• januari 6, 2020
  • 139 views
Wat zijn de effecten van BENG op utiliteitsgebouwen?

Vanaf 1 juli 2020 hebben vastgoedontwikkelaars en architecten te maken met de nieuwe bepalingsmethode voor energieprestatie, NTA 8800. De BENG-eisen vervangen de huidige EPC-eisen, maar hoe streng zijn ze? En er zijn verschillende mogelijkheden om aan de nieuwe eisten te voldoen, maar hoe? DGMR-adviseurs schreven hier een whitepaper over, waarin een aantal veel voorkomende utiliteitsbouwfuncties naast elkaar worden gezet. Berekeningen aan verschillende referentiegebouwen maken zichtbaar welke maatregelenpakketten er mogelijk zijn.

In drie stappen geven de schrijvers steeds aan hoe een utiliteitsgebouw een BENG-gebouw kan worden. In het ontwerpproces zal al vroegtijdig getoetst moeten worden of met name de BENG 1-indicator behaald gaat worden: een minder compact ontwerp kan er toe leiden dat BENG 1 kritisch wordt en daar moet door het ontwerpteam tijdig op geanticipeerd worden. Maar ook het halen van de BENG 2- en BENG 3-indicator gaat niet automatisch goed.

Keuze- en ontwerpvrijheid
De DGMR-adviseurs concluderen dat de BENG 1-indicator, bij een enigszins compact ontwerp, relatief eenvoudig gehaald kan worden. Om ook aan de BENG 2- en BENG 3-eisen te voldoen, moet uitgegaan worden van een goede isolatie, een energiezuinig ventilatiesysteem met warmteterugwinning, een laag geïnstalleerd vermogen voor verlichting en een efficiënte opwekker voor verwarming en koeling. Tegelijkertijd blijkt uit de verschillende berekeningen dat meerdere pakketten aan maatregelen mogelijk zijn. Er is dus voldoende keuze- en ontwerpvrijheid om aan de BENG-eisen voor utiliteitsbouw te voldoen.

  • december 18, 2019
  • 120 views
Opnieuw uitstel gevraagd voor invoering BENG

De softwarepakketten, waarmee gebouwontwerpen kunnen worden getoetst aan de BENG-eisen zijn (wederom) niet tijdig gereed. Opnieuw wordt daarom uitstel gevraagd van de invoering van de BENGeisen. De invoeringsdatum was door eerdere vertraging van de software al eens uitgesteld van 1 januari 2020 naar 1 juli 2020. Dat zou nu nog eens zes maanden later moeten worden.

Voor de bouwpraktijk is het noodzakelijk dat er minimaal een periode van een half jaar (en bij voorkeur een jaar) zit tussen het moment van beschikbaar komen van de nieuwe software (gebaseerd op NTA 8800) en de wettelijke invoering van de nieuwe BENGeisen. Volgens de laatste informatie zijn deze softwarepakketten niet voor 1 januari 2020 gereed. Mededelingen van softwareontwikkelaars hierover variëren van eind januari/medio februari voor de bèta-versie van de software, tot begin april voor de definitief vrij te geven software.

  • december 16, 2019
  • 153 views
‘Aansluiting rijwoningen op warmtenetten kan beter’

Stichting Warmtenetwerk heeft onderzocht hoe bestaande rijtjeshuizen sneller, veiliger en goedkoper kunnen worden aangesloten op warmtenetten. Traditioneel wordt de warmte-aansluiting in grondgebonden woningen op de begane grond gerealiseerd. Maar bij bestaande rijwoningen blijkt het naar boven brengen van de warmte-aansluiting op de plek van de cv-ketel beter.

