- december 16, 2020
- 162 views
Alle Daikin VRV-systemen in Europa nu beschikbaar met gerecycled koudemiddel
Daikin Europe breidt zijn circulaire economie-programma verder uit naar alle VRV-units die in heel Europa worden geproduceerd en verkocht. Dit maakt onderdeel uit van het LooP by Daikin programma, dat ervoor zorgt dat de fabrikant jaarlijks 250.000 kg minder nieuw koudemiddel produceert. Europese klanten krijgen namelijk toegang tot gerecycled koudemiddel. Een onafhankelijke certificering garandeert dat het gerecyclede koudemiddel voldoet aan alle kwaliteitsnormen en correct werd toegewezen aan gecertificeerde LooP by Daikin VRV-units. Als onderdeel van zijn wereldwijde koudemiddelbeleid plant Daikin een verdere uitbreiding naar andere producten en koudemiddelen.
De basisprincipes van het programma zijn als volgt: Daikin recyclet koudemiddelen uit bestaande systemen via zijn netwerk van installateurs, brengt die opnieuw op het kwaliteitsniveau van nieuw koudemiddel en wijst die vervolgens toe aan nieuwe VRV-systemen die in Europa worden geproduceerd en verkocht.
Uitbreiding
LooP by Daikin werd in 2019 gelanceerd voor een beperkt aantal VRV-units. Het bedrijf breidt het programma nu uit tot alle VRV-units die vanaf november 2020 in Europa worden geproduceerd en verkocht. Het LooP by Daikin programma geldt nu voor alle EU-lidstaten, Albanië, Bosnië-Herzegovina, IJsland, Kosovo, Montenegro, Noord-Macedonië, Noorwegen, Servië, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk.
Populair
In totaal bespaart LooP by Daikin jaarlijks 250.000 kg nieuw geproduceerd koudemiddel. Sinds de lancering is het programma erg populair gebleken op de Europese markt. Bedrijven als retailer Action hebben het programma overgenomen. Deze Nederlandse winkelketen met meer dan 1.400 winkels in heel Europa gebruikt koudemiddelen die teruggewonnen zijn uit hun oude winkels en na recycling gebruikt worden in hun nieuwe of gerenoveerde winkels.
Circulaire economie
“LooP by Daikin is een perfect voorbeeld van een circulaire economie”, zegt George Dimou, VRV-productmanager bij Daikin Europe. “We doen ons uiterste best om onze producten zo energiezuinig mogelijk te maken, de kringloop van onze producten te sluiten en al onze partners en klanten te motiveren om samen met ons de CO2-uitstoot te verminderen. Een verantwoordelijk materiaalgebruik is een integraal onderdeel van deze ambitie. LooP by Daikin is daar een illustratie van. Door ervoor te zorgen dat grondstoffen niet uitgeput raken, besparen we tonnen nieuw koudemiddel en verkleinen we onze impact op het milieu.”
Europese Green Deal
Het LooP by Daikin programma past bij de ambities van het Europese Green Deal Actieplan voor een circulaire economie, dat Daikin Europe ondersteunt. De Europese Commissie heeft zich tot doel gesteld om afval, kunststof- en materiaalgebruik in de hele Europese Unie te verminderen. Circulaire projecten zoals LooP by Daikin met een tastbare impact op het gebruik van natuurlijke hulpbronnen zijn één van de bijdragen van de HVAC-R industrie aan de strijd tegen materiaalverspilling. Bovendien betekent investeren in een lokale circulaire economie en in Europese bedrijven ook een duurzame investering in de Europese economie, aldus Daikin. Op die manier overlappen de ambities van de Green Deal die van de 'Next Generation EU', het post-COVID-19 herstelprogramma van de Europese Unie.
Onafhankelijk auditproces
Daarnaast heeft het hergebruik van gerecyclede koudemiddel geen gevolgen voor de quota van de Europese richtlijn voor F-gassen en ondersteunt het de groei van de HVAC-R industrie op een duurzame manier. Een onafhankelijk auditproces garandeert dat het gerecyclede koudemiddel voldoet aan exact dezelfde kwaliteitsnormen als nieuw geproduceerd koudemiddel. Dit proces zorgt er ook voor dat de administratieve toewijzing van het gerecyclede koudemiddel correct verloopt: voor elke gecertificeerde LooP by Daikin unit op de markt is er een equivalent van 100% gerecyclede koudemiddel dat wordt gebruikt in de fabrieken van Daikin.
[pt_view id="5a42a3883x"]
- december 11, 2020
- 131 views
Stedin start proef met verwarmen van woningen op waterstof
In Uithoorn stroomt vanaf vandaag waterstof door het bestaande aardgasnet. Veertien sloopwoningen zijn gereed gemaakt voor tijdelijke verwarming met waterstof. De techniek wordt voor het eerst in Nederland door Stedin toegepast. Stedin werkt hierbij samen met woningcorporatie Eigen Haard, de gemeente Uithoorn en energieconsultant DNV GL. Feenstra voert werkzaamheden aan de binneninstallatie uit en Nefit Bosch en Remeha leveren de waterstof cv-ketels.
