Niet onder de indruk van BENG
Het wetsvoorstel BENG (Bijna Energie Neutrale Gebouwen) ligt voor goedkeuring bij de Tweede Kamer en het voornemen is dat deze nieuwe normstelling vanaf 1 juli 2020 zal gelden voor alle nieuwe woningen en gebouwen. De totstandkoming van dit voorstel is een grote worsteling geweest en keer op keer zijn wijzigingen doorgevoerd van de normwaarden, berekeningswijze en uitgangspunten. Om geen problemen te ontmoeten met acceptatie in de markt en de achterblijvende bouwopgave woningbouw niet te belemmeren, is nu een compromisvoorstel gepresenteerd met beperkte consequenties voor de bouwpraktijk en de kostenniveaus.
Grote vraagtekens zet ik bij het gehanteerde opwekkingsrendement van elektriciteit, dat wordt verhoogd van 39% naar maar liefst 69%. Het argument is dat we in de toekomst veel meer gebruik zullen maken van duurzame en lokale opwekking maar zo ver is het echt nog lang niet. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat deze wijziging geen technische maar een politieke achtergrond heeft. De vergelijking van een warmtepompoplossing en een gasgestookte installatie, voor zover thans nog aan de orde dus bij renovaties en voor nieuwe aansluitingen > 40m3/u, dient koste-wat-kost uit te vallen in het nadeel van het gasgebruik. Op termijn zal dit ook gaan gelden voor bestaande bouw. Ik begrijp het streven van de overheid om fossiele brandstoffen te willen terugdringen, maar pleit ervoor dat dit via eerlijke en transparante wetgeving en stimuleringsregelingen wordt vormgegeven, en niet via wensdenken en trucs.
Winst is dat de hoge eisen aan de thermische kwaliteit van de gebouwschil, niet langer kunnen worden vermeden door verliezen te compenseren met een eigen energieopwekking zoals een PV-systeem. Vreemd is dat dit principe niet geldt voor de toe te passen technische installaties waardoor inefficiënte apparaten en oplossingen wat betreft de BENG gewoon mogelijk zijn. Daarbij is het ronduit merkwaardig dat de energieruimte niet toeneemt als wordt gekozen voor comfort- en gezondheid verbeterende technieken zoals extra ventilatie of een hoger verlichtingsniveau, of de keuze voor koeling of bevochtiging of een extra beschikbaarheid van warmtapwater. Een gebouw met een minimale installatie-omvang, krijgt de maximale ruimte om die installaties zo goedkoop en onzuinig mogelijk te realiseren.
De twee zaken die hier in het plan tegenover worden gesteld, te weten een maximum aan de luchtsnelheid van de ventilatielucht en een toets op de maximaal bereikte binnenluchttemperatuur, zijn veel te mager. Juist bij een minimale ventilatie is de luchtsnelheid laag en hoge temperaturen worden met name vermeden door het beperken van de zonbelasting.
Kortom: goed dat de veel bekritiseerde EPC-normering zal worden vervangen maar de BENG-wetgeving volgens de huidige voorstellen is mijns inziens niet het antwoord waarop we hebben gewacht.
Sjoerd Eegerdingk, zelfstandig adviseur bij Eklips advies in Schijndel en verantwoordelijk voor de adviesacademie Mijninstallatieadvies.nl waarmee particulieren worden geholpen bij het kiezen van de beste technische installaties voor hun nieuwe of te verbouwen woning