Bestaande rijwoningen zijn moeilijker op een warmtenet aan te sluiten dan nieuwbouw- of gestapelde woningen. Dit komt doordat het vaak niet mogelijk of te kostbaar is om een warmteafgifteset in de meterkast te plaatsen en de warmteleiding door de kruipruimte aan te leggen. Daarom besloten Eneco, Ennatuurlijk, HVC en Stadsverwarming Purmerend samen met andere bedrijven van Stichting Warmtenetwerk zoals Royal Haskoning DHV, Weijers Waalwijk, A. Hak, Samen Warm en Greenvis nieuwe aansluitmethoden voor rijtjeshuizen te onderzoeken. Daarbij was het uitgangspunt om op dakhoogte de woning binnen te gaan. De warmteleiding en -afgifteset komen dan op de plek van de cv-ketel. De warmtebuizen worden via de gevel in de vorm van een regenpijp, geïntegreerd in een dakgoot, via het knieschot of onder de daknok naar de woning gebracht.

Knieschotvariant
Naar deze varianten is eerst een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd door Royal Haskoning DHV. Vervolgens is in een kwalitatief marktonderzoek onder tien woningcorporaties bekeken welke variant in de praktijk de voorkeur heeft. Technisch-economisch concludeert Royal Haskoning DHV in het haalbaarheidsonderzoek dat de knieschotvariant het best toepasbaar is in de woningen. Maar in het marktonderzoek werd de knieschotvariant door de woningcorporaties juist als minst preferent gekozen, omdat die de meeste overlast op de zolder veroorzaakt voor de huurder.

Conclusie
De conclusie van beide onderzoeken is dat rijtjeshuizen sneller, veiliger en goedkoper aangesloten kunnen worden op een warmtenet. Per situatie moet goed gekeken welke variant het meest geschikt is. Als de aansluiting in onbewoonde staat kan worden uitgevoerd, is de knieschotvariant de beste optie. Als dat niet het geval is, hebben andere varianten de voorkeur. Daarbij moet wel rekening gehouden worden met Welstandseisen, omdat leidingen zichtbaar zijn aan de woning. Als opschaaltempo belangrijk is, krijgt de regenpijpvariant de voorkeur. Hierbij is het namelijk mogelijk sommige huizen in een rij niet aan te sluiten, bijvoorbeeld wanneer ze onbewoond zijn of wanneer de eigenaar nog geen aansluiting wil.

Sneller, veiliger en goedkoper
In het Klimaatakkoord voor de gebouwde omgeving is door de warmtebedrijven toegezegd om vanaf 2025 een groei van 80.000 woningequivalenten per jaar in stadswarmte te realiseren. Dit aantal groeit na 2030 nog verder door innovaties en een betere aansluiting bij marktwensen. Warmtebedrijven hebben veel ervaring met het aansluiten van nieuwbouw en steeds meer met bestaande galerijflats, maar minder met bestaande rijwoningen. Zowel het haalbaarheidsonderzoek als het marktonderzoek tonen aan dat het aansluiten van bestaande rijwoningen sneller, veiliger en goedkoper kan door de warmte-aansluiting op een andere manier te realiseren dan tot nu toe gebruikelijk is.

Voor meer informatie: Lees hier het haalbaarheidsonderzoek van Royal Haskoning DHV en hier het marktonderzoek van Stichting Warmtenetwerk.

  • december 13, 2019
  • 125 views
Prijs voor duurzame portiekwoningen

Breman Woningbeheer heeft de Woonstad Rotterdam Energie Challenge gewonnen. Woonstad Rotterdam had deze wedstrijd uitgeschreven in de zoektocht naar de beste duurzame oplossing voor het verduurzamen van een bestaand wooncomplex, en in het bijzonder bestaande portiekwoningen. Het winnende concept van Breman Woningbeheer en Itho Daalderop is een zogenaamd Collectief Hybride Systeem.

Woningcorporatie Woonstad Rotterdam, de grootse sociale huisvester van Rotterdam, wil haar woningen in bewoonde staat snel verduurzamen en daagde partijen in de markt uit. De vraag was om van een bestaande portiekwoningen de CO2-uitstoot zoveel mogelijk terug te brengen met een maximaal budget van 15.000 euro per woning. Breman schreef zich in met het Itho Daalderop Collectief Hybride Systeem en werd uit een kleine veertig inschrijvingen geselecteerd als één van de winnaars.