Het verwarmen van woningen met waterstof kan in de toekomst een alternatief zijn naast volledig elektrisch en warmtenetten. In Uithoorn wordt dit nu in de praktijk onderzocht. De ombouw van aardgas naar waterstof bestaat uit een aantal stappen. Het onderzoeken van bestaande gasleidingen en verbindingen zowel in de straat als in de woningen en het verwarmen van woningen met speciale waterstof cv-ketels. Stedin werkt hierbij op basis van strenge veiligheidseisen en in nauwe samenwerking met de lokale brandweer en onder toezicht van de Veiligheidsregio.
Mijlpaal
“In Uithoorn onderzoeken we in de praktijk hoe wij ons bestaande aardgasnet geschikt kunnen maken voor waterstof. Gedurende een aantal weken stroomt er waterstof door de gasleidingen en verwarmen we de huizen met waterstof. Zo leren we over wat een ombouw van aardgas naar waterstof precies betekent voor ons als netbeheerder en voor de partijen waarmee wij samenwerken”, vertelt Marc van der Linden, CEO van Stedin. “Dat dit nu in de praktijk gebeurt is een mijlpaal voor Stedin. Het toont aan dat we de gebouwde omgeving, met de juiste stappen en een aantal aanpassingen in ons netwerk, technisch geschikt kunnen maken voor het gebruik van duurzame gassen en waterstof in de toekomst.”
Rol waterstof in de gebouwde omgeving
Vóór 2030 verwacht Stedin niet dat waterstof een grote rol gaat spelen in de gebouwde omgeving, maar wel een belangrijke. Naast groen gas kunnen andere duurzame gassen op termijn wel een grote rol vervullen in de gebouwde omgeving. Waterstof kan daar zeker onderdeel van zijn. Om na 2030 waterstof als volwaardig alternatief in te kunnen zetten is het daarom belangrijk om nu kennis en ervaring op te doen en te ontdekken welke rol waterstof kan krijgen, denkt Stedin. Van der Linden: “Innoveren en experimenteren helpt ons om ervoor te zorgen dat wij gereed zijn voor de periode na 2030. Het bestaande aardgasnet is hierbij van grote waarde en krijgt een tweede leven. Uit dit project komt een aantal vragen die we moeten beantwoorden voordat we waterstof als volwaardige optie in de gebouwde omgeving kunnen inzetten. Daarbij is ook wet- en regelgeving vanuit de Rijksoverheid een belangrijk aspect.”
Een uitlegvideo van dit project is te vinden op: www.stedin.net/waterstof.
Uitgelicht: H2 Ready ketel van Nefit Bosch
De H2 Ready ketel van Nefit Bosch kan door een installateur binnen een uur worden omgebouwd naar een 100% waterstoftoestel. Het geheim zit hem onder andere in de speciale brander, het gasblok, de ventilator en de elektronica. Jan Rijnen, commercieel directeur van Nefit Bosch: “Wij verwachten dat deze toestellen hun meerwaarde gaan bewijzen in de energietransitie. In Engeland is er zelfs sprake van dat nieuwe gasketels vanaf 2025 voorbereid moeten zijn op waterstof.” Naast het project in Uithoorn worden de toestellen van Bosch ook in projecten in Engeland ingezet.
Een-op-een vervanging
Omdat het toestel ook op aardgas functioneert, is deze oplossing geschikt voor een-op-een vervanging in elke bestaande woning. De H2 Ready ketel van Nefit Bosch kan zonder aanpassingen worden geïnstalleerd. De afmetingen van dit waterstoftoestel zijn vergelijkbaar met die van huidige cv-ketels. Een ander voordeel is dat gebruikers hetzelfde verwarmingscomfort ervaren als dat wat ze gewend waren met de aardgasketel. De waterstofketel levert dezelfde prestaties als een conventionele cv-ketel op gas. Het verschil is dat bij verbranding van waterstof geen kooldioxide (CO2) of koolmonoxide (CO) vrijkomt. De NOx-uitstoot is bij het Nefit Bosch-toestel extreem laag.
Groene waterstof
In Europa, en vooral in Nederland en Engeland, zijn de verwachtingen ten aanzien van waterstof hoog gespannen. De EU heeft plannen voor het bouwen van elektrolysers – waterstoffabrieken - die in 2030 miljoenen tonnen groene waterstof moeten opwekken. Deze ontwikkeling zal mede bepalen in hoeverre waterstof een van de pijlers van de energietransitie gaat worden. Bosch denkt dat waterstof vanaf 2030 een rol kan gaan spelen in de bebouwde omgeving. Het is van belang om nu te kijken naar de implicaties, zoals dat gebeurt in Uithoorn.
Alternatief voor bestaande gebouwen
Voor de gebouwde omgeving zijn er meer verduurzamingsopties dan waterstof. Volgens Nefit Bosch is waterstof vooral interessant wanneer andere opties, zoals warmtenetten en elektrificatie, niet haalbaar zijn. “Wij denken dan onder andere aan de combinatie met een hybride warmtepomp, zodat je met dezelfde hoeveelheid waterstof meer woningen kunt verwarmen”, zegt Rijnen. Als energiedrager kan waterstof voor onbepaalde tijd worden opgeslagen. Onderzoeken hebben aangetoond dat bestaande aardgasleidingen relatief eenvoudig geschikt zijn te maken voor het transport van waterstof. Net als in de jaren zestig, toen Nederland van stadsgas naar aardgas overging, zullen de huidige gastoestellen moeten worden vervangen. De ‘H2 Ready’-ketel biedt die mogelijkheid: eerst op gas en wanneer het zover is binnen een uur om te zetten naar 100% waterstof.
