‘Minister Asscher moet de  opleidingsfondsen in de techniek intact laten’

Gemiddelde leestijd voor dit bericht is 117 seconden

install3Bovag, FME, Koninklijke Metaalunie en Uneto-VNI dat minister Asscher de  opleidingsfondsen in de techniek intact moet laten en niet moet vervangen door een nationaal opleidingsfonds, zoals een aantal fracties in de Tweede Kamer heeft voorgesteld. Vandaag debatteert de Tweede Kamer met de minister over het arbeidsmarktbeleid en de opleidingsfondsen. Sectoropleidingsfondsen zijn onmisbaar voor de instroom van technische vakmensen in de vier grote techniekbranches in ons land, zo vinden deze belangenorganisaties. Zeker nu de markt aantrekt en het tekort aan vakbekwaam personeel fors toeneemt.

De voorzitters van Bovag, FME, Metaalunie en Uneto-VNI vragen in een brief aan de Tweede Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid steun voor de sectoropleidingsfondsen in de technische branches. Die zijn volgens de werkgeversvoorzitters essentieel voor de economische ontwikkeling van hun branches.

Uit recent onderzoek van Panteia blijkt dat bij bedrijven die zijn aangesloten bij een scholingsfonds de kans groter is dat zij investeren in opleidingen dan bij niet-aangesloten ondernemingen. Algemeen voorzitter Bertho Eckhardt van Bovag: “Opleidingsfondsen organiseren collectief wat individuele bedrijven niet zelf kunnen regelen en waarin het regulier onderwijs niet voorziet. Dat is hun grote kracht.”

Volgens de vier grote werkgeversorganisaties in de techniek spelen de opleidingsfondsen volop in op de arbeidsmarktveranderingen. Voorzitter Titia Siertsema van Uneto-VNI: “Banen voor het leven bestaan niet meer, werknemers moeten zich blijvend kunnen ontwikkelen. Sectoropleidingsfondsen in de techniek werken daarbij nauw samen zodat vakmensen makkelijker van de ene naar de andere techniekbranche kunnen overstappen. Zo blijven onze werknemers langer inzetbaar.”

Voorzitter Fried Kaanen van Koninklijke Metaalunie vindt dat de uitgebreide branchekennis de grote kracht is van  sectoropleidingsfondsen. “Ze weten exact wat er speelt in een branche en beschikken over een hecht regionaal netwerk, waarin vraag en aanbod optimaal op elkaar worden afgestemd. Dat is van levensbelang voor de continuïteit van onze bedrijfstakken.”

In de brief aan de Tweede Kamercommissie wijzen de vier werkgeversorganisaties erop dat de opleidingsfondsen vol inzetten op innovatie. Voorzitter Ineke Dezentjé Hamming van FME: “De technische sectoren kenmerken zich door razendsnelle innovatieve en technologische ontwikkelingen. Opleidingsfondsen laten daarom toekomstscenario’s uitwerken en vertalen veranderingen in de beroepspraktijk direct naar nieuwe programma’s en activiteiten. Op die manier kunnen onze technische branches concurrerend blijven.”

In de vier technische branches -mobiliteit, industrie, metaalbewerking en installatietechniek- werken een miljoen werknemers. Daarvan zijn er 600.000 via hun 37.000 werkgevers aangesloten bij één van de technische O&O-organisaties.

[related_post themes=”text”]