Oplossing
“Het door Breman Woningbeheer aangeboden concept is een zogenaamd Collectief Hybride Systeem. Dit systeem is in staat om een groot deel van de warmtebehoefte voor centrale verwarming van de aangesloten portiekwoningen vanuit de centraal geplaatste collectieve warmtepomp aan te leveren”, legt Edwin Suttorp, directeur Breman Woningbeheer regio Zuidwest, uit. Hoewel de hybridetechniek op zichzelf niet nieuw is, is de toepassing ervan op deze wijze in een collectieve sfeer wel uniek en innovatief. “Door een groot deel van de techniek op het dak te plaatsen heeft de oplossing een beperkte impact voor bewoners en beperkte complexiteit, is het systeem bijzonder geschikt voor grootschalige toepassing in de grootstedelijke gestapelde omgeving”, aldus Edwin. Itho Daalderop, leverancier van de warmtepomp, heeft als partner een belangrijk aandeel gehad in de challenge, samen met het Breman kenniscentrum en Breman schoorsteentechniek een mooi voorbeeld van ketensamenwerking.

Het juryrapport
‘Dit concept zet in op een collectief warmtepompsysteem in combinatie met lage temperatuurverwarming. Een degelijk plan’, zo geeft de jury aan. ‘Er is aan veel zaken gedacht en de inzending ademt een ‘activistische’ sfeer, dat spreekt aan. Er wordt nadrukkelijk aansluiting gezocht bij de ervaringswereld van bewoners. De gekozen oplossingen komen logisch over en mogen in deze Challenge niet ontbreken. Bewoners gaan er direct qua comfort en binnenklimaat op vooruit. Opgemerkt wordt dat het concept (nu nog) niet aardgasvrij is.’

Beperkte impact
‘Dit Collectieve Hybride Systeem kenmerkt zich door een beperkte impact in de woningen bij het aanleggen ervan en ook gaat er nauwelijks woonruimte verloren. Het wooncomfort is tenminste gelijk aan wat bewoners gewend waren en kan zelfs verbeteren door een gelijkmatiger verwarming van de ruimtes, maar zal zeker ook verbeteren door de nieuwe ventilatiesystemen, die bijdragen aan een gezonder leefklimaat in de woning. Bovendien worden er ook PV-panelen geplaatst die rechtstreeks aan de bewoners energie leveren. Tot slot levert dit alles een substantiële besparing van energieverbruik op.’

Test
Edwin Suttorp: “Als winnaar van de Woonstad Rotterdam Energie Challenge kunnen we onze oplossing toepassen in de bewoonde portiekflats van Woonstad Rotterdam. De oplossing wordt getest en besproken met bewoners en Woonstad Rotterdam. We hebben goede verwachtingen dat het concept dan grootschalig kan worden toegepast bij deze, maar ook bij andere woningcorporaties in de regio waar veel gestapelde bouw is. Ik ben dan ook supertrots op ons team dat verantwoordelijk is voor de uitwerking van dit concept.”

  • december 13, 2019
  • 121 views
Collectief wil innovaties in warmteketen versnellen

Verschillende partijen in de warmteketen zijn het warmtecollectief WarmingUP gestart. Het collectief heeft als belangrijkste doel de ontwikkeling van collectieve warmtesystemen die betaalbaar, duurzaam, betrouwbaar, praktisch uitvoerbaar en maatschappelijk aanvaardbaar zijn. Er is een subsidie beschikbaar gesteld van 9,3 miljoen euro. Met een investering van 9,6 miljoen euro door de samenwerkingspartners zelf komt het totaal aan beschikbare financiële middelen op 18,9 miljoen euro.

Als onderdeel van het Klimaatakkoord wordt de gebouwde omgeving aardgasvrij gemaakt. Warmtenetten zijn daarbij één van de oplossingen. Uitdaging is om in de bestaande bouw op een kosteneffectieve manier, duurzame warmte te leveren. Verder is een versnelling van het realisatietempo nodig, gezien de grote opgave waar Nederland voor staat. Een consortium van partijen die actief zijn in de hele keten, van warmtebron tot klant, is hiervoor een samenwerking aangegaan.