Waterstof bij Bosch
Naast waterstofketels voor woningen ontwikkelt Bosch op tal van andere gebieden emissieloze en op waterstof gebaseerde technologieën. Zo levert Bosch al industriële warmwater- en processtoomketels die werken op waterstof. Ook maakt het bedrijf brandstofcellen die energie opwekken voor industrie, computercentra, woonwijken en laadstations voor elektrische voertuigen. Daarnaast is Bosch ook ver met de ontwikkeling van aandrijfsystemen voor vrachtwagens die gebruikmaken van waterstoftechnologie. “In onze visie gaat waterstof op termijn een rol spelen bij het verwarmen van onze huizen, maar eerste instantie gaat het vooral om industrie en mobiliteit. Waar we kansen zien, zet Bosch in op waterstof”, zegt Jan Rijnen.
[pt_view id="3fe3df132r"]
- december 10, 2020
- 145 views
Zonnewarmtenet kan bestaande wijken energieneutraal maken
Een zonnewarmtenet blijkt technisch en financieel haalbaar om bestaande wijken te verduurzamen en aardgasvrij te maken, zo heeft een consortium van wetenschappers en bedrijven onder leiding van de TU Delft aangetoond. Het consortium heeft dit concept technisch uitgewerkt en voor een bestaande Haarlemse jarendertigwijk technisch en financieel doorgerekend. Daarnaast is in een proefopstelling in The Green Village in Delft aangetoond dat het systeem werkt. Hiermee ligt er een ontwerp klaar voor het duurzaam verwarmen van huizen van een hele wijk, zonder dat een externe warmtebron nodig is.
Om de doelen uit het klimaatakkoord te behalen, wordt hard gezocht naar manieren om bestaande wijken en gebouwen te verduurzamen en van het aardgas te ontkoppelen. Het zonnewarmtenet is een van de mogelijke oplossingen die het afgelopen jaar is ontwikkeld en getest. Dit net bestaat uit PVT-panelen (zonnepanelen die zowel warmte als elektriciteit opwekken) op het dak, een zeer lage temperatuur warmtenet gekoppeld aan een warmte/koudeopslag onder de grond en een warmtepomp in iedere woning. Op deze manier worden de woningen op een energieneutrale manier voorzien van warm water, verwarming in de winter en koeling in de zomer.
Slimme verdeling van warmte
Een speciale ‘afleverset’, een kastje met leidingen, pompjes en kleppen, zorgt ervoor dat de warmte van de het warmtenet en de PVT-panelen optimaal benut wordt. In de zomer wordt alle overtollige PVT-warmte via het netwerk in de ondergrondse opslag opgeslagen. In de tussenseizoenen wordt de warmte zowel geleverd door de PVT-panelen als door het netwerk vanuit de warmte/koudeopslag. In de winter wordt de warmte hoofdzakelijk uit de warmte/koudeopslag geleverd, waardoor de warmtepomp een hoog rendement kan halen. Een proefopstelling van het zonnewarmtenet is gebouwd en succesvol getest op The Green Village op de TU Delft.
Klaar voor duurzame wijkoplossing
De resultaten van de studie in Haarlem en de proefopstelling in Delft zijn overtuigend, aldus de initiatiefnemers. Het ontwerp van het zonnewarmtenet is volledig uitgewerkt. Zo is het benodigde aantal PVT-panelen per woning vastgesteld, maar ook de benodigde temperatuurniveaus voor warmteopslag en warmtedistributie. Daarnaast is getoetst hoe alle regelingen stabiel met elkaar kunnen functioneren. Aan de hand daarvan is geconcludeerd dat het systeem technisch werkt en de huizen in de wijk het hele jaar rond, met behulp van de panelen en het zonnewarmtenet, van genoeg warmte worden voorzien. De opgewekte elektriciteit uit de panelen is voldoende voor het functioneren van de warmtepomp.
Meest duurzame wijkoplossing
Het systeem is daarmee energieneutraal voor de warmtelevering. Ivo Pothof, onderzoeker bij TU Delft en Deltares, is enthousiast over het zonnewarmtenet: “Het is de meest duurzame wijkoplossing voor de bestaande bouw die ik ken, omdat er via de PVT-panelen maximaal gebruik wordt gemaakt van lokale energie. Het concept is uitgebreid vergeleken met andere oplossingen voor bestaande woonwijken en komt in al die vergelijkingen naar boven drijven.’
Financiële haalbaarheid
Ook op financieel gebied blijkt het zonnewarmtenet een interessant concept. Aan het begin moet een forse investering gedaan worden, maar daarna zijn er geen variabele energiekosten meer. Hierdoor is het zonnewarmtenet na enkele jaren goedkoper dan gas en de meeste andere alternatieven. De jaarlijkse kosten bestaan dan alleen uit onderhoud en aflossing van de gedane investering. De eigen elektriciteitsbehoefte van de warmtepomp wordt door de PVT-panelen opgewekt én het elektriciteitsnet hoeft niet te worden verzwaard, omdat er geen piekverbruik is in de winter. Met voldoende participatie uit de wijk en bij een laag rentepercentage is het zonnewarmtenet dus ook financieel een interessante oplossing.
Implementatie
Het consortium, bestaande uit de TU Delft, Deltares, Greenvis, Stichting SpaarGas, Triple Solar, Fortes Energy Systems, de WarmteTRansitieMakers en ENGIE hoopt dat het zonnewarmtenet een gangbare methode wordt om bestaande wijken te verduurzamen.
[pt_view id="33e5d11t4s"]
- december 4, 2020
- 123 views
Europa’s duurzaamste drijvende woonwijk
Amsterdam-Noord herbergt sinds kort de duurzaamste drijvende woonwijk van Europa. Het betreft de waterwijk Schoonschip met drijvende houten huizen, verbonden door steigers als straten. De woonboten zijn stuk voor stuk energie-neutraal uitgevoerd en gebouwd van duurzame materialen, zoals gecertificeerd hout, gerecycled beton en hoogwaardig isolatieglas. Het project is door de bewoners zelf op de kaart is gezet.
“Het heeft liters bloed, zweet, tranen gekost en eindeloos veel geduld, maar dat was het meer dan waard,” vertelt Joan Kramer, één van de bewoners. “Het idee voor Schoonschip was al jaren in ontwikkeling toen Buiksloterham werd aanwezen als plek om te experimenteren met circulair bouwen. Daar, in een zijkanaal van het IJ, wonnen we een tender voor een plek met dertig kavels, of beter gezegd dertig drijvende betonbakken, omdat we van alle ingediende plannen de hoogste duurzaamheidsambities hadden. Een aantal kavels vulden we in als twee-op-één-bak, zodat er nu 46 woningen zijn. We hebben met z’n allen één aansluiting op het elektriciteitsnet via een smartgrid en géén gas. Regenwater wordt opgevangen, afvalwater gefilterd en hergebruikt en alle energie komt van zonnepanelen en warmtewisselaars.”
Bevlogen
Kramer vervolgt: “Om vanaf nul zoiets moois neer te zetten als Schoonschip, heb je een bepaald type mensen nodig, denk ik. We zijn hier met allemaal kritische creatievelingen, die heel bevlogen waren om de drijvende wijk samen te bedenken en uit te voeren. Nu het klaar is, is er een tastbare, goed functionerende, energieneutrale woonwijk.
[Foto: Michael van Oosten]
- december 2, 2020
- 129 views
Verduurzaming hele wijken in één keer aanpakken
Het leer- en innovatieprogramma Mensen Maken de Transitie is van start gegaan. Het programma moet de verduurzaming van bestaande woningen versnellen. Door een betere ketensamenwerking, slimmere productieprocessen en (bij)scholing van werknemers moet het straks eenvoudiger worden om hele wijken in één keer aan te pakken. Het programma is een initiatief van onder meer Techniek Nederland, Bouwend Nederland, Netbeheer Nederland, de MBO Raad, Vereniging Hogescholen, 4TU en FNV. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ondersteunt het programma.
In 2030 moeten er volgens het Klimaatakkoord 1,5 miljoen woningen verduurzaamd zijn. Mensen Maken De Transitie gaat de kennis over verduurzaming van bestaande wijken bij elkaar brengen en toegankelijk maken. De ervaringen uit de aardgasvrije proefwijken en grote renovatieprojecten zijn daarvoor de basis. Het onderwijs neemt de nieuwe kennis over verduurzaming op in opleidingen. Zo draagt het leer- en innovatieprogramma bij aan een haalbare en betaalbare energietransitie voor iedereen in ons land.
Voor en door uitvoerende partijen
Het programma richt zich op de mensen en bedrijven die de verduurzaming van bestaande woningen uitvoeren, zoals bouwbedrijven, woningbouwcorporaties, installateurs, onderhoudsbedrijven en netbeheerders. Mensen Maken de Transitie legt verbindingen tussen deze partijen, stimuleert hen om successen te delen, agendeert knelpunten uit de praktijk en biedt oplossingen. Samen leren bedrijven hoe verduurzaming in een gestroomlijnd proces kan plaatsvinden.
Méér technische vakmensen opleiden
Er is nu al een grote behoefte aan technische vakmensen en die groei zet door. Het gewenste tempo kan met het huidige aantal technici niet behaald worden. Mensen Maken de Transitie richt zich daarom ook op de instroom van voldoende technische vakmensen met green skills. De deelnemende partijen zullen zich inzetten om zoveel mogelijk mensen om te scholen. Daarnaast is bijscholing nodig van huidige werknemers in bouw en techniek. In de bijscholingsprogramma’s is aandacht voor nieuwe technieken en nieuwe manieren van werken.
Samenwerking tussen beroepspraktijk en het onderwijs
De energietransitie vraagt om een nauwe samenwerking tussen de beroepspraktijk en het onderwijs. De onderwijssector is daarom nauw betrokken bij Mensen Maken de Transitie. De MBO Raad, de Vereniging Hogescholen en de vier technische universiteiten van Nederland (4TU) gaan de nieuwe inzichten op het gebied van de energietransitie een prominente plaats geven in hun onderwijsprogramma’s. Afgestudeerde technici zijn er daardoor klaar voor om hun bijdrage te leveren aan de verduurzaming van Nederland.
Warmtepompen en elektriciteitsaansluitingen
Mensen Maken de Transitie levert praktische kennis op die helpt om verduurzaming van woningen en gebouwen efficiënter uit te voeren. Voor het verzwaren van de elektriciteitsaansluiting die nodig is voor het aansluiten van een warmtepomp zijn nu nog een installatiemonteur en een monteur van de netbeheerder nodig. Door onder meer de opleiding van installateurs aan te passen, voert straks één installatiemonteur de werkzaamheden uit.
Warmtenetten
De komende jaren komen er steeds meer warmtenetten in ons land. Mensen Maken de Transitie analyseert waar aanleg van warmtenetten gaat plaatsvinden en zorgt dat daar ook de noodzakelijke opleidingen voor warmtemonteurs beschikbaar komen. Het programma maakt ook het aardgasvrij maken van huizenblokken eenvoudiger. Waar bewoners dat eerst individueel moesten aanvragen, kunnen woningcorporaties en Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) de aanvraag voor bewoners nu in één keer afhandelen.
Intentieverklaring
Vijfentwintig partijen, waaronder Techniek Nederland, Netbeheer Nederland, Bouwend Nederland, MBO Raad, Vereniging Hogescholen, 4TU en FNV hebben in 2019 afgesproken om samen te werken aan de enorme energietransitie opgave. Op initiatief van de SER maakten zij vorig jaar afspraken middels een intentieverklaring. Het leer- en innovatieprogramma dat nu is gestart, komt daaruit voort.
[pt_view id="8758582ezi"]
- november 30, 2020
- 129 views
‘Digitaal energielabel is geldverspilling en schiet doel voorbij’
De Tweede Kamer moet het amendement dat voorstelt om de aanvraag voor het energielabel digitaal te doen, niet aannemen. Gebeurt dit toch dan kost dit de belastingbetaler veel geld terwijl de woningbezitter een waardeloos stuk papier ontvangt. De FedEC, de branchevertegenwoordiging van de energieprestatieadviseurs, roept Kamerleden op het amendement niet aan te nemen. Woningkopers en -huurders hebben het recht te weten wat ze kopen of huren. Daarnaast helpt een betrouwbaar energielabel bij de verduurzaming van woningen.
Op 3 december zal de Kamer stemmen over amendement 37 van Kamerleden Koerhuis en Terpstra. De indieners willen daarmee bereiken dat woningbezitters de aanvraag van een energielabel toch weer digitaal kunnen doen, zonder tussenkomst van een “dure energie-expert”. De FedEC heeft echter de indruk dat de initiatiefnemers voor het amendement onvoldoende geïnformeerd zijn. In eerste aanleg, in amendement 36, verwezen ze zelfs naar een verkeerde Europese richtlijn. Er is in elk geval volop reden om te twijfelen aan een correcte onderbouwing. De FedEC trekt zich dit overigens zelf ook aan, omdat ook zij de initiatiefnemers blijkbaar beter hadden moeten informeren.
‘Onbetrouwbare overheid’
De FedEC wil dat een professionele beoordeling ten grondslag ligt aan het energielabel. Alleen zo kunnen kopers en huurders op de uitkomst vertrouwen en kan het label bijdragen aan duurzaamheid en een beter klimaat. De leden van FedEC investeren daarvoor in kennis en kunde om deze professionaliteit te kunnen waarmaken. ‘De branche heeft fors geïnvesteerd in de nieuwe rekenmethodiek. Energieadviseurs volgen omscholing, gaan op examen en ontwerpen platforms om de klanten zo goed en voordelig mogelijk te kunnen helpen. Het getuigt van een zeer onbetrouwbare overheid als nu, enkele weken voor invoering op 1 januari 2021, de plannen, investeringen, omscholingen en examens voor niets blijken te zijn’, stelt de FedEC. ‘Want dat zal het gevolg zijn als het amendement wordt aangenomen. Dit verdraagt zich niet met het algemene beginsel van behoorlijk bestuur. Ook richting haar inwoners heeft de overheid de taak om betrouwbaar te zijn. Als een energielabel is vastgesteld volgens een wettelijk aangewezen methodiek, hebben de inwoners van Nederland het recht op een betrouwbaar energielabel. Zo krijgt een potentiële woningkoper of huurder betrouwbare informatie over de energetische prestatie van de woning.’
‘Appels met peren’
Het nieuwe digitaal aan te vragen energielabel moet volgens het amendement wel worden uitgedrukt in kWh/m2/jaar. ‘Alleen is dat niet mogelijk via de werkwijze en kosten van het huidige digitaal energielabel’, stelt de FedEC. Het nieuwe digitale energielabel wordt duurder voor zowel de burgers als de overheid. Daarom is het onterecht de kosten van het huidige digitaal energielabel af te zetten tegenover het nieuwe volwaardige energielabel, gebaseerd op de NTA8800. Daarnaast is het digitale energielabel onbetrouwbaar. De aanvrager ontvangt dan een briefje waarbij iemand bureaucratisch een label vaststelt, alleen maar omdat je daarmee (mogelijk) voldoet aan de Europese richtlijn. Het algemene beginsel van behoorlijk bestuur bevat niet voor niets het ‘zorgvuldigheidsbeginsel’.’
‘Goedkoop is duurkoop’
Het argument dat de overheid met een digitaal energielabel de woningbezitter niet op kosten jaagt, is verkiezingsretoriek. Iedereen die vindt dat een koper of huurder recht heeft op waar voor zijn geld en dus recht heeft om te weten wat hij koopt of huurt, zou tegenstander moeten zijn van dit nieuwe digitale energielabel. Zou de overheid een digitaal energielabel op basis van NTA8800 moeten invoeren - onder druk van het amendement - dan moet zij fors investeren in nieuwe online software. Deze kosten komen uit de schatkist en worden door de belastingbetaler opgebracht. Zo betaalt de woningverkoper indirect toch meer. Als de wet op 1 januari 2021 daarentegen ongewijzigd van kracht gaat, betaalt de woningverkoper of -verhuurder direct aan de energieadviseur en krijgt daarvoor wel een inhoudelijk goed energielabel. Bovendien is het energielabel alleen nodig bij verkoop of verhuur. Dus iedereen die al voor 31 december een energielabel heeft aangevraagd (dat 10 jaar geldig is) of die niet van plan is een woning te verkopen of verhuren hoeft helemaal geen energielabel aan te vragen. En als je toch een woning verkoopt, dan vallen de kosten voor het waardevolle energielabel in het niet bij de kosten voor de notaris, makelaar en hypotheekadviseur en de duizenden euro’s waarmee de vraagprijs van woningen in de oververhitte woningmarkt momenteel worden overboden.’
[pt_view id="911c36bw2h"]
- november 27, 2020
- 140 views
All-Electric: meer dan warmtepomp én vloerverwarming
Het lijkt erop dat de introductie van de NTA 8800 (BENG) leidt tot een blikvernauwing op het gebied van warmteafgiftesystemen. Wijd en zijd wordt een All-Electric installatieconcept met warmtepomp en vloerverwarming gepropageerd als de ideale oplossing. Hiermee ligt namelijk een optimale BENG-score in het verschiet. Maar gaan we daarmee niet voorbij aan het echte doel van verwarmen?, vraagt Rob Verbrugge van Verbrugge Klimaat Advies zich af.
Sinds 2020 mogen nieuwbouwwoningen geen aansluiting meer hebben voor aardgas. Sindsdien winnen All-Electric-concepten met warmtepompen rap aan populariteit. Vandaag is All-Electric gemeengoed geworden en geniet het een hoge mate van populariteit. Maar voldoet het concept wel aan alle wensen? Kloppen de prognoses en levert deze installatie-oplossing ook het zo gewenste eindproduct, namelijk behaaglijke warmte op de plek en het tijdstip dat de bewoner dat wenst?
Wat is een comfortabele woning?
Denken dat All-Electric het vervangen van de cv-ketel is door het plaatsen van een warmtepomp, is te kort door de bocht. Niet alleen verschillen de aanschafkosten, ook op technisch gebied verandert er veel. Het kleinere vermogen van de warmtepomp is namelijk bij installatietechnische onvolkomenheden niet vergevingsgezind, zoals de cv- ketel dat nog wel was. Vloerverwarming als laagtemperatuur-systeem is, mede ingegeven door de mogelijkheden van onder andere warmtepompen, vaak de eerste keuze. Het rendement is heilig, er wordt meestal meer waarde aan gehecht dan aan de bewonerswensen. Bouwers, adviseurs en zelfs de installateur gaan ervan uit dat de luchtkolom in de woning op twintig graden altijd de juiste behaaglijkheid biedt. Helaas klopt deze aanname niet.
Onvoldoende flexibel
Je over deze materie kritisch uitlaten, vraagt bijna om verkettering. De normopstellers, bouwers, adviseurs en fabrikanten van warmtepompen zijn tenslotte allemaal in hun nopjes met de combinatie van warmtepomp en vloerverwarming. Toch zijn er ondertussen ruim voldoende voorbeelden van bewoners die minder goed te spreken zijn over hun verwarmingssysteem. Ze krijgen namelijk de ruimte wel keurig op een temperatuur van twintig graden, maar ervaren nauwelijks behaaglijke warmte. Waar de moderne mens door technische innovaties vrijwel alles op zijn eigen gekozen moment kan regelen, kan dat met zijn All-Electric installatie absoluut niet. Ervaar je in de avonduren tijdens inactieve momenten onvoldoende warmte, dan is de ultra lage temperatuurverwarming niet in staat hier (snel) wat aan te doen.
Vloerbekleding
Daarnaast is dit afgiftesysteem niet met elke vloerbekleding te combineren, hoewel verkopers van hout, laminaat en tapijt dat wel roepen. Stenen vloeren geven door hun lage warmteweerstand nog enigszins warmte af, maar andere vloersoorten doen dit door hun hoge weerstand niet of nauwelijks. De ruimte blijft weliswaar eenvoudig op een temperatuur van 20 graden, maar enige vorm van warmtebeleving wordt niet meer ervaren. All-Electric installaties met vloerverwarming hebben eigenlijk aanvulling nodig van snelle flexibele stralingswarmte op plekken waar de bewoner inactief is.
Verdiepingen
Op de verdiepingen is het vloerverwarmingssysteem vanwege zijn traagheid niet in staat om op een flexibele basis snel warmte af te geven. En dat is problematisch. Zeker in deze tijd van thuiswerken wil de bewoner snel zijn afgiftesysteem kunnen bijsturen en daar zijn andere systemen beter in dan vloerverwarming.
Elektrische vloerverwarming
De elektrische variant van vloerverwarming werkt aanzienlijk sneller, is lokaal inzetbaar en de warmte voelt behaaglijker aan. Maar hier worden de elektriciteitskosten, het benodigde vermogen en de normeisen weer als nadelen ervaren. Het is echter mogelijk om daar creatieve en duurzame warm tapwater- en ventilatieoplossingen voor te bedenken. Daarnaast valt dit in andere verblijfsruimten eenvoudig te combineren met lokale verwarming, waardoor er een minder hoog vermogen nodig is. Bij deze oplossingen wordt vaak te snel gedacht aan het nadeel van COP 1, terwijl er juist volop voordelen en mogelijkheden zijn.
De kern
Het lijkt erop, dat onze zoektocht naar duurzaamheid ons doet vergeten waar verwarmen echt om gaat. De mens wil flexibele voelbare warmte op de plek en het moment dat hij daar behoefte aan heeft. Deze heeft hij al die jaren verkregen door een combinatie van straling en convectie als warmteoverdrachtsoorten. De verwarmingssector heeft haar kennis hierover laten versloffen. Wie weet er nog dat echte warmte immer stralingswarmte is en dat luchttemperatuur slechts alleen het verschil tussen de lucht en de mens kan verkleinen, waardoor men minder warmte verliest? Luchtverwarming is in feite helemaal geen vorm van verwarming, maar een vorm van isolatie.
Experts in warmte
Als de mens kou ervaart, heeft hij behoefte aan snel te verkrijgen voelbare warmte. En dat is uitsluitend te realiseren met installaties die stralingswarmte leveren. In de All-Electric woning kan dat in de vorm van een lokaal warmteafgiftesysteem, bijvoorbeeld boven de zithoek. Nu zien we dat bewoners dit oplossen met fleecedekens, elektrische blaaskacheltjes of het plaatsen van vervuilende houtkachels. Ik pleit ervoor dat installatiebedrijven weer verwarmingsexperts worden. Deskundigen die echt kijken naar wensen en behoeften en daar creatief invulling aan geven met inachtneming van de geldende normen. Warmte is een vak en is méér dan 24 uur per dag dezelfde temperatuur leveren. Als een bewoner kou ervaart, wil hij snel worden opgewarmd. Als dit uitgangspunt weer de standaard wordt, dan wordt iedereen echt happy met All-Electric.
Het hele artikel over All-electric staat in de januari-editie van IZ. Deze special over All-electric is vanaf 26 januari digitaal te raadplegen via www.installateurszaken.nl. Liever een print-editie op uw deurmat? Maak dan gebruik van onze tijdelijke actie en meld u nu aan voor een gratis abonnement op IZ via www.installateurszaken.nl.
- november 25, 2020
- 144 views
Doorontwikkelde gasketels voor utiliteit klaar voor waterstof
Remeha lanceert de ketels GAS 320 Ace en GAS 620 Ace. Beide zijn geschikt om te branden op aardgas aangevuld met 20% waterstof. De GAS 320 Ace wordt doorontwikkeld om in de toekomst zelfs op een aansluiting met 100% waterstof te draaien. De GAS 320 Ace en GAS 620 Ace zijn de doorontwikkelde versies van respectievelijk de GAS 310 ECO Pro en de GAS 610 ECO Pro. De ketels zijn vooral geschikt voor het verwarmen van grote utiliteitsgebouwen.
Door de hogere Delta T is de GAS 320/620 Ace onder meer inzetbaar voor hybride systemen, als pieklastketel of voor de tapwatervoorziening. Ook bij collectieve verwarmingssystemen, waar vaak een hogere Delta T van 40 graden gebruikelijk is, biedt deze ketel uitkomst.
Hoge vermogens
De ketels zijn met een vermogen van 285 kW tot meer dan 1 MW vooral geschikt voor het verwarmen van grotere utiliteitsgebouwen zoals ziekenhuizen, grote kantoorpanden en appartementencomplexen. Het hoge vermogen maakt dat ze snel aan de warmtevraag in dergelijke gebouwen kunnen voldoen. Toch zijn de afmetingen beperkt gebleven, waardoor ze door een standaard deuropening passen. Installatie- en onderhoudswerkzaamheden aan de GAS 320/620 Ace zijn gemakkelijk door de eenvoudig bereikbare componenten en de intuïtieve functietoetsen. De installateur heeft door LED-verlichting in het toestel – die ook bij stroomuitval werkt – altijd goed zicht op de onderdelen en functietoetsen van de ketels.
Voorbereid op de toekomst
De GAS 320/620 kunnen nu al (deels) op waterstof draaien. Remeha werkt op dit moment aan een aangepaste GAS 320 Ace die uitsluitend op waterstof kan branden. Tevens werken de GAS 320/620 binnenkort ook op andere duurzame gassen en zijn ze te combineren met warmtepompen of andere, bestaande cv-ketels. Bovendien is het mogelijk om meerdere ketels in cascade aan elkaar te koppelen.
Koppeling met gebouwbeheer
Beide ketels zijn te koppelen met verschillende gebouwbeheersystemen via het Modbus- of Bacnet-protocol. Installateurs kunnen alle informatie van de ketel ter plekke uitlezen of de instellingen aanpassen via de Smart Service Tool en de Smart Service app. De installateur krijgt bovendien direct een melding als de ketel in storing is of als er een onderhoudsbeurt aankomt. Hiervoor zijn deze cv-ketels gekoppeld met het besturingsplatform eSmart Inside.
Lage gebruikskosten
Een condenserende warmtewisselaar van aluminium gietwerk zorgt voor een hoog rendement gedurende een lange periode, aldus de fabrikant, wat resulteert in een laag energiegebruik en lage emissiewaarden. De hoge connectiviteit draagt daarnaast ook bij aan lagere servicekosten en optimale planning voor onderhoudswerkzaamheden.
[pt_view id="45801c4w1p"]
- november 20, 2020
- 173 views
Branche verdiept zich nog nauwelijks in geothermie
Uit een studie van Energie Beheer Nederland blijkt dat 2,6 miljoen huizen en gebouwen van warmte kunnen worden voorzien door geothermie. Waarom zijn er dan nog nauwelijks projecten gerealiseerd met aardwarmte in de gebouwde omgeving? Adviseur Runa Lentz van Merosch weet er meer over.
Lentz is bij Merosch de contactpersoon voor begeleiding van geothermieprojecten. Volgens de adviseur zijn er verschillende redenen aan te wijzen waarom aardwarmte nog nauwelijks voet aan de grond heeft gekregen in Nederland.
Zo’n enorme potentie en toch staat de techniek hier nog in de kinderschoenen. Hoe komt dat?
“Allereerst omdat we relatief weinig weten over de aardlagen dieper dan 3 kilometer. De afgelopen decennia hebben we ons vooral geconcentreerd op de ondiepe aardlagen, omdat daar gas te vinden viel. Daarmee kom je ook bij het volgende punt: we hebben onszelf jarenlang beholpen met gas, onze infrastructuur was daar ook op uitgelegd. Er was dus geen reden om onszelf te gaan verdiepen in geothermie.”
Wat komt er allemaal bij kijken om een geothermische installatie aan te leggen?
“Het is een complexe operatie. Eerst worden er twee putten geboord tot een diepte van maximaal ongeveer 4000 m. Uit de ene put wordt warm water omhoog gepompt. De warmte wordt via een warmtewisselaar afgegeven, waarna het afgekoelde water de andere put in gaat. Naast de installatie moet ook een technische ruimte worden gerealiseerd. Al met al ben je gemiddeld tussen de 6 maanden tot 2 jaar kwijt om een geothermische installatie aan te leggen.”
Kan je een dergelijk systeem zowel in de nieuwbouw als bestaande bouw toepassen?
“Eigenlijk is geothermie vooral interessant om de warmtevoorziening van woningen in de bestaande bouw snel te verduurzamen. Je kan namelijk water leveren met een temperatuur van 70°C of hoger. Dat is gunstig, want je hoeft dan geen verwarmingsinstallaties in bestaande woningen te vervangen.”
En hoe zit het dan met de concurrentie van warmtepompen en op termijn waterstofketels?
“Waterstof is nog te duur voor de gebouwde omgeving. Ik zie daar vooral een toekomst voor weggelegd in de industrie. Warmtepompen kan je niet overal toepassen. In de centra van steden is er veel potentie voor warmtenetwerken. Die kan je van warmte voorzien via geothermie.”
Het is ook mogelijk om met geothermie elektriciteit op te wekken. Hoe gaat dat proces in zijn werk?
“In Nederland gebeurt dit nog niet, maar het kan wel. Ultradiepe geothermie (UDG) wordt op 5 tot 7 kilometer diepte gewonnen en levert een temperatuur hoger dan 120°C op, waarmee een aanvullende installatie elektriciteit kan opwekken. Maar dit is alleen interessant al er een subsidieregeling van kracht is. Anders kan je niet concurreren met wind- en zonne-energie. In Nederland kennen wij geen subsidieregeling.”
Tot slot, wat dient de installateur nu al te weten over geothermie?
“Dat het om collectieve systemen gaat, die vooral interessant zijn voor de bestaande bouw. Op dit moment is nog maar één project gerealiseerd, dus het loont nog nauwelijks om je er echt in te gaan verdiepen.”
Meer weten over geothermie? Lees dan het hele artikel in de december-editie van IZ. Deze is vanaf 2 december digitaal te raadplegen via www.installateurszaken.nl. Liever een print-editie op uw deurmat? Maak dan gebruik van onze tijdelijke actie en meld u nu aan voor een gratis abonnement op IZ via www.installateurszaken.nl.
Afbeelding: Diepe Geothermie. Bron: Merosch
- november 19, 2020
- 129 views
Afsluiten gasleiding kost bewoner voortaan niets
Consumenten hoeven de hoge kosten die gepaard gaan met het afsluiten van de gasleiding niet langer zelf te betalen. Wie van zijn gasaansluiting af wilde moest, daar nog enkele honderden euro’s voor betalen. Vanaf nu worden deze kosten gedragen door de netbeheerder.
GroenLinks heeft aangedrongen op deze regeling. De partij vond het oneerlijk om voorlopers in duurzaamheid een rekening van enkele honderden euro’s te presenteren. GroenLinks Kamerlid Tom van der Lee: “We moeten de komende decennia allemaal van het aardgas af. Het is belangrijk dat we burgers helpen deze stap te zetten en niet met deze onnodige en oneerlijke kosten op te zadelen. Deze stap is alvast geregeld voor iedereen die voorop loopt en gasvrij wil gaan wonen.”
[pt_view id="da5b9231fi"]





