dan de voordelen van drijvende bouw, zal je je wellicht afvragen. Allereerst gebruik je geen land om een gebouw neer te zetten. Daarnaast gelden er geen verplichtingen met betrekking tot de hemelwaterafvoer. Daarvoor zijn de eisen aangescherpt, tegenwoordig dienen pandeigenaren zoveel mogelijk hun eigen hemelwater vast te houden op locatie en waar mogelijk te infiltreren. Dat brengt nogal wat werkzaamheden en kosten met zich mee. Denk bijvoorbeeld aan aparte infiltratievoorzieningen.
Zeespiegelstijging
En tot slot heb je als gebouweigenaar en gebruiker geen last van de zeespiegelstijging.
In de periode 1901-2010 is de zeespiegel met 19 centimeter gestegen. De komende eeuw kan de zeespiegel tussen de 26 en 82 centimeter verder stijgen. Langs de Nederlandse kust heeft het zeeniveau de afgelopen eeuw gelijke tred gehouden met het wereldgemiddelde. Er is geen tempoversnelling geconstateerd in de laatste decennia, aldus het KNMI.
Passieve maatregelen
Kortom, drijvend bouwen is klimaatadaptief bouwen. Maar, met het oog op een duurzame toekomst zijn nog meer maatregelen genomen. Dat begint al bij het gebouw zelf, legt Logman uit. “Floating Office Rotterdam is in feite een rechthoekig gebouw met een puntdak. Het pand heeft geen rare hoekjes, exotische aanhangsels en dergelijke. Door compact te bouwen, reduceer je het oppervlak en daarmee de energievraag.” Bovendien wordt het gebouw grondig geïsoleerd, de beoogde RC-waardes zitten tussen de 6 en 10. Daarmee voldoe je in feite al deels aan de norm voor passief bouwen.
Trias Energetica
Alleen een dik isolatiepakket volstaat niet om hoge RC-waardes te bereiken. Daar is meer voor nodig. Luchtdicht bouwen bijvoorbeeld en het gebruik van Triple glas. Ook hier wordt rekening mee gehouden. Logman zoomt uitgebreid in op de bouwkundige aspecten om te verduidelijken hoe er al in de ontwerpfase gewerkt is volgens de uitgangspunten van de Trias Energetica. Door slim te bouwen kan je de energievraag al fors reduceren, waardoor er minder installatietechniek aan te pas komt om de resterende behoefte, uiteraard zoveel mogelijk ‘groen’, in te vullen.
Zonverkaveling
Ook zonverkaveling draagt hier een steentje aan bij. “De PV-panelen komen op het zuidelijke deel van het gebouw te liggen, waar het rendement normaliter het hoogst is. Ook krijgt Floating Office Rotterdam overstekken in de vorm van balkons, om de zomerse warmte zoveel mogelijk buiten te houden, maar wel de stralen van de laaghangende winterzon te ontvangen,” legt Logman uit. De binnenzonwering reageert automatisch als binnendringende zonnestralen het pand toch nog ongewenst zouden opwarmen. Het speciale materiaal weerkaatst het zonlicht, voordat het in het gebouw als warmte vrijkomt. In de winternachten helpt de zonwering om het gebouw een extra isolatiedeken te geven en ongewenste afkoeling te voorkomen.
Installatietechniek
Op het dak van Floating Office Rotterdam komt maar liefst voor 800 m2 aan PV-panelen te liggen. “Dat is in principe dekkend voor de gebouwgebonden energievraag. Mocht er een tekort aan stroom zijn, dan kan het reguliere net altijd nog bijspringen. Binnenstedelijk is dit de beste oplossing. Windenergie was geen optie, vanwege de geluidsproductie en de slagschaduw die de wieken creëren.”
Zorgvuldige afweging
Overigens luisterde het nauw met de hoeveelheid PV-panelen. “In eerste instantie overwoog men om het hele dak vol te leggen met PV-panelen. De gemeente wilde echter een waterberging en een omgeving die biodiversiteit bevordert. Daarnaast bleek uit berekeningen dat het ook geen duurzame oplossing was om het hele dak vol te leggen met PV-panelen. De stroomopbrengst zou in geen verhouding staan tot de hoeveelheid niet hernieuwbaar materiaal en energie die nodig zou zijn om de panelen te fabriceren”, legt Logman uit. Het onderstreept nog maar eens wat er allemaal bij komt kijken als je echt duurzaam wilt bouwen. De PV-panelen komen nu op de zuidzijde te liggen van het dak, de noordzijde krijgt een sedumvegetatie, die ook fungeert als waterberging. “Hiermee profiteren omwonenden in de omliggende hoogbouw ook van het aanzicht van een groen dak.”
LED
Ledverlichting is nu wel de standaard in nieuwbouw utiliteitsprojecten. Waren er enkele jaren geleden nog discussies over het kostenplaatje versus de opbrengst en energiebesparing, tegenwoordig is dit een no-brainer. De Ledverlichting wordt gekoppeld aan bewegingssensoren en is daglichtgestuurd. “De intensiteit van het zonlicht bepaalt of de verlichting meer of minder wordt gedimd”, licht Logman toe.
Warmteopwekking
Het gebouw wordt op een bijzondere en state-of-the-art wijze voorzien van warmte. Onder het gebouw bevinden zich namelijk 15 gekoppelde drijflichamen. In de bodem van deze bakken bevinden zich ingestorte leidingen. Deze leidingen wisselen energie uit met het oppervlaktewater, vertelt Logman. “De temperatuur van het water zit tussen de 0 en 25 °C, dus we zijn al een aardig eind op weg. Met twee warmtepompen verhogen we indien nodig de temperatuur tot het juiste niveau. Is er extra koeling nodig voor de warme zomermaanden, geen probleem, er staan ook 2 LBK’s die kunnen bijspringen. Zowel de warmtepompen als LBK’s staan opgesteld in de technische ruimten, die zich bevinden in de drijflichamen. Ze bevinden zich dus deels onder waterniveau en zijn via een vaste trap te bereiken.”
Afgiftesystemen
De begane grond krijgt een vloerverwarmingssysteem, maar de twee bouwlagen erboven niet. Die worden voorzien van klimaatplafondeilanden. Waarom eigenlijk? “In het benedendeel komt de horecafunctie, daarboven zitten de kantoren”, vertelt Logman. Het functieverschil gaat met een andere warmte- en koelingsvraag gepaard. “Op de bovenverdiepingen hebben we een afgiftesysteem nodig met een snelle reactietijd, beneden in de horeca mikken we juist op een constante temperatuur.” De DWA-adviseur geeft aan dat LT-radiatoren geen optie waren. “Ze zouden zichtbaar zijn, wat niet past bij het interieurplan. Bovendien zouden ze minder goed presteren dan de plafondklimaateilanden in deze bouwopgave.”
Airconditioning en ventilatie
Floating Office krijgt een balansventilatiesysteem met WTW. In het kantoordeel voorzien van warmtewielen en in de keuken van een kruistroomwisselaar. “Zo kunnen we in de kantoren ook nog een deel van de vochtproductie terugwinnen, terwijl de kruistroomwisselaar in de keuken warmte kan terugwinnen uit de afzuigkap.” Floating Office Rotterdam maakt als icoon van duurzaamheid met deze keuze een behoorlijk statement. “We hebben niet gekozen voor natuurlijke ventilatie, omdat we met het gebalanceerde systeem makkelijker het comfort kunnen garanderen van de eindgebruikers. Je hoeft je geen zorgen te maken over situaties waarin het kwik enorm stijgt of daalt. Bovendien vermijden we zo eventuele problemen met winddruk en -trek”, vertelt de DWA-adviseur.
Circulaire installaties
Als het om circulariteit gaat, heeft de installatiebranche nog grote stappen te zetten, beaamt Logman. Bij bouwkundige aannemers en architecten is het circulair denken zo langzamerhand wel ingeburgerd (zie bijvoorbeeld ook het artikel over de materialenbank ‘Madaster’ in IZ Maart). Volgens Logman heeft het deels te maken met de fysieke eigenschappen van de materialen. In de installatiebranche werk je bijvoorbeeld niet met hout of baksteen, maar met kunststoffen, stalen leidingen en ga zo maar door. Bovendien zit het nog niet in het systeem van fabrikanten om te denken in termen van modulair bouwen en installeren en demontabiliteit. Bij het ontwerp van Floating Office Rotterdam is wel gekeken naar de demontabiliteit van de installaties. Zo is het mogelijk om de klimaatplafondeilanden en het leidingwerk relatief eenvoudig te verwijderen, waardoor ze te zijner tijd eventueel weer één op één zijn her te gebruiken in een ander bouwproject.
Dit is een artikel uit de print-editie van het vakblad IZ. De digitale edities van IZ zijn gratis te raadplegen via www.installateurszaken.nl. Liever een print-editie op uw deurmat? Maak dan gebruik van onze tijdelijke actie en meld u nu aan voor een gratis abonnement op IZ via www.installateurszaken.nl.
De bouw van Floating Office Rotterdam is in februari begonnen, het gebouw moet volgens planning eind 2020 worden opgeleverd.
- Branche
- november 20, 2020
- 0 views
Branche verdiept zich nog nauwelijks in geothermie
Uit een studie van Energie Beheer Nederland blijkt dat 2,6 miljoen huizen en gebouwen van warmte kunnen worden voorzien door geothermie. Waarom zijn er dan nog nauwelijks projecten gerealiseerd met aardwarmte in de gebouwde omgeving? Adviseur Runa Lentz van Merosch weet er meer over.
Lentz is bij Merosch de contactpersoon voor begeleiding van geothermieprojecten. Volgens de adviseur zijn er verschillende redenen aan te wijzen waarom aardwarmte nog nauwelijks voet aan de grond heeft gekregen in Nederland.
Zo’n enorme potentie en toch staat de techniek hier nog in de kinderschoenen. Hoe komt dat?
“Allereerst omdat we relatief weinig weten over de aardlagen dieper dan 3 kilometer. De afgelopen decennia hebben we ons vooral geconcentreerd op de ondiepe aardlagen, omdat daar gas te vinden viel. Daarmee kom je ook bij het volgende punt: we hebben onszelf jarenlang beholpen met gas, onze infrastructuur was daar ook op uitgelegd. Er was dus geen reden om onszelf te gaan verdiepen in geothermie.”
Wat komt er allemaal bij kijken om een geothermische installatie aan te leggen?
“Het is een complexe operatie. Eerst worden er twee putten geboord tot een diepte van maximaal ongeveer 4000 m. Uit de ene put wordt warm water omhoog gepompt. De warmte wordt via een warmtewisselaar afgegeven, waarna het afgekoelde water de andere put in gaat. Naast de installatie moet ook een technische ruimte worden gerealiseerd. Al met al ben je gemiddeld tussen de 6 maanden tot 2 jaar kwijt om een geothermische installatie aan te leggen.”
Kan je een dergelijk systeem zowel in de nieuwbouw als bestaande bouw toepassen?
“Eigenlijk is geothermie vooral interessant om de warmtevoorziening van woningen in de bestaande bouw snel te verduurzamen. Je kan namelijk water leveren met een temperatuur van 70°C of hoger. Dat is gunstig, want je hoeft dan geen verwarmingsinstallaties in bestaande woningen te vervangen.”
En hoe zit het dan met de concurrentie van warmtepompen en op termijn waterstofketels?
“Waterstof is nog te duur voor de gebouwde omgeving. Ik zie daar vooral een toekomst voor weggelegd in de industrie. Warmtepompen kan je niet overal toepassen. In de centra van steden is er veel potentie voor warmtenetwerken. Die kan je van warmte voorzien via geothermie.”
Het is ook mogelijk om met geothermie elektriciteit op te wekken. Hoe gaat dat proces in zijn werk?
“In Nederland gebeurt dit nog niet, maar het kan wel. Ultradiepe geothermie (UDG) wordt op 5 tot 7 kilometer diepte gewonnen en levert een temperatuur hoger dan 120°C op, waarmee een aanvullende installatie elektriciteit kan opwekken. Maar dit is alleen interessant al er een subsidieregeling van kracht is. Anders kan je niet concurreren met wind- en zonne-energie. In Nederland kennen wij geen subsidieregeling.”
Tot slot, wat dient de installateur nu al te weten over geothermie?
“Dat het om collectieve systemen gaat, die vooral interessant zijn voor de bestaande bouw. Op dit moment is nog maar één project gerealiseerd, dus het loont nog nauwelijks om je er echt in te gaan verdiepen.”
Meer weten over geothermie? Lees dan het hele artikel in de december-editie van IZ. Deze is vanaf 2 december digitaal te raadplegen via www.installateurszaken.nl. Liever een print-editie op uw deurmat? Maak dan gebruik van onze tijdelijke actie en meld u nu aan voor een gratis abonnement op IZ via www.installateurszaken.nl.
Afbeelding: Diepe Geothermie. Bron: Merosch
- Bedrijf
- november 20, 2020
- 0 views
Rekenen met BENG
NEN 7120 maakt binnenkort plaats voor NTA 8800. De BENG-rekenmethodiek vraagt om een andere benadering van het ontwerpproces. Ventilatie- en zonweringfabrikant Duco organiseert daarom op donderdag 26 november a.s. het gratis webinar ‘Bengt u nog mee?’ voor ontwerpers en voorschrijvers.
De bouwregelgeving groeit en bloeit, maar wordt eigenlijk vooral strenger. Alle nieuwbouwwoningen moeten tegen volgend jaar voldoen aan de BENG-eisen. De BENG-indicatoren en TOjuli zijn in de branche intussen goed bekend. Maar tijdens het webinar gaat Duco een stap verder.
Uitgewerkte BENG-concepten
Ventilatie-expert Richard Geraerts zet beknopt de nieuwe rekenmethodiek uiteen en vertelt waaraan de BENG-woning moet voldoen. Vervolgens toont adviseur Joy den Hartog welke oplossingen de rekenmethodiek positief beïnvloeden aan de hand van uitgewerkte BENG-concepten. Onder andere de volgende vragen komen aan bod: Welke invloed heeft buitenzonwering op de bouwkundige schil? Wat zijn belangrijke TOjuli-remmers? Hoe kan een ventilatiesysteem met zonesturing bijdragen aan BENG? En op welke manier zorgt vraagsturing voor een energiezuinige werking van het ventilatiesysteem?
Inschrijven
Het webinar is na inschrijving gratis te volgen. Tijdens de live-uitzending is er gelegenheid om vragen te stellen via de chatbox. Het webinar kan ook achteraf worden teruggekeken. Meer info via www.duco.eu/beng.