Onder leiding van TNO
WarmingUP staat onder leiding van TNO en wil als collectief vraagstukken over kostenreductie en verduurzaming integraal aanpakken en oplossingen daarvoor ontwikkelen die op vele locaties toepasbaar zijn. Het belangrijkste doel van WarmingUP is de ontwikkeling van collectieve warmtesystemen die betaalbaar, duurzaam, betrouwbaar, praktisch uitvoerbaar en maatschappelijk aanvaardbaar zijn. Het betekent bijvoorbeeld dat met nieuwe kennis duurzame warmtebronnen met verschillende niveaus van temperatuur en volumes slim gecombineerd kunnen worden. Ook kennisontwikkeling voor het realiseren van grootschalige warmteopslagsystemen en het integreren daarvan in warmtenetten is een beoogd resultaat. Onderzocht wordt bijvoorbeeld waar en tegen welke kosten warmte gewonnen kan worden via aquathermie of geothermie. Tot slot richt het samenwerkingsverband zich op de ontwikkeling van nieuwe samenwerkings- en financieringsvormen én nieuwe werkwijzen om maatschappelijk draagvlak te realiseren.

Innovatieplan duurzame warmte
Om het doel te bereiken is een innovatieplan opgesteld dat bestaat uit 32 projecten, gegroepeerd in zes inhoudelijke, samenhangende thema’s, met focus op:
• ontwerp en aansturing van warmtenetten, systeemintegratie en cascadering (thema 1) resp. methoden voor aanleg van deze netten (thema 2) en vraagsturing (thema 6);
• duurzame bronnen en seizoenopslag – aquathermie (thema 3), geothermie (thema 4) en warmteopslag (thema 5);
• sociaal-maatschappelijke inpassing van collectieve warmtesystemen (thema 6).
De opschaling, kostenreductie en verduurzaming van collectieve warmtesystemen vereist een nieuwe manier van denken over de warmtevoorziening. In de looptijd van 3 jaar legt dit innovatieplan het fundament voor het realiseren van de ambities voorverduurzaming van de warmtevoorziening in gebouwde omgeving.

Deelnemers aan het collectief zijn:
Warmtebedrijven: Eneco, Ennatuurlijk, HVC, SVP en Vattenfall
Netbedrijven: Capturam, Enpuls, Firan/Alliander en NetVerder
Partijen in de watersector: Rijkswaterstaat, STOWA en Unie van Waterschappen
Partijen in bodem en ondergrond: BodemenergieNL, EBN, Engie, Huisman en Shell
Gemeenten en regio’s: Almere, Amsterdam, Breda, Den Haag, Nijmegen, Rotterdam en Utrecht, en regio Holland-Rijnland
Provincies: Limburg en Zuid-Holland
Onderzoeksorganisaties: Deltares, Erasmus Universiteit Rotterdam, KWR Water Research, Saxion Hogescholen, TNO (penvoerder), TU Delft, TU Eindhoven en Universiteit Utrecht
Overige deelnemers: De Efteling, Adviesbureau Greenvis, Coöperatie Duurzame Vruchtenbuurt en living lab The Green Village

  • december 12, 2019
  • 128 views
Stapsgewijs van hr-ketel naar warmtepomp

Vanaf 1 januari 2023 moeten alle kantoren met een oppervlakte van meer dan 100 m2 minimaal energielabel C hebben. Panden die een lager energielabel of helemaal geen energielabel hebben, mogen niet meer als kantoor worden verhuurd. Remeha wil marktpartijen ondersteunen bij die verbetering en biedt hiervoor specifieke oplossingen. Van hoogrendement-ketel naar warmtepomp.

Om het energielabel van een gebouw te verbeteren, adviseert de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) vier stappen. De aanvraag van een maatwerkadvies is de eerste stap. De tweede stap omvat het verkennen van de subsidiemogelijkheden voor verduurzamingsmaatregelen en de derde stap is het uitvoeren van de maatregelen. Tot slot moeten partijen hun energielabel opnieuw laten vaststellen.

