• oktober 4, 2019
  • 126 views
Welke toekomst hebben radiatoren?

Is de tijd van radiatoren in Nederland voorbij? Naarmate steeds meer nieuwbouwwoningen met lage-temperatuurverwarmingssystemen opgeleverd worden verliest de radiator hier terrein. De naam radiator zegt het eigenlijk al. Een afleiding van het woord radiatie, ofwel straling. En waar convectie en conductie werken met een normale ΔT in temperatuur werkt straling met een ΔT in vierde-machtswortel. Het reduceren van de aanvoertemperatuur heeft hierdoor een veel grotere impact op het vermogen van radiatoren dan op bijvoorbeeld het vermogen van convectoren.
Er vormen zich al verschillende trends binnen de radiatoren markt. Ventilatoren in radiatoren (wat eigenlijk meer convectoren worden) en aanvoermedium door de voorkant van de radiator om zoveel mogelijk straling te behouden.
En vaak eindigt er toch nog een radiator in een badkamer van een nieuwbouwhuis, puur voor het esthetische aandeel of om handdoeken op te drogen. Deze werken echter vaak als hulpverwarming naast vloerverwarming. Ook worden er soms elektrische elementen in radiatoren geplaatst, maar hiervoor lijkt een infrarood paneel wellicht de betere optie. Ook blijft de radiator tot op heden toepasbaar in stadverwarmingsnetten.
Zolang er hoge-temperatuursystemen blijven heeft de radiator een plaats binnen de markt. Maar op het moment dat er vooral lage-temperatuursystemen zijn, wat ik wel verwacht, en ook stadsverwarming op lage temperatuur gaat functioneren dan eindigt het voor de traditionele radiator. Het wordt een nicheproduct voor design, of voor in een berging of garage. Andere producten onder wellicht een verkapte ‘radiator’-naam zullen het overnemen en de hedendaagse radiator verdrijven.

Tim Visser
Installatiebedrijf Visser in Twisk

[Twee generaties installateurs, vader Dick en zoon Tim Visser, schrijven om beurten een column op persoonlijke titel]

  • september 27, 2019
  • 122 views
Gelukkig in je werk

Met de zoektocht van veel bedrijven naar nieuw personeel, is het belangrijker dan ooit je de vraag te stellen: ‘hoe houden we onze vakmensen fit, enthousiast en gelukkig, zodat ze hun werk blijvend met plezier kunnen doen?’ Instroom is één route om kennis en kunde in huis te krijgen. De andere is investeren in de mensen die al in je bedrijf werken. Dit betekent investeren in kennis en kunde maar ook in fit en met plezier werken. OTIB en sociale partners slaan daarom de handen ineen om voor de komende jaren een agenda voor duurzame inzetbaarheid op te stellen. Wat is er nodig? Waar kunnen we ondersteuning bieden? Wat zijn goede voorbeelden om je door te laten inspireren?
Iedereen heeft er belang bij dat vakmensen zich op hun plek voelen in het bedrijf, voldoening uit hun werkzaamheden halen én vooral hun talenten kunnen benutten. Zo blijf je vitaal en fit. Maar dit vereist wel actie. Het vraagt om afstemming, het voeren van goede gesprekken en oog hebben voor wat vakmensen nodig hebben om zich bij het bedrijf betrokken te blijven voelen. Deze inzet bevordert de gezondheid van de vakmensen en kan ervoor zorgen dat talent voor het bedrijf behouden blijft. Investeren in duurzame inzetbaarheid is dus werken naar een win-win-situatie.
Natuurlijk is realisme ook op zijn plek. Aandacht voor duurzame inzetbaarheid voorkomt niet dat mensen van baan wisselen. Maar door de eigen ontwikkeling en talenten centraal te stellen en oog te hebben voor de mens achter de vakmens weet je zeker dat je het uiterste doet om vakmensen voor je bedrijf te behouden. En dit is een prachtige missie!
Wat gaan we doen? In de afgelopen maanden zijn een paar eerste verkenningen gedaan en pilots gestart. Vanuit de hieruit voortkomende ervaringen en inzichten stellen we vervolgens een agenda voor de komende jaren op om vakmensen in de techniek duurzaam in hun groei en vitaliteit te ondersteunen. Met elkaar weten we het beste uit mensen te halen. Nu en in de toekomst.

Sven Asijee
Directeur OTIB

  • september 20, 2019
  • 127 views
De warmtepomp als kop van jut

Af en toe bekruipt mij het gevoel dat we in Nederland leven in een angstmaatschappij. Jaren geleden was er een huiveringwekkend artikel over het gevaar van spaken in een fietswiel. Hoe gevaarlijk is dat? Jaarlijks komen duizenden kindervoetjes hiermee in aanraking… De spaak moest maar snel in de ban, te gevaarlijk. Als je goed naar die getallen kijkt, blijkt dat van het aantal kinderen tussen 0 en 4 jaar dat hiermee te maken krijgt, ongeveer 1,5% een serieus letsel heeft. Natuurlijk is ieder (kinder)voetje er één te veel, maar is een dergelijke percentage nu reden om er zo dramatisch over te doen? Een risicoloos leven bestaat niet.

Ik dacht hieraan toen ik keek naar de uitzending van Radar op 16 september jl. Wat een drama als je al vier winters met je gezinnetje in de kou zit. Met alle goede bedoelingen is een warmtepomp in je woning geïnstalleerd. Duurzaam: goed voor het milieu en de volgende generatie, en van het gas af. Vervolgens zit je in de kou! Vier winters op een rij. Bibberen in je eigen huis. Ik snap dat je daar helemaal klaar mee bent. Zeker als blijkt dat niemand je probleem oplost. Om gek van te worden. Zelfs bij de voorzieningenrechter kom je niet verder, omdat het probleem ‘hoog complex’ is?

Warmtepomp: middelpunt van de belangstelling
Weer is het ‘de warmtepomp’ die het middelpunt is van de ellende. Het ding zorgt niet voor voldoende warmte. Bij Radar passeert alles de revue. De installateur geeft ‘niet thuis’, rapporten van deskundigen spreken elkaar tegen, niemand is verantwoordelijk, de branchevereniging helpt ook niet en de zorgvuldig opgestelde ontwerprichtlijnen blijken niet te zijn gevolgd.
Het resultaat van deze aandacht: ’angst’ voor de warmtepomp, ‘angst’ voor de sector, ‘angst’ voor prutsers, ‘angst’ voor de afkickverschijnselen van de gasverslaving. De reactie op deze nare reportage laat zich raden. De overheid moet zich er mee bemoeien! Tijd om in te grijpen. Tijd voor een nieuw certificeringssysteem. Tijd voor nieuwe, strenge regels. Ik word al moe bij de gedachte.
We hebben steeds meer het idee dat het leven beheersbaar is. Het ultieme geloof in de maakbare samenleving. Het blijkt ook nu weer, angst creëert twee reacties: controle of vermijding. Dit mechanisme gaat zichzelf versterken. Controle is verslavend en zelfversterkend. Vermijden is ook verslavend, daarbij is vermijden gevaarlijk omdat je het contact met de realiteit verliest. Door vermijden wordt het onbekend ‘terrein’ en daardoor voor je gevoel steeds gevaarlijker.
Trots
De warmtepomp draait dat het een lieve lust is en kan hier helemaal niets aan doen. Prutsers die niet eerst de gebouwschil op orde brengen, prutsers die niet de ontwerprichtlijnen volgen, prutsers die consumenten in de kou laten zitten. Zij verdienen geen aandacht. Vooral zij mogen de publieke opinie van ons vak niet domineren. Wees vooral trots op wat we met elkaar iedere dag wel voor elkaar krijgen. In ons kantoor draaien al twintig jaar drie warmtepompen, probleemloos. Ook in mijn woning draait drie jaar een warmtepomp, geheel probleemloos. En lekker warm dat het is! Het werkt!

Positiviteit uitdragen
Het is goed dat er regels zijn die het begin van de transitie naar duurzamer bouwen afdwingen. Echter, dat is niet voldoende. Er moet een verwachting, een verlangen ontstaan naar die duurzame samenleving. Dan pas komt de positieve creativiteit los. Partijen die hier nu inmiddels zelf mee bezig zijn, moeten dit positief uitdragen, enthousiast blijven praten over mooie, duurzame projecten. Dit jaagt in de omgeving de veranderbereidheid aan.
Mijn overtuiging is: met een positieve verwachting kunnen we een eind komen. De vraag is niet wie volgt, maar wie bereid is de verandering naar een duurzame samenleving te leiden en onze omgeving vorm te geven en dat doen we niet door elkaar bij Radar de maat te nemen.

Jaap Dijkgraaf, algemeen directeur Adviesbureau DWA

  • september 20, 2019
  • 127 views
Terug naar de schoolbanken

Lang geleden begon de basisopleiding op de lagere school. Daarna kwam er een kleine splitsing: je ging naar de technische school, een hogere school of aan het werk. Vanaf de technische school startte je als 15-16 jarige met werken en in alle jaren daarna bekwaamde je jezelf verder in je vak tot een volwaardig vakman. Ging je verder met leren, dan belandde je na enkele jaren in het vakonderwijs. Je behaalde hier de nodige papieren en haalde vervolgens vaak met heel veel moeite het middenstandsdiploma. Dan mocht je eindelijk, na velen tienduizenden guldens opleidingskosten, een eigen bedrijf beginnen.
Je werk werd gecontroleerd door diverse instanties. Jij controleerde de mensen die bij je aan het werk waren. Ging je met werkzaamheden je boekje te buiten, dan werd je getrakteerd op een flinke boete van de economische controledienst.
Alles leek perfect, maar de boel werd gewijzigd: het zelfstandig ondernemer zijn werd gedevalueerd. Iedereen mocht zonder de nodige papieren een eigen bedrijf beginnen. En waar dat toe heeft geleid merken we nu alle dagen.
Tijd om dit aan te pakken dus. Monteurs en servicemonteurs moeten weer de schoolbanken in om ‘het vak’ te leren. Ondernemers die gewend zijn om bij te blijven, gaan dat dus ook weer doen. Je moet tenslotte de mannen kunnen controleren. Komt er een overtreffende trap van weleer?
Ik ben benieuwd wat mijn papieren op dit moment nog waard zijn. Heb ik wel zin om weer aan het leren te gaan. Verschillende oude en vakbekwame monteurs zullen niet meer de fut hebben om dit te doen, denk ik. Ze verlangen wellicht weer naar de VUT.
Maar bovenal zal de vraag zijn: wie betaalt dit allemaal? Een vraag die, zo vrees ik, nog lang onbeantwoord zal blijven.

Dick Visser
Installatiebedrijf Visser in Twisk

[Twee generaties installateurs, vader Dick en zoon Tim Visser, schrijven om beurten een column op persoonlijke titel]

  • september 13, 2019
  • 125 views
Energietransitie zorgt voor kansen… als je nu mee verandert!

Er is een overgang gaande van fossiele brandstoffen naar zon en wind. Dat heeft consequenties voor het energielandschap, want de elementen laten zich niet regelen. Nu kunnen we met gas- en kolencentrales precies bepalen hoeveel energie we nodig hebben, straks zijn we voor een groot deel afhankelijk van zon en wind. Het energielandschap verandert dus van vraaggestuurd naar aanbodgestuurd en dat roept nieuwe vragen op. Hoeveel energie is er beschikbaar en hoe gebruiken we dit slim? Kunnen we wat we overdag opwekken ook overdag gebruiken? Worden dag- en nachttarieven op den duur omgedraaid? En is ons huidige energienetwerk wel geschikt voor een aanbodgestuurde markt? Wat mij betreft zijn dit vragen die we niet oplossen door alleen te kijken naar technische mogelijkheden.

 Samen met de buren
Een plek waar actief wordt gezocht naar antwoorden op bovenstaande vragen, is de wijk Hoog Dalem in Gorinchem. Hier is met een aantal bewoners een lokale energiemarkt opgezet. “De bewoners gaan aan elkaar energie verkopen zodat energie in de wijk blijft. Zo voorkom je problemen doordat er te veel energie terug moet op het net. Met dit soort oplossingen hoeft het net dan minder snel of minder zwaar versterkt te worden.” Omdat de huidige salderingsregeling mogelijk in 2023 afloopt en vervangen wordt door een versoberde vorm, is het wellicht financieel interessanter om energie met de buren te delen. “Een mooi voorbeeld van sociale innovatie van onderaf en het geeft aan dat de zaken echt gaan veranderen, hier moet je als installateur dus op inspringen.”

Leren van collega’s
Sinds de nieuwe wetgeving is ingevoerd die er voor zorgt dat nieuwbouwwoningen zonder gasaansluiting opgeleverd moeten worden, is ook de bewustwording sterk toegenomen. Er komen nu ook echt vragen vanuit de consument. Installateurs realiseren zich dat ze straks een ander soort kennis moeten hebben en andere technieken moeten beheersen. Zelf adviseer ik e-installateurs ‘af te kijken’ bij hun w-collega’s: “Onderhouds-verdienmodellen bijvoorbeeld zie je eigenlijk alleen bij w-installateurs. Daar kunnen de meeste e-installateurs echt nog wat van leren. Ook het monitoren van prestaties is een kans.

Alleen nog plug-and-play?
Zelf voorzie ik dat de installateur van de toekomst vaker een eigen IT-afdeling heeft, hoewel nog niet elke installateur hier open voor staat. Zo kan bijvoorbeeld de prestatiegarantie en monitoring van de technische installatie van een woning een aantrekkelijk verdienmodel opleveren.
Maar als installateurs niet mee veranderen, valt er een heel verdienmodel weg, een gat waar fabrikanten in springen door het leveren van plug-and-play-installaties. In het ergste geval wordt de installateur, buiten de reguliere installatie, alleen nog ingeschakeld voor het aansluiten van een stekker en van een leiding. Dat wil je zelf toch ook niet... Pak dus die kansen!”

Kees Jan ’t Mannetje, ABB Business Development specialist


Duurzaamheid en bewustwording worden steeds belangrijker. De energietransitie is in volle gang. Kees Jan ’t Mannetje werkt sinds 2004 bij ABB. In zijn rol als Business Development volgt hij de ontwikkelingen op het gebied van energietransitie op de voet. Zijn expertise: digitalisering in combinatie met sociale innovatie waarbij zijn interesse ligt bij nieuwe technologieën.
In de praktijk betekent dit dat hij werkt aan nieuwe businessmodellen en -concepten rondom Smart Energy Management. Daarnaast was hij betrokken bij het ontwikkelen van de energieprestatie monitoringnorm en een proeftuin voor het opzetten van een lokale energiemarkt waarbij techniek, digitalisering en sociale innovatie samenkomen.
Als spreker weet hij de mensen te inspireren over onderwerpen als het nieuwe energielandschap, de rol van digitalisering hierin en welke impact sociale innovatie heeft. Meer weten over ABB en de energietransitie, kijk dan hier.

  • september 13, 2019
  • 129 views
Welkom vakman of vakvrouw!

Op één van de publieke omroepen volgde ik eens een tweedelige uitzending over het vmbo-onderwijs. Ik heb met belangstelling en stijgende verbazing gekeken. Met belangstelling, omdat ik geloof dat een goed vmbo noodzakelijk is voor de Nederlandse economie. Met stijgende verbazing, omdat de politiek hieraan stelselmatig en visieloos morrelt. Maar ook omdat de maatschappij naar het vmbo kijkt als afvoerputje van het vervolgonderwijs.
Nederland is ambitieus en klaarblijkelijk horen bij een kenniseconomie alleen maar hoogopgeleiden. Gedurende de hele weg van scholing worden kinderen en jongeren gevolgd, gemonitord en bijgestuurd. De weg door het onderwijs moet efficiënt, doelgericht en met resultaten worden afgelegd. Scorekaarten leiden naar een snelweg richting een universitaire titel. Het leren van een vak in de techniek behoort nauwelijks meer tot de mogelijkheden. Daarvoor kies je alleen wanneer het je ontbreekt aan het juiste intellect of de motivatie om te leren. Althans, zo lijkt de publieke perceptie. De cijfers in het vervolgonderwijs tonen het aan. De steeds maar dalende instroom van nieuwe vmbo-leerlingen in bouw- en installatietechniek is immers niet van het laatste jaar.
Dat staat in tegenstelling tot de kansen op – goed betaald! – werk in de technische beroepen. Techniek is er volop om ons heen. Nieuwe technologische innovaties vragen om technische kennis en kunde op alle opleidingsniveaus. De technische sector wordt daarbij extra geraakt door de hoge natuurlijke uitstroom. Ik maak mij oprecht zorgen. De installatie- en bouwsector ‘wennen’ er al aan dat het invullen van een vacature niet meer een kwestie van dagen is. De spreekwoordelijke visvijver raakt leeg. Wanneer het tij niet gekeerd wordt, heeft dit onherroepelijke gevolgen voor uw en onze bedrijfsvoering. Dit laten wij toch niet gebeuren? Welkom vakman of vakvrouw!

Maarten van der Boon
maarten@novitek.nl
Vanuit zijn bedrijf Novitek helpt Maarten
technische bedrijven in organisatie­strategie, innovatie en communicatie.

  • september 6, 2019
  • 223 views
Lichten op groen voor de warmtepomp

De warmtepomp krijgt in het onlangs door de regering gepresenteerde Klimaatakkoord een terechte sleutelrol toebedeeld in het verduurzamen van verwarming en koeling van de gebouwde omgeving. Daarnaast werd het belang van de énige techniek die ook kan koelen de afgelopen hete zomer eens te meer duidelijk; koeling is inmiddels essentieel voor onze gezondheid en allang het stadium van onnodige luxe voorbij.

Alle lichten op groen voor de warmtepomp dus? Helaas niet. Diederik Samsom drukte zich in juni nog zeer negatief uit in de vakpers, terwijl hij toch de trekker is van ‘Gebouwde Omgeving’ van het klimaatakkoord. En waarom trok het ministerie van BZK een tussensprintje naar de politiek om onnodig strenge geluidsnormen van buitenunits in het bouwbesluit te krijgen?

Het zijn twee voorbeelden die de branche afleidt van de – voor het klimaatbeleid – gewenste uitrol van warmtepompen. Een miskenning ook van de kennis, kunde en inventiviteit van de branche om in elke situatie kosteneffectief comfort te leveren.

We moeten dus vooral onze mooie systemen blijven tonen en ‘Installatie Vakbeurs Hardenberg’ is daarvoor weer een uitstekende gelegenheid. Ú, de installateur, bent daarbij sleutelspeler en ambassadeur naar de markt en de beleidsmakers. Zegt het voort, ook en juist buíten Hardenberg!

Frank Agterberg
Dutch Heat Pump Association, DHPA

  • september 4, 2019
  • 273 views
Niet onder de indruk van BENG

Het wetsvoorstel BENG (Bijna Energie Neutrale Gebouwen) ligt voor goedkeuring bij de Tweede Kamer en het voornemen is dat deze nieuwe normstelling vanaf 1 juli 2020 zal gelden voor alle nieuwe woningen en gebouwen. De totstandkoming van dit voorstel is een grote worsteling geweest en keer op keer zijn wijzigingen doorgevoerd van de normwaarden, berekeningswijze en uitgangspunten. Om geen problemen te ontmoeten met acceptatie in de markt en de achterblijvende bouwopgave woningbouw niet te belemmeren, is nu een compromisvoorstel gepresenteerd met beperkte consequenties voor de bouwpraktijk en de kostenniveaus.

Grote vraagtekens zet ik bij het gehanteerde opwekkingsrendement van elektriciteit, dat wordt verhoogd van 39% naar maar liefst 69%. Het argument is dat we in de toekomst veel meer gebruik zullen maken van duurzame en lokale opwekking maar zo ver is het echt nog lang niet. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat deze wijziging geen technische maar een politieke achtergrond heeft. De vergelijking van een warmtepompoplossing en een gasgestookte installatie, voor zover thans nog aan de orde dus bij renovaties en voor nieuwe aansluitingen > 40m3/u, dient koste-wat-kost uit te vallen in het nadeel van het gasgebruik. Op termijn zal dit ook gaan gelden voor bestaande bouw. Ik begrijp het streven van de overheid om fossiele brandstoffen te willen terugdringen, maar pleit ervoor dat dit via eerlijke en transparante wetgeving en stimuleringsregelingen wordt vormgegeven, en niet via wensdenken en trucs.

Winst is dat de hoge eisen aan de thermische kwaliteit van de gebouwschil, niet langer kunnen worden vermeden door verliezen te compenseren met een eigen energieopwekking zoals een PV-systeem. Vreemd is dat dit principe niet geldt voor de toe te passen technische installaties waardoor inefficiënte apparaten en oplossingen wat betreft de BENG gewoon mogelijk zijn. Daarbij is het ronduit merkwaardig dat de energieruimte niet toeneemt als wordt gekozen voor comfort- en gezondheid verbeterende technieken zoals extra ventilatie of een hoger verlichtingsniveau, of de keuze voor koeling of bevochtiging of een extra beschikbaarheid van warmtapwater. Een gebouw met een minimale installatie-omvang, krijgt de maximale ruimte om die installaties zo goedkoop en onzuinig mogelijk te realiseren.
De twee zaken die hier in het plan tegenover worden gesteld, te weten een maximum aan de luchtsnelheid van de ventilatielucht en een toets op de maximaal bereikte binnenluchttemperatuur, zijn veel te mager. Juist bij een minimale ventilatie is de luchtsnelheid laag en hoge temperaturen worden met name vermeden door het beperken van de zonbelasting.

Kortom: goed dat de veel bekritiseerde EPC-normering zal worden vervangen maar de BENG-wetgeving volgens de huidige voorstellen is mijns inziens niet het antwoord waarop we hebben gewacht.

Sjoerd Eegerdingk, zelfstandig adviseur bij Eklips advies in Schijndel en verantwoordelijk voor de adviesacademie Mijninstallatieadvies.nl waarmee particulieren worden geholpen bij het kiezen van de beste technische installaties voor hun nieuwe of te verbouwen woning

  • juli 29, 2019
  • 223 views
Samenwerken en luisteren naar elkaar

De kracht van een vereniging zit in het samenwerken van de verschillende leden van de vereniging en partnerverenigingen. Maar hoe werk je samen wanneer iedereen zijn of haar eigen belangen verdedigt? Wie stapt er over zijn eigen schaduw en ziet het algemeen belang? In een tijd waarin het lijkt alsof iedereen voor zichzelf leeft is dit een extra uitdaging.

Het begint bij jezelf is een veel gehoord kreet. Vanuit die gedachte probeer ik zelf iedere dag tegemoet te treden, maar ook ik ervaar hoe lastig dit is. Al snel verzand je in je eigen uitdagingen, aannames en taken. Hoe weet je wat het belang van een ander is? Waar deze persoon of organisatie zich mee bezig houd? Het begint met luisteren, maar luisteren is iets anders dan horen wat er gezegd wordt. Er moet dan wel gesproken of geluisterd worden naar de vraag om informatie.

Volgens mij begint het met het luisteren naar elkaar en realiseren dat er meer gezegd wordt dan je in eerste instantie hoort. In de tegenwoordige tijd wordt er juist meer geroepen dan ooit. Sociale media zoals LinkedIn en Twitter zijn een bron van snelle informatie en geven een goed beeld van de actuele thema’s die bij leden van een vereniging spelen. Bij de Nederlandse branchevereniging voor Gebouw Automatisering zijn dat de thema’s energietransitie, duurzaamheid en cyber security. Maar het blijft de uitdaging om binnen deze thema’s de uitdagingen aan te halen waarin iedereen zich herkend.

Eigenlijk is nu de cirkel weer rond. De kracht van een vereniging zit in het samenwerken en luisteren naar elkaar en gezamenlijk de uitdagingen aan gaan die ons in de branche te wachten staan.

Over Martin Hof
Martin Hof is Senior Projectmanager Gebouw Automatisering bij de Nederlandse Brancheorganisatie voor Gebouw Automatisering

  • juli 9, 2019
  • 148 views
Bestaat een bouwteam eigenlijk wel?

Installatiewerk is vakwerk. Een installatie in de gebouwde omgeving staat niet op zichzelf, maar maakt deel uit van een bouwwerk. Bij de realisatie of renovatie van een bouwwerk komt veel kijken en zijn verschillende disciