• juni 19, 2019
  • 141 views
‘Vol gas naar gasloos’

De themadag ‘Vol gas voor gasloos: FEIT of FICTIE?’ van ventilatiefabrikant Duco is vorige week woensdag uitgedraaid op een recordeditie. Niet minder dan 250 professionals kwamen tijdens de themadag met elkaar in contact om de vastgoedwereld van morgen te vormen. De complete Nederlandse woningvoorraad moet van het gas af. Een forse opgave waarvoor samenwerking en kennisdeling essentieel zijn.

Helga van Leur gaf de aftrap van de themadag. Aan de hand van praktische tips bracht Helga het publiek bij hoe je duurzaamheid in gebouwen bewerkstelligt. Vooruitdenken is belangrijk. We willen allemaal veilig zijn en overleven. Dus moeten we zorgen dat de aarde voor toekomstige generaties behouden blijft. Geen “ja maar” meer, maar “oké, hoe dan?” Helga vertelde het publiek ook over omdenken: het denken in termen van kansen en niet van problemen.

Duurzaam verwarmen
Warmte adviseur Rob Verbrugge had het over het comfort van laagtemperatuur-vloerverwarming. Volgens Rob gaat de sector er gemakshalve vanuit dat we weten wat consumenten comfortabel vinden. Met de verbeterde isolatie is de warmtelast van de woningen lager en zou dus eigenlijk ook met een kleiner vermogen verwarmd kunnen worden. LT-vloerverwarming zal een nieuwe dimensie moeten gaan realiseren. Wellicht moet vloerverwarming kantelen naar wandverwarming, moet de traagheid die de vloermassa veroorzaakt worden weggenomen of zullen er combinaties van deels vloer en deels andere afgiftesystemen moeten ontstaan.

Warmtepompen
Als laatste nam Joy den Hartog, technisch-commercieel adviseur bij Duco, het woord. Den Hartog stelde dat de woningbouw gaat en moet veranderen. Op korte termijn gaan de BENG-eisen gelden; op langere termijn ligt er de eis van energieneutraal bouwen. Ondertussen spelen nog discussies als #VanGasLos en de kwaliteit van de binnenlucht. Al die ontwikkelingen gaan onherroepelijk leiden tot veranderingen in de woningbouw, waarbij zwaar wordt ingezet op nieuwe technieken zoals duurzame warmtepompen.

  • juni 17, 2019
  • 198 views
Norm aansluitleidingen voor gas gepubliceerd

De nationale normenserie NEN 7244 ‘Gasvoorzieningsystemen - Leidingen voor maximale bedrijfsdruk tot en met 16 bar’ is op basis van de Europese normen voor gasdistributieleidingen opgesteld.

NEN 7244-7 geeft specifieke functionele eisen voor sterkte- en dichtheidsbeproeving en voor het in bedrijf en buiten bedrijf stellen van gasdistributieleidingen. De norm dient in onderlinge samenhang te worden gezien met de overige delen uit de NEN 7244-reeks.

Wijzigingen
NEN 7244-7:2019 vervangt NEN 7244-7:2005 en NEN 7244-7/A1:2009. In de nieuwe versie zijn zowel inhoudelijke wijzigingen opgenomen als wijzigingen in relatie tot het verwijzen naar relevante normen.

  • juni 17, 2019
  • 130 views
Mogelijk risico op verspreiding legionella bij 81 afvalwater zuiveringsinstallaties

In Nederland is bij 81 afvalwaterzuiveringsinstallaties mogelijk een verhoogd risico op verspreiding van legionella naar de omgeving. Het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu  adviseert installaties met een verhoogd risico om, in afwachting van verder onderzoek, alvast (tijdelijke) maatregelen te nemen om verspreiding van Legionella te voorkomen. Bijvoorbeeld door het afdekken van risicovolle beluchtingsbassins en beschermingsmaatregelen voor medewerkers.

Sinds 2012 neemt het aantal patiënten met legionella in Nederland toe. De legionellabacterie kan onder andere veteranenziekte (ernstige longontsteking) veroorzaken. In 2018 waren er 584 patiënten met longontsteking door legionella in Nederland. Meestal kan niet achterhaald worden waar de ziekteverwekkers vandaan komen. Maar de afgelopen jaren zijn een aantal patiënten ziek geworden door het inademen van legionellabacteriën die waarschijnlijk uit een afvalwaterzuiveringsinstallatie komen. Het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu  en Omgevingsdiensten onderzoeken daarom bij hoeveel afvalwaterzuiveringsinstallaties legionella vrij zou kunnen komen.

Risicovolle installaties
De omgevingsdiensten hebben het aantal industriële afvalwaterzuiveringen geïnventariseerd en Stowa Foundation for Applied Water Research  (kenniscentrum voor de waterschappen) het aantal rioolwaterzuiveringsinstallaties. Er zijn in totaal 709 installaties in kaart gebracht, waarvan 382 industriële afvalwaterzuiveringen en 327 rioolwaterzuiveringsinstallaties. Het RIVM heeft een literatuurstudie gedaan. Op basis daarvan is bepaald wanneer groei van legionella in de installatie en verspreiding naar de omgeving het meest aannemelijk is. Het gaat om:

  • een biologisch zuiveringsproces;
  • het verwerken van (voor bacteriën) voedselrijk afvalwater;
  • een temperatuur van het afvalwater tussen de 30 en 38 graden Celsius;
  • beluchting van het afvalwater.

Afvalwaterzuiveringsinstallaties die deze eigenschappen hebben, vormen daarmee een verhoogd risico op groei en verspreiding van legionella. Bij 81 afvalwaterzuiveringsinstallaties kunnen deze eigenschappen aanwezig zijn.

Tijdelijke maatregelen
Op basis van voorlopige resultaten heeft het RIVM een deskundigenberaad georganiseerd. Het deskundigenberaad adviseert om waar nodig, tijdelijke maatregelen te nemen die verspreiding van legionella tegen gaan. De belangrijkste is zorgen dat open waterbassins met beluchting afgedekt zijn, zodat legionella niet naar de omgeving verspreidt. In het water dat uit de zuivering komt, kunnen nog legionellabacteriën zitten. Daarom is het belangrijk om gezuiverd afvalwater niet te gebruiken voor werkzaamheden of processen waarbij dit water verneveld wordt. Bijvoorbeeld bij schoonmaakwerkzaamheden op het bedrijf.

Bescherming noodzakelijk
Daarnaast is het belangrijk om te zorgen voor goede bescherming van medewerkers. Hiervoor is het noodzakelijk medewerkers voor te lichten over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (zoals mond-neusmaskers) en hen informatie te geven wat zij kunnen doen bij klachten. Verder onderzoek is nodig om te bepalen welke permanente aanpassingen in afvalwaterzuiveringsinstallaties mogelijke verspreiding van legionella kunnen tegen gaan.

  • juni 17, 2019
  • 123 views
Dag van de Bouw trekt 77.000 bezoekers

Gelukkig wordt er weer volop gebouwd en verbouwd. Het publiek kon dit afgelopen zaterdag op 140 bouwlocaties met eigen ogen zien. Projecten varieerden van de aanleg van tunnels, vernieuwen van sluizen, verduurzamen van schoolgebouwen tot aanleg van woontorens, en dat van de Eemshaven tot Maastricht. De 14e editie van de Dag van de Bouw trok dankzij de inspanningen van leden van Bouwend Nederland, Techniek Nederland, VNconstructeurs en Aannemersfederatie Nederland 77.000 bezoekers. 

"Ook na zoveel jaren vind ik het nog steeds bijzonder dat zo veel bedrijven hun bouwplaatsen openen en het publiek de kans geven de geheimen van de bouw, infrastructuur en alle bijbehorende techniek te ontdekken. Zo’n open dag vraagt veel voorbereidingstijd en inzet op een vrije dag. Zonder dat het project vertraging mag oplopen!", aldus Maxime Verhagen, voorzitter van Bouwend Nederland. "Publiek is voor onze sector belangrijk. Bezoekers zijn niet alleen de toekomstige gebruikers van alle gebouwen en infrastructuur die we maken. Maar ze zijn mogelijk ook nieuwe collega’s. Juist op deze dag grijpen wij de kans om te laten zien waarom werken in de bouw en techniek zo leuk is. Hopelijk hebben we vandaag velen geïnspireerd om voor een opleiding in de bouw te kiezen of om via een zij-instroomtraject de loopbaan in de bouw, infra of techniek te vervolgen.”

Techniek onmisbaar
Algemeen directeur Erik van Engelen van Techniek Nederland: "Op deze dag laten we Nederland zien tot welke technische hoogstandjes wij als sector in staat zijn. Innovatieve en duurzame techniek speelt een steeds belangrijkere rol. In woningen en gebouwen, maar óók in infrastructurele projecten is techniek onmisbaar. Een keuze voor de techniek betekent een keuze voor de banen van de toekomst!"

Landelijke opening van de dag
Maxime Verhagen opende de Dag van de Bouw samen met Michèle Blom, Directeur-Generaal Rijkswaterstaat bij de Rotterdamsebaan in Den Haag. De gemeente werkt hier aan het verbeteren van de bereikbaarheid. Met de komst van de Rotterdamsebaan wordt onder meer de Utrechtsebaan ontlast.

Duurzame infrastructuur
De Rotterdamsebaan wordt hét voorbeeld voor duurzame infrastructuur in Nederland. In de aanbesteding nam het criterium ‘duurzaamheid’ daarom een belangrijke plek in. Hieronder vielen onder andere vormgeving, luchtkwaliteit en energie. De tunnel kent tal van duurzame toepassingen. Zo voorzien zonnepanelen deels in de energiebehoefte. Fijnstof wordt afgevangen bij de tunnelmonden door middel van een ‘Fine Dust Reduction System’ (FDRS).

80.000 mensen nodig
Veel bedrijven grepen deze dag aan om nieuwe talenten te werven. De bouw-, infra- en technieksectoren hebben de komende jaren 80.000 mensen nodig om ook in de toekomst alle wegen te kunnen onderhouden, woningen te kunnen bouwen en de energietransitie op tijd te realiseren. Wie nu kiest voor een opleiding in de bouw, infra of techniek, is straks verzekerd van werk. Van metselaar, uitvoerder, constructeur en installateur tot BIM modelleur.

Regionale openingen
In vier andere regio’s is ook een bijzonder bouwproject uitverkoren om de Dag officieel te openen. In Hoogeveen bij nieuwbouw van het Alpha-College, in Doetinchem bij de nieuwbouw van VMBO Zone.college. In Maastricht was dat bij de Tapijnkazerne en in Zaandam vond de openingshandeling plaats bij de Dag van de Bouw Experience. Deze projecten zijn slechts enkele voorbeelden van alle uitzonderlijke, indrukwekkende en bijzondere bouwprojecten die nu gerealiseerd worden. De sector maakt zorg, wonen, werken, reizen, recreëren, vervoer en cultuur in heel Nederland mogelijk.

Top vijf locaties in bezoekersaantallen

  1. Rotterdamsebaan, Den Haag - 8500 bezoekers
  2. Schutterwei, Alkmaar - 4500 bezoekers
  3. nhow, Amsterdam RAI - 4000 bezoekers
  4. Aquarena zwembad, Emmen - 2250 bezoekers
  5. Sluis, Eefde - 2150 bezoekers

  • juni 13, 2019
  • 129 views
Aanscherping BENG-eisen

Aanscherping BENG-eisen

De ministerraad heeft op voorstel van minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) ingestemd met een wijziging van het Bouwbesluit over energiezuinige nieuwbouweisen. Met deze wijziging moeten vanaf 1 juli 2020 alle nieuw te bouwen gebouwen voldoen aan de Bijna Energieneutrale Gebouw eisen (BENG). Daarmee worden strengere eisen gesteld om zo het energiegebruik te verlagen. “De installateur krijgt eindelijk grip op het verhaal.”

Gebouwen spelen een belangrijke rol in het Europese energiebeleid vanwege hun grote bijdrage aan het energiegebruik en de daarmee gepaard gaande CO₂ emissies. In Nederland worden nog 1 miljoen woningen bijgebouwd. Met de nieuwe BENG-eisen wordt in Nederland een belangrijke stap gezet om het energiegebruik van woningen en gebouwen te beperken.

Internetconsultatie
De strengere eisen hebben grote consequenties voor ontwikkelaars, architecten en bouwers en vragen om een zorgvuldige invoering. De minister heeft dan ook goed naar de adviezen geluisterd die kwamen uit de internetconsultatie. De reacties op de nieuwe BENG-eisen waren divers. Duidelijk was wel dat de BENG 1 eis, de maximale energiebehoefte van een gebouw, scherper mocht. Ollongren: ‘Ik heb deze eis aangescherpt. De BENG 1 eis voor de meeste tussenwoningen gaat hiermee van 70 kWh/m².jr naar 55kWh/m².jr. Van belang is dat de nieuwe gebouwen zo energiezuinig mogelijk zijn, zodat er niet onnodig energie wordt gebruikt.’

Correctie
Deze differentiatie – waar de Tweede Kamer ook op heeft aangedrongen - leidt verder tot een aanscherping van de eis voor de meeste woongebouwen, voor een deel van hoekwoningen en twee-onder-een-kapwoningen en voor een beperkt deel van de vrijstaande woningen. In de internetconsultatie was verder aangegeven dat lichte bouwwijzen (zoals hout- en skeletbouwwoningen) onnodig worden benadeeld, terwijl op bouwmaterialenniveau de daarbij gebruikte materialen juist goed her te gebruiken zijn. Hieraan is tegemoetgekomen doordat de BENG 1 eis voor lichte bouwmaterialen wordt gecorrigeerd met 5 kWh/m².jr.

De BENG-eisen nu per 1 juli 2020
Partijen hebben via de internetconsultatie aangegeven dat de inwerkingtreding de BENG-eisen minimaal zes maanden na het beschikbaar komen van de noodzakelijke uitgeteste rekensoftware zijn ingang moet vinden, op zijn vroegst per 1 juli 2020. Het is van belang dat de markt zich goed kan voorbereiden op deze nieuwe bouweisen, daarom is de inwerkingtreding zes maanden later.

Gezond binnenklimaat
De minister ziet ook het belang van extra aandacht voor wooncomfort en een gezond binnenklimaat.  In zeer goed geïsoleerde woningen is een gezond binnenklimaat in grote mate afhankelijk van de voorzieningen voor luchtverversing in gebouwen. Veel bewoners hebben de neiging om bij tocht de ventilatieopeningen af te sluiten, waardoor er voor de gezondheid nadelige situatie kan ontstaan. Om dit te voorkomen is er een maximum gesteld aan luchtsnelheid van verse (koude) ventilatielucht in gebouwen, zodat er geen tochtoverlast wordt ervaren.

Wat verandert er?
De nieuwe BENG eisen vervangen de EPC, de huidige eis voor nieuwbouw. De BENG eisen geven meer waarborgen dat een gebouw energiezuinig wordt ontworpen dan de EPC. Bij de EPC zou bijvoorbeeld een matige isolatie van de gebouwschil in een gebouw kunnen worden gezet, waarbij de EPC-eis kan worden gehaald door de energieverliezen te compenseren met zonnepanelen. De EPC-eis houdt namelijk geen rekening met het energieverlies van de woning door de gebouwnorm. Door de invoering van BENG-eisen kan dit niet meer, omdat BENG wel zelfstandige eisen stelt aan de schil van een gebouw en aan het aandeel hernieuwbare energie.

Blij
Carl-peter Goossen is mededirecteur van adviseur BouwNext. Daarnaast zat hij in een werkgroep die de NTA 8800 opstelde, een rekenmethode om de energieprestatie van gebouwen vast te stellen. Goossen is in zijn nopjes met de nieuwe invulling van de BENG-eisen. “Met deze eisen worden bouwers en installateurs gestimuleerd om integrale oplossingen te zoeken. De bouwer levert als het ware het framework voor een energiezuinig gebouw, bijvoorbeeld door goede isolatie aan te brengen en de juiste beglazing en kozijnen toe te passen. En de installateur zorgt vervolgens voor de verdere invulling met bijvoorbeeld warmtepompen, balansventilatie en andere duurzame installatietechnische oplossingen.”

Rekenen
Bovendien krijgt de installateur meer grip op het hele verhaal, aldus Goossen. “Als de concepteisen waren goedgekeurd, zou een installateur met een kanon op een mug gaan schieten. Met de vernieuwde eisen kan hij echter wel heel gericht berekenen hoe groot hij bijvoorbeeld de warmtepomp moet dimensioneren. Dat zal resulteren in lagere faalkosten voor de installateur en meer comfort plus een energiezuinigere woning voor de consument.”

 

 

  • juni 11, 2019
  • 130 views
Een op de vijf arbeidskrachten in de bouw afkomstig uit buitenland

Buitenlandse arbeidskrachten spelen een steeds grotere rol op de bouwplaats. In de periode 2015-2017 is het aantal buitenlandse arbeidskrachten met ongeveer 20% gestegen naar een niveau van ruim 40.000. Daarmee is naar schatting ruim een op de vijf arbeidskrachten op de bouwplaats inmiddels een buitenlandse arbeidskracht. 40% van de groei van de arbeidscapaciteit kwam in de periode 2015-2017 bovendien van buitenlandse arbeidskrachten. Indien dit groeitempo aanhoudt zullen er ongeveer 53.000 buitenlandse arbeidskrachten actief zijn in 2020.

Deze krachtige groei verhoogt de complexiteit op de bouwplaats en vergt extra inspanning van de bouwsector rond communicatie en veiligheid. Dit concludeert het EIB in de zojuist verschenen studie ‘Buitenlandse arbeidskrachten in de bouw’. Dit is de eerste keer dat het Economisch Instituut voor de Bouw een totaaloverzicht heeft gemaakt van buitenlandse arbeidskrachten in de bouw.

Met name polen en Bulgaren
Waar er in 2015 naar schatting 34.000 buitenlandse arbeidskrachten werkzaam waren op de bouwplaats, bedroeg het aantal in 2017 naar schatting 41.000. Dit betreft een stijging van ruim 20% in twee jaar tijd. Hiermee zorgden buitenlandse arbeidskrachten voor 40% van de uitbreiding in de arbeidscapaciteit in deze jaren. Het gaat hierbij om werknemers, zzp´ers, gedetacheerden en uitzendkrachten. Belangrijk hierbij was met name de stijging van het aantal Poolse en Bulgaarse werknemers en zzp´ers. Het (veruit) belangrijkste motief voor bedrijven om buitenlandse arbeidskrachten in te schakelen ligt bij het verkrijgen van extra arbeidscapaciteit.

Aantal buitenlandse arbeidskrachten kan groeien tot 53.000 in 2020
Buitenlandse arbeidskrachten hebben een belangrijke rol hebben gespeeld bij de sterke groei van de arbeidscapaciteit in de afgelopen jaren. Indien de groei de komende jaren in hetzelfde tempo doorzet, dan zal het aantal buitenlandse arbeidskrachten doorgroeien naar 53.000 in 2020. Hiermee zullen dan een op de vier arbeidskrachten op de bouwplaats in dat jaar dan een buitenlandse arbeidskracht zijn. De verwachting is dat vanaf 2020 de bouwarbeidsmarkt in een wat rustiger vaarwater komt, waardoor de groei van het aantal buitenlandse arbeidskrachten in latere jaren wat kan afvlakken.

Communicatie belangrijkste aandachtspunt bij buitenlandse arbeidskrachten
Uit het onderzoek komt naar voren dat communicatie en veiligheid de belangrijkste aandachtspunten zijn als het gaat om het werken met buitenlandse arbeidskrachten. Hierbij kan gesteld worden dat problemen rond veiligheid ook vaak met communicatie te maken hebben en dat op het moment dat de communicatie verbeterd wordt, veiligheid ook zal verbeteren. Problemen rond vakkennis van buitenlandse arbeidskrachten doen zich volgens betrokkenen minder sterk voor. Met de sterke stijging van het aantal buitenlandse arbeidskrachten ligt er voor de communicatie een belangrijke opgave bij zowel de bedrijven als de paritaire organisaties.

  • juni 7, 2019
  • 128 views
Stapsgewijs betaalbaar energieneutraal bouwen

Vanaf 2020 staat de EU voor de uitdaging om betaalbaar te bouwen met hoge energienormen. AZEB heeft een methode ontwikkeld om BENG-nieuwbouw te realiseren met meer waarde voor minder geld. Dit stappenplan is ook voor renovatie bruikbaar. Bestaande technische en niet-technische kennis in Europa is samengebracht in een nieuwe methodologie.

Op dit moment vergt energieneutraal bouwen een relatief hoge investering. De drempel verlaagt als het betaalbaarder wordt voor ontwikkelaars, bouwers en bewoners. Dat zal leiden tot versnelling van de energietransitie én implementatie van de Europese richtlijnen. Hoe maak je grote ambities waar én hou je het betaalbaar? Het stappenplan van AZEB biedt een antwoord: het is een routekaart voor alle bij de bouw betrokken stakeholders om hoogwaardige betaalbare energieneutrale gebouwen te ontwikkelen. Er is overigens niets nieuws ontwikkeld, AZEB is gebaseerd op bestaande kennis. Het EU-project AZEB (Affordable Zero Energy Buildings) wordt in Nederland uitgevoerd door vereniging DNA in de bouw, er doen 8 partners uit 6 EU-landen aan mee.

27 stappen
De AZEB-methode organiseert de soms overweldigende hoeveelheid bestaande oplossingen voor betaalbare bijna-energieneutrale gebouwen (BENG) en faciliteert zowel beleidsmakers als experts. Elk van de 27 stappen staat voor een reeks belangrijke activiteiten en/of beslissingen om een betaalbare BENG te ontwikkelen. Ze zijn georganiseerd in de vier belangrijkste projectfasen: initiatief, ontwerp, constructie en gebruik & onderhoud. De meeste stappen zijn onderling gerelateerd en afhankelijk van elkaar. De aangeboden oplossingen zijn technisch, maar ook afkomstig van andere kennisgebieden, zoals financiën, contractering en procesmanagement.

Geïntegreerd ontwikkelproces met multidisciplinair team
De kern van de AZEB-aanpak is: betrek de benodigde professionals uit alle projectfasen vanaf de initiatief- en ontwerpfase, dan ontstaat een geïntegreerd ontwikkelproces met een multidisciplinair team. Alleen door samen de klantreis te maken wordt een betaalbare BENG realiteit. De ins en outs van elke stap, inclusief suggesties voor hulpmiddelen en methoden om toe te passen, zijn binnenkort te vinden op de AZEB-website. De eerste versie is nu beschikbaar in het Engels.

Eigen aanpak voor een betaalbare BENG
Sommige stappen zijn misschien al bekend bij reguliere projecten. De manier waarop AZEB voorstelt deze stappen te nemen, verschilt echter van hoe we gewend zijn om te ontwikkelen en te bouwen. De methode volgt de reguliere fasen en activiteiten in een bouwproject, maar de aanpak voor een betaalbare BENG is anders.

AZEB Summer School deze zomer in Nederland
Het laatste jaar van AZEB focust op het uitrollen van de methode in lesmateriaal – onder meer via e-learning – en tal van andere kennisoverdracht. Op 27 augustus start Kennisinstituut KERN met de 4-daagse Summer School waarin bouwexperts en opdrachtgevers zich deze methodologie eigen kunnen maken.

In het EU-project AZEB (Affordable Zero Energy Buildings) werken acht partijen uit zes EU-landen aan de methodologie die alle bouwdisciplines voor energieneutraal bouwen integreert, van ontwerpfase tot en met oplevering. Het project duurt van 2017 tot medio 2020.

  • juni 7, 2019
  • 122 views
“Geluidseis op buitenunits is kortzichtige maatregel”

Buiten de woning geplaatste warmtepompen en airco’s mogen straks niet meer dan 40 dB geluid veroorzaken bij de buren. Dit is één van wijzigingen aan het Bouwbesluit die de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onlangs naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Hiermee wil ze geluidsoverlast voor de omgeving voorkomen. Rudy Grevers, manager Woningbouw bij Alklima – importeur van onder andere warmtepompen en airco’s – vindt die maatregel te kort door de bocht genomen en laat een tegengeluid horen.

“Zoals zo vaak volgt de wetgeving de actualiteit, maar veelal wordt beleid ten aanzien van nieuwe thema`s (veel) te laat ontwikkeld. De discussie over het geluid van lucht/water-warmtepompen is hiervan een goed voorbeeld. Hierdoor dreigen onder druk van tijd verkeerde keuzes te worden gemaakt die een belemmering zijn voor de voortgang van de energietransitie en het behalen van de doelstellingen. Ik heb een aantal suggesties om dit proces succesvol te laten verlopen.
Ja, ik werk bij een fabrikant van onder andere lucht/water-warmtepompen (en ben dus een belanghebbende). Vaak is dit een argument om afzijdig te blijven bij dit soort thema`s omdat het al snel wordt afgedaan ‘als de slager die zijn eigen vlees keurt’. Door de dagelijkse praktijk waarbij ik intensief betrokken ben bij woningbouw gerelateerde projecten voel ik echter toch sterk de behoefte om inhoudelijk te reageren op het laatste ontwerpbesluit met de wijzingen van het Bouwbesluit 2012 van Minister Ollongren, die zij 22 mei 2019 naar de tweede kamer heeft gestuurd. Door als bedrijf de praktijk te kennen heb je goed zicht op de aandachtspunten die een rol spelen, maar kun je daarnaast ook de zaken benoemen vanuit je eigen vakgebied die nog onderbelicht blijven. Hierbij zal ik geen argumenten gebruiken die gericht zijn op ons fabricaat, maar puur onze mening formuleren op de ontwikkelingen tot op heden, de bezwaren die hierbij te noemen zijn en de aanpassingen die overwogen zouden moeten worden.

Het probleem is zelden een probleem
Laten we eerst ‘het probleem’ in beeld brengen. Het geluid van een lucht/water-warmtepomp buitendeel wordt geproduceerd door twee onderdelen, namelijk de ventilator en de compressor. Beide variëren in toerental (en dus in geluidsproductie) afhankelijk van de buitencondities en de temperatuur in de woning. Daarnaast speelt ook de modus van het systeem (ruimteverwarming, koeling of warm tapwater) een rol. Tot slot kan het systeem nog functioneren in een legionellabeschermingsprogramma of een ontdooicyclus. Bij al deze verschillende omstandigheden (buitencondities en modus) ontstaan dus andere geluidswaarden en veelal zijn deze niet te simuleren. Bovendien kan een geluidstest die bijvoorbeeld in april uitgevoerd wordt een andere uitkomst opleveren dan dezelfde test in november.
Kort samengevat valt het functioneren van een lucht/water-warmtepomp als volgt te omschrijven: bij een koude dag zal het systeem opschakelen en bij een relatief warme dag (dat is al bij >5 graden) draait het systeem (laag) in deellast. Bij omstandigheden waarbij de mensen veelvuldig buiten zijn draait het systeem dus maar beperkt (warm tapwater), en daarnaast ook met een zeer laag geluidsniveau. Dit is exact de reden waarom wij in de praktijk maar zelden problemen ervaren op dit thema, en dit zal ook het geval zal zijn bij onze collega-A-merken. De enorme groei die we de afgelopen tien jaar in de lucht/water-warmtepompmarkt hebben mogen meemaken is hiervan het bewijs. Dit was uiteraard nooit gerealiseerd als geluidsproblemen veelvuldig optreden. Voorwaarde hierbij is uiteraard dat er in het voortraject voldoende kennis is ingebracht voor de diverse aandachtspunten (zoals het installatieontwerp, de uitvoering, kwaliteit van het product, de opstelling van het buitendeel, maar ook het juist informeren van eindgebruikers). In de uitzending van Radar van maandag 25 februari 2019 is exemplarisch voor een situatie waarin al deze punten niet zijn meegenomen.

Grotere buitendelen?
Een fabrikant probeert bij de ontwikkeling van een warmtepomp altijd een evenwicht te vinden tussen energie-efficiëntie, compactheid en een zo laag mogelijk geluidsniveau binnen de betreffende maatvoering, maar uiteraard speelt ook de prijsstelling een belangrijke rol. Tot op heden volgen de gerenommeerde merken de Europese richtlijnen (ErP), al dient hier aan toegevoegd te worden dat deze eisen gedateerd zijn en in aanmerking komen voor een update waarin verscherping van de eisen een must is. Een ideaal moment dus om deze mogelijkheid te benutten en hierbij gelijk een eenduidige Europese norm op te stellen. Er zal hierbij altijd oog moeten zijn voor enkele natuurkundige wetten waardoor niet alleen geluid een focus is, maar bijvoorbeeld ook de energetische prestatie en levensduur van de toegepaste componenten. Een mogelijkheid is uiteraard het toepassen van omkastingen. In diverse gevallen zullen deze een oplossing kunnen bieden. Het ontwerp en de maatvoeringen leveren echter (esthetische) discussies op en kunnen daarnaast het rendement van de warmtepomp beïnvloeden door de veroorzaakte weerstand. Het lijstje met andere mogelijkheden om geluidsreductie in een lucht/water-warmtepomp toe te passen, is overzichtelijk. Namelijk 1) de wisselaar (verdamper) vergroten, 2) de diameter van de ventilator vergroten zodat de ventilator met een lager toerental hetzelfde luchtvolume kan verplaatsen (waaruit de warmte kan worden onttrokken), en tot slot 3) de compressor geluiddempend bekleden door deze bijvoorbeeld in een afzonderlijk segment in het buitendeel te plaatsen.
Deze maatregelen maken duidelijk dat er ook esthetische gevolgen zijn als buitendelen worden ontwikkeld op ‘low noise’ aangezien ze simpelweg groter worden. Om hiernaartoe te kunnen rekenen/ontwikkelen moet echter eerst exact vaststaan welke eisen onder welke omstandigheden behaald moeten worden. Aansluitend zal een fabrikant dan door middel van productinnovatie doorontwikkelen om te voldoen aan de gestelde eisen. Het mag duidelijk zijn dat hierbij schaalgrootte enorm belangrijk is. Om die reden is het niet handig (onhaalbaar!) dat Nederland een eigen richtlijn opstelt, terwijl dit eigenlijk op Europees niveau georganiseerd moet worden om voldoende schaalgrootte te realiseren.

Weinig duidelijkheid
In de voorlopige stukken staat beschreven dat ‘vanwege de samenhang met BENG de geluidseisen pas in werking treden als het Besluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 in verband met bijna energie-neutrale nieuwbouw eveneens in werking treedt’. In overige documenten staat echter de datum van 1 januari 2020 als ingangsdatum genoemd en hierdoor is er dus weinig duidelijkheid. Zeker als je nagaat dat ook de Eerste en Tweede Kamer nog een definitief oordeel moeten vellen. Het is hierbij zeer opmerkelijk dat de BENG-eis wordt uitgesteld door het niet-beschikbaar zijn van de juiste rekentool, terwijl uitgebreide Research & Development van wereldwijde warmtepompfabrikanten wordt genegeerd door de geluidseisen wél op korte termijn te willen invoeren.
Bijkomend probleem is de toetsbaarheid van de eis. Geluid is een specifiek vak en de huidige norm bij grondgebonden woningen is vastgesteld ‘op de erfgrens’. Een fabrikant kan hier niks mee aangezien deze omstandigheid per project, zelfs per woning kan verschillen door omgevingsinvloeden (bijvoorbeeld door weerkaatsing van een aanwezig schuurtje). Hierdoor krijgen we dus telkens maatwerk, hetgeen discussies zal veroorzaken waarbij zelfs binnen projecten met gelijksoortige woningen verschillen waarneembaar zullen zijn. Door dit maatwerk zal de kostprijs onnodig omhoog gaan.
Daarnaast is het de vraag onder welke omstandigheden eventuele metingen gaan plaatvinden. De maximale vraag (geluid) wordt gecreëerd bij -10 graden buitentemperatuur, maar zoals u weet is het dat maar zelden in Nederland. Hoe gaan we dit dan toch toetsen in de praktijk?
Een fabrikant kan zich prima richten op een bepaalde geluidseis, maar dan wel bij een omstandigheid die te simuleren en te testen is onder laboratoriumomstandigheden. Bijvoorbeeld: op 1 meter in vrijveldconditie gemeten met een bepaalde temperatuur.

Suggesties voor definitief beleid
Nu zou uw conclusie kunnen zijn dat wij als marktpartij problemen voorzien in het behalen van bepaalde eisen of nog erger: dat we tegen iedere vorm van richtlijnen omtrent dit thema zijn. Het tegendeel is echter waar! Graag willen wij dat er duidelijkheid komt ten aanzien van dit thema, maar dan wel met de juiste uitgangspunten, de juiste kaders en binnen een reële termijn.
Naar onze mening moeten onderstaande zaken daarom meewegen in het formuleren van het definitieve beleid:
- De wetgeving moet bepaald worden op basis van Europees beleid (of minimaal aanhaken op reeds bestaand beleid van bijvoorbeeld Duitsland zodat we geleidelijk tot een Europese invulling komen). Een maand geleden pleitte een groot deel van de Nederlandse politiek nog voor één Europa en nu zouden we voor dit thema toch weer onze eigen regeltjes gaan opstellen.
- De geluidseisen moeten per dagdeel worden vastgesteld (dag, avond, nacht) vanuit de gedachte dat overdag meer achtergrondgeluid hoorbaar zal zijn en dat in dit dagdeel bijvoorbeeld de boiler geladen kan worden of een legionellaspoeling kan plaatsvinden. Hierbij kan meegewogen worden dat het technisch mogelijk is om capaciteitssturing toe te passen op basis van temperatuur en/of tijd. Afhankelijk van ingestelde waarden wordt het systeem dan voor bijvoorbeeld 50, 75 of 100 procent vrijgegeven.
- De gestelde eis moet vastgesteld worden onder genormaliseerde omstandigheden die meetbaar zijn in een laboratoriumtest. De eis ‘op de erfgrens’ zal talloze arbitragezaken tot gevolg gaan hebben omdat de omstandigheden telkens weer verschillen.
- Er zal duidelijk vastgesteld moeten worden hoe de eis op de erfgrens van toepassing is. Speelt deze eis ook bij een bovendakse opstelling (in een dakkap) of bijvoorbeeld op de berging achterin de tuin?
- Er zal duidelijk vastgesteld moeten worden in welke modus de eis van toepassing is (ruimteverwarming, koeling, warm tapwater, legionellaprogramma of ontdooicyclus) inclusief een buitentemperatuur waaronder het systeem actief is. Tevens zou er nagedacht kunnen worden over het toekennen van een ‘overschrijdingstijd’. Een bepaalde modus (warm tapwater bereiding, legionella en dergelijke) duurt bijvoorbeeld niet langer dan zestig minuten en kan geprogrammeerd worden in een dagsituatie. Wanneer deze overschrijding meegerekend mag worden kunnen veel additionele maatregelen overbodig zijn.
- Zodra de eisen definitief bepaald en aangenomen zijn door de Eerste en Tweede kamer zal nagedacht moeten worden over de invoeringsdatum. Bovenstaande maakt namelijk duidelijk dat specifieke productontwikkeling dan pas kan beginnen.

Kortom: de markt heeft zeker behoefte aan duidelijke wet- en regelgeving. Die wetgeving moet houvast bieden aan vragen en onduidelijkheden die er nu zijn. De huidige opzet creëert echter meer twijfels dan dat het problemen oplost. Door nu de juiste argumenten in te brengen ontstaan betere, toetsbare eisen en voldoende schaalgrootte, waarmee we de volgende stap in de transitie kunnen zetten. Hopelijk wordt dit geluid gehoord en ontstaat er een evenwichtige discussie waarin ook de vakinhoudelijke kennis van de warmtepompmarkt wordt meegenomen.”

  • juni 7, 2019
  • 146 views
Honderd jaar oude woonboerderij aan de warmtepomp

Bij de renovatie van de honderd jaar oude woonboerderij in Ouderkerk aan den IJssel is een gecombineerd laagtemperatuursysteem van vloerverwarming en warmtepomp aangelegd, gekoppeld aan een zoneregeling. De regeling zorgt ervoor dat de temperatuur in de verschillende ruimtes individueel verwarmd of gekoeld kunnen worden.

De eigenaar van de boerderij heeft samen met zijn zoon een melkveehouderij. Het achterste gedeelte van de boerderij, waar voorheen de koeienstal was, is verbouwd tot woning. Het voorste gedeelte, het oude woongedeelte waar de zoon met zijn gezin woont, is nog niet gerenoveerd. In het verbouwde deel is een nieuw casco tegen de oude gevelwanden gezet. Het totale woonoppervlak is circa 150 vierkante meter met een inhoud van meer dan 350 kubieke meter.

Zoneregeling
De vloeren zijn nieuw gestort en het dak van het nieuwe woongedeelte is aan de binnenkant volledig geïsoleerd. In de vloeren is Clickjet vloerverwarming (staaldraadmatten) van Radson aangelegd. Geïnstalleerd is een Zento warmtepomp van dezelfde fabrikant. Elke ruimte heeft een Touch E3-zoneregeling, waarmee de temperatuur per ruimte geregeld kan worden. Dit is een centrale regeling met touchscreen die communiceert met de diverse thermostaten in de verschillende ruimtes. De zoneregeling kan ook op afstand worden bediend met een app.

Combinatiepakket
Het combinatiepakket van (lucht/water)warmtepomp, vloerverwarming en een zoneregeling is geïnstalleerd door Roest & Heuvelman, totaalinstallateur op het gebied van elektrotechnische installaties (als loodgieterswerk) en verwarmingsinstallaties uit Krimpen aan den IJssel. Dit installatiebedrijf heeft inmiddels bij verschillende projecten dergelijke combinatie-oplossingen geïnstalleerd. Arie den Uijl, projectleider bij Roest & Heuvelman, over de renovatie: “Toegegeven, we hebben niet echt een strenge winter gehad, maar de woning heeft een aangenaam binnenklimaat. De combinatie-oplossing resulteert in 100% warmtegarantie. Door diversiteit van de aangeboden afgiftesystemen kunnen we een optimale oplossing bieden voor een perfect warmtecomfort en binnenklimaat. Hiermee wordt een optimaal energie-efficiënt warmtecomfort gerealiseerd.”

Monoblok
In de woonboerderij in Ouderkerk aan den IJssel is een monoblok warmtepomp tegen de buitengevel geplaatst. In dit monoblok zit een koudemiddel dat warmte opwekt. Voordeel van een monoblok is dat het koudemiddel in de buitenunit kan blijven en niet met leidingen in de woning gebracht hoeft te worden. Binnenin de woning in het stalgedeelte zijn twee buffervaten geplaatst: één voor sanitair water en één voor water van het verwarmingssysteem.

Voldoende vermogen
De vloerverwarming geeft met een lage temperatuur voldoende warmte af. De calculatiedienst van Radson kwam uit op een warmteverlies van 8,5 kW. Zij adviseerden daarom een warmtepomp van 13 kW om in de winter ook voldoende vermogen te hebben, voldoende sanitair warmwatervoorziening te garanderen en in het tussenseizoen een lagere compressorfrequentie te realiseren. Elke vloerverwarmingsgroep van de vloerverwarming is apart geregeld met een ruimtevoeler. Deze voelers communiceren met de zoneregeling die in elke ruimte is geïnstalleerd en ervoor zorgt dat in elke ruimte van de verbouwde woonboerderij de temperatuur naar wens kan worden geregeld.

Onder de knie krijgen
Pieter van den Dikkenberg was als accountmanager projecten Nederland betrokken bij de renovatie. “Het gasloos opleveren van gebouwen betekent voor veel installateurs dat zij nieuwe installatietechnieken onder de knie moeten krijgen,” vertelt hij, “bijvoorbeeld om lagere temperatuursystemen te kunnen installeren. Omdat systemen op lagere temperaturen werken, is het belangrijk dat de installateur goed weet hoe hij bijvoorbeeld de installatie waterzijdig moet inregelen, zodat het juiste aantal liters warm water door de verwarmingsbuizen stroomt. De inregeltechniek wordt steeds belangrijker bij systemen die op lagere temperaturen werken.”

Woning inventariseren
“Warmtepompen installeren is een nieuwe techniek waarmee verschillende installateurs nu steeds vaker te maken krijgen”, vervolgt Van den Dikkenberg. “Het zijn complexe installaties waarover bewoners vooraf goed moeten worden geadviseerd voordat zij een keuze maken voor een duurzaam warmtesysteem.” Den Uijl van Roest & Heuvelman hierover: “De eerste stap is dat we de situatie van de woning inventariseren; welke duurzame maatregelen zijn al gerealiseerd en welke zijn nog nodig zijn om het pand te verduurzamen? Daarbij heeft niet elke woning evenveel ruimte om de installaties te plaatsen. Een combinatie van warmtepomp en vloerverwarming met ultra-lage temperatuurradiatoren met Touch E3-zoneregeling werkt het beste als een pand goed is geïsoleerd, zodat de warmte er niet uit verdwijnt. Bij een nauwelijks geïsoleerd pand hebben energiezuinige warmtebronnen weinig effect.”

Advies
Volgens Den Uijl biedt de combinatie-oplossingen van Radson een groot aantal mogelijkheden om een woning optimaal te verduurzamen met energiezuinige systemen die voor een prettig binnenklimaat zorgen. “Dat is gebleken uit verduurzaming van deze woonboerderij”, zegt De Uijl. “Prettig aan Radson is de manier waarop zij met installateurs samenwerken. Hun adviseurs zijn regelmatig op de bouwplaats aanwezig om ons te begeleiden en te ondersteunen. Omdat de techniek nog heel nieuw is en elke situatie weer anders is, voelt het heel positief dat vanuit de fabrikant ter plekke advies wordt gegeven over bijvoorbeeld het bepalen van het vermogen van een warmtepomp en het inregelen van de installatie. Dit soort richtlijnen geven je houvast en dragen bij aan een succesvolle installatie.”

  • juni 6, 2019
  • 125 views
“Bioketels zijn nodig voor een aardgasvrije toekomst”

Er zijn meer bioketels nodig om Nederland te helpen van het gas af te komen. Dit blijkt uit een studie van CE Delft, een milieuadviesbureau op het gebied van duurzaamheid. ‘Warmtenetten en warmtepompen vormen straks de ruggengraat van de warmtevoorziening. Deze voorzieningen zijn echter niet overal mogelijk of betaalbaar. Dit is het geval waar het elektriciteitsnet niet of slechts tegen hoge kosten verzwaard kan worden en warmtenetten te ver weg liggen. In een deel van die gevallen zijn bioketels de beste optie voor duurzame warmte’, aldus CE Delft.

In 2050 zouden bioketels tot zo’n 7% van de woningen, bedrijven en andere gebouwen verwarming en warm water kunnen leveren. Omgerekend naar huishoudens zou grofweg de hele provincie Utrecht betreffen. Volgens de Nederlandse vereniging van Biomassa Ketel Leveranciers, NBKL, moeten bioketels dan nu al een plek krijgen in bijvoorbeeld de Regionale Energiestrategieën die gemeenten en provincies op dit moment opstellen.

Wat zijn bioketels?
Bioketels werken ongeveer hetzelfde als cv-ketels, maar dan op snoei- en houtafval in plaats van gas: ze zetten dit om in warmte en soms ook elektriciteit. Houtachtige reststromen uit de regio dienen doorgaans als brandstof. Daarnaast lopen er nu proeven om voedselafval en bermgras om te zetten naar brandstof voor bioketels.

Eppo Bolhuis, voorzitter van de NBKL: “De nieuwste generatie bioketels onderscheidt zich in rendementen die oplopen tot ver boven de 90% en met een hele lage uitstoot van fijnstof. Omdat bioketels dezelfde leidingen en radiatoren als een cv-ketel gebruiken zijn ze eenvoudig aan te sluiten als vervanger. Grotere bioketels verwarmen zwembaden, bedrijven, sauna’s en – meestal via een miniwarmtenet – zelfs hele buurten.”

Flinke groene groei
“De laatste jaren is biowarmte al flink gegroeid, mede dankzij subsidie, maar we zijn blij dat de studie laat zien dat er nog meer in het vat zit”, vervolgt Bolhuis. “Biowarmte kan in Nederland tot 2030 verveelvoudigen tot meer dan 150.000 aangesloten woningen, kantoren en bedrijven. Dit kunnen er meer dan 600.000 zijn in 2050.”

Regionale Energiestrategieën
Eén van de manieren om de doelen uit het Klimaatakkoord te halen zijn de zogenaamde ‘Regionale Energiestrategieën’. Hierin zoeken gemeenten, provincies en waterschappen naar manieren om energie te besparen en duurzame energie op te wekken. “Het valt ons op dat veel mensen de mogelijkheden van bioketels nog niet kennen. Dat is jammer, want de techniek is vergevorderd, eenvoudig aan te sluiten en klaar om op grote schaal toe te passen”, zegt Bolhuis. “We hebben alle technieken nodig voor een aardgasvrije toekomst: warmtenetten, warmtepompen maar dus ook bioketels. Dat laat deze studie van CE Delft duidelijk zien.”

De CE Delft-studie kunt u hier vinden: https://www.ce.nl/publicaties/2305/bioketels-voor-warmte-in-de-toekomst