Passend voorstel
Afhankelijk van het huidige energielabel van het gebouw en het gewenste nieuwe energielabel kan Remeha een passend voorstel opstellen voor het upgraden van de energiezuinigheid. Een eerste mogelijkheid is het vervangen van bestaande cv-ketels voor moderne hoog rendement cv-ketels. Het installeren van Quinta Ace wandketels of de GAS 220 Ace staande ketels maken al een groot verschil bij het verhogen van het energielabel, aldus de fabrikant. ‘Met deze ketels levert de eindgebruiker niet in op comfort. En omdat de benodigde verbouwingswerkzaamheden minimaal zijn, ervaart een opdrachtgever weinig overlast. De ketels hebben bovendien een lage NOx-uitstoot. Op die manier dragen deze ketels substantieel bij aan het behalen van energielabel C, eventueel in combinatie met bouwkundige maatregelen zoals dak- en gevelisolatie, HR-glas of het toepassen van ledverlichting. Ondernemers die voor deze oplossing kiezen, kunnen gebruikmaken van de financiële regelingen MIA en/of Vamil.’

Hybride oplossing
Een tweede mogelijkheid ziet Remeha in het aanpassen van het bestaande verwarmingssysteem naar een hybride oplossing. ‘Deze combinatie van cv-ketel, aangevuld met een warmtepomp met een duurzame bron, heeft een potentieel hoog rendement tot wel 165%. Ook de benodigde bouwkundige aanpassingen zijn minimaal. Doordat de cv-ketel kan bijspringen op de momenten dat de warmtepomp niet aan de warmtevraag kan voldoen, beschikt het kantoorpand altijd over een comfortabel klimaat. Een bestaande cv-ketel, maar eventueel ook een nieuwe Quinta Ace, vormt samen met een duurzame bron het hybride systeem. Voor de duurzame opwekker heeft Remeha diverse mogelijkheden; van een absorptiewarmtepomp tot verschillende elektrische warmtepompen maar ook de inzet van zonnewarmte, via de Remeha Solar Pro. Zodra de eigenaar het kantoorpand via een hybride verwarmingsoplossing wil verduurzamen, kan hij ook nog gebruik maken van de ISDE-subsidie.’

Naar energielabel A met all-electric
De overheid is nu van plan om in 2030 de eis van het minimale energielabel voor kantoorruimtes groter dan 100 m2 aan te scherpen naar energielabel A. Voor ondernemers die daarop willen anticiperen en nu al willen upgraden naar energielabel A heeft Remeha verschillende concepten beschikbaar. ‘Zowel lucht/water-warmtepompen – die gebruik maken van omgevingslucht – als ook grond/water-warmtepompen die hun duurzame energie uit de bodem halen, zijn hiervoor geschikt. Met deze oplossingen zijn volledig energieneutrale concepten mogelijk. Bovendien kunnen deze oplossingen op hete dagen ook voor verkoeling zorgen. Voor de aanschaf van deze zeer energiezuinige en zelfs energieneutrale oplossingen kunnen ondernemers de ISDE-subsidie aanvragen.’

  • december 10, 2019
  • 123 views
Verzekeraar scoort met hoofdkantoor hoog op duurzaamheid

Het hoofdkantoor van verzekeraar Vivat heeft een hoge duurzaamheidsscore behaald bij de laatste Breeam-certificatie. Het gebouw behaalde drie sterren op zowel het onderdeel Beheer, Asset als Gebruik. Een verbetering met twee sterren ten opzichte van de laatste certificering. De hoge scores zijn onder meer behaald door de verouderde warmtepomp is vervangen voor een warmtepomp met een hogere COP. Ook is het bestaande koudemiddel R134a vervangen door R1234yf, dat 335 keer minder schadelijk.

Breeam is een internationaal keurmerk en staat voor Building Research Establishment Environmental Assessment Method. Deze methodiek maakt de integrale duurzame prestaties van een gebouw inzichtelijk en brengt verbetermogelijkheden aan het licht.

Bijzondere prestatie
Thomas Metz, programmanager van Dutch Green Building Council (DGBC), de partij die Breeam-NL beheert en ontwikkelt: “Drie sterren worden wel vaker gehaald op één specifiek onderdeel, maar er zijn weinig partijen die op alle drie de onderdelen gecertificeerd zijn volgens de meest recente, aangescherpte norm van Breeam-NL In-Use. Dat zijn er feitelijk maar twee in heel Nederland. Drie sterren op alle onderdelen is dus een bijzondere prestatie te noemen.”

Nog meer mogelijk
Vivat ziet overigens nog andere interessante mogelijkheden om haar hoofdkantoor verder te verduurzamen, zoals de plaatsing van zonnepanelen, het afkoppelen van gas en de plaatsing van groene of blauwe daken.

  • december 4, 2019
  • 133 views
Restwarmte datacenter mogelijk ingezet voor verwarmen nieuwbouw

In het ontwikkelingsgebied Amstel III in Amsterdam Zuid-Oost moet een warmtenet komen waarmee 400 nieuwbouwwoningen met de restwarmte van een nabijgelegen datacenter zullen worden verwarmd. De betrokken partijen zijn een onderzoek gestart naar de haalbaarheid van dit net.

Deelnemende partijen zijn vastgoedbeheerder Caransa, warmtenetwerkbedrijf Firan, datacenterbeheerder Equinix, waterbedrijf Waternet en brancheorganisatie Dutch Data Center Asssociation (DDA).

Duurzame warmtebron
Volgens Stijn Grove, directeur van de DDA, kunnen datacenters een grote bijdrage leveren aan de doelstellingen van het Klimaatakkoord door restwarmte in te zetten als duurzame warmtebron voor warmtenetten. “Datacenters dragen reeds enorm bij aan de verduurzaming van Nederland. Door de concentratie van IT-apparatuur in energie efficiënte datacenters, hebben we het energiegebruik ondanks de sterke digitalisering stabiel kunnen houden. Datacenters leveren daarnaast een grote bijdrage door hun restwarmte opnieuw in te zetten als duurzame warmtebron. De getekende intentieverklaring is een prachtige volgende stap in deze ambitie. We zien dit dan ook als een zeer positieve ontwikkeling in de verdere verduurzaming van Amsterdam Zuid-Oost.”

Essentieel
André Meijer, directeur van Firan, benadrukt dat publieke warmtenetten essentieel zijn om de energietransitie in Nederlandse gemeenten tot een succes te maken. “Omdat iedereen onder gelijke condities toegang heeft, bevordert deze aanpak de ontwikkeling van nieuwe lokale warmtebronnen, de continuïteit van het net én de keuzevrijheid voor de afnemers. Het Amstel III warmtenet laat zien hoe we samen stappen vooruit zetten om tot de slimste resultaten te komen: een toekomstbestendig netwerk dat duurzame warmte levert aan woningen en bedrijven in een dynamische stedelijke omgeving."

Belangrijke volgende stap
Michiel Eielts, Managing Director van Equinix is positief over de ontwikkeling die bijdraagt aan de energietransitie. “Het stemt ons positief om als Equinix bij te kunnen dragen aan de bevordering van energie-efficiency. Gebruik van restwarmte uit onze datacenters is hier een belangrijke volgende stap in. De mogelijkheden zijn groot: de warmte van alle datacenters rond de stad is genoeg om honderdduizenden woningen te verwarmen. Omdat datacenters zich geen storingen kunnen veroorloven, gaat het om een zeer stabiele warmtebron die het hele jaar door beschikbaar is. Om het initiatief rondom de inzet van restwarmte te laten slagen is een leverancier, distributeur en afnemer nodig. Dit maakt dat het altijd een samenspel van verschillende belanghebbenden is. Equinix streeft er dan ook naar om deze partijen bij elkaar te brengen, voor het optimaal benutten van restwarmte. We zijn al een knooppunt voor internet en connectiviteit; met de herbestemming van restwarmte vormen we ook een knooppunt in een duurzame energieketen.”

Zowel nieuwbouw als bestaande bouw
Ook Salo Caransa, Directeur van Caransa Groep, steunt het project. “De restwarmte die uit datacenters vrijkomt kan benut worden voor zowel nieuwbouw als bestaande bouw. Afhankelijk van het gekozen temperatuurregime ontstaan verschillen in duurzaamheid, betaalbaarheid en openheid van het warmtenet. Daarom ondersteunt Caransa Groep dit haalbaarheidsonderzoek naar een open lage temperatuur warmtenet in Amstel III, en zien wij samen met onze partners met belangstelling de uitkomsten tegemoet van de juridische toepasbaarheid binnen de gestelde beleidskaders van duurzaamheid, betaalbaarheid en openheid.”

  • december 3, 2019
  • 134 views
WKO-installatie maakt 100-jarig grachtenpand duurzaam

Een kantoorpand uit 1920 aan de Nieuwe Herengracht in Amsterdam is omgebouwd tot een modern, energiezuinig gebouw. Met behoud van de grandeur van honderd jaar geleden is moderne techniek toegepast om het pand duurzaam te maken voor de komende eeuw.

J.P. van Eesteren voerde de renovatie van het vijf verdiepingen hoge grachtenpand plus tuinhuis — een totale oppervlakte van circa 1.600 m2 — turn-key uit. In de vooropdracht werd het bestaande pand gestript, waarna ook de afbouw en indeling aan de landelijk opererende utiliteitsbouwer werden gegund.

16 bronnen van 160 meter diep
Het pand kreeg een WKO-installatie in de tuin, waarvoor 16 bronnen van 160 meter diep zijn geboord. Een dergelijk energiearm verwarmingssysteem vraagt echter een hoogwaardige isolatie. Om die reden werd de gehele buitenschil, voor en achter, voorzien van voorzetwanden met nieuwe beglazing, dan wel van nieuwe achterzetramen. Daarnaast kreeg het kantoor een ventilatiesysteem met warmteterugwinning. Om de plafonds op hun klassieke hoogte te laten, zijn de ventilatiekanalen in de isolatiewanden en in speciale, verticale schachten verwerkt.

  • december 2, 2019
  • 141 views
Kosten voor NOM-renovatie kunnen met 30 procent dalen

Stroomversnelling heeft het rapport ‘Nul-op-de-meter, prijsontwikkeling 2015-2030’ gepubliceerd. Hierin worden de kosten en baten geïnventariseerd van ‘nul-op-de-meter’-renovaties (NOM) en vergeleken met die van traditionele label B-renovaties. Daar waar de investeringen in label B-renovaties sinds 2015 fors zijn gestegen, is de prijsontwikkeling voor de NOM-aanpak beduidend gunstiger verlopen, blijkt uit het onderzoek. Na een prijsstijging is er op dit moment, gemiddeld genomen, een lichte prijsdaling zichtbaar.

Uitgangspunt bij de NOM-aanpak is het fabrieksmatig vervaardigen van componenten, die vervolgens tijdens de renovatie in zeer korte tijd geplaatst worden.

Kostprijs kan met 30 procent dalen
De voor het rapport ondervraagde marktpartijen verwachten dat de kostprijs van een NOM-renovatie in de periode 2019 – 2030 nog met circa 30 procent kan dalen. De belangrijkste voorwaarde is dat er bouwstromen op gang moeten komen. Dit betekent een continue, voorspelbare vraag naar renovaties van woningen, zodat aanbieders hun industriële productiecapaciteit hierop kunnen afstemmen. Regionale bundeling van de vraag naar renovaties door woningcorporaties kan daarbij helpen.

Lagere energierekening
Naast inzicht in de kostprijsontwikkelingen, biedt dit rapport helderheid over de energieprestaties van een NOM-renovatie ten opzichte van een label B-renovatie. Het blijkt dat de waarde van de weggenomen, toekomstige energielasten leidt tot een aanvaardbare business case voor de NOM-aanpak, die positiever wordt naarmate de kosten van renovaties dalen. Bij een label B-renovaties daarentegen is er sprake van slechts een beperkte verlaging in energielasten. Als gevolg daarvan zal de business case van een label B-woning de komende jaren waarschijnlijk negatief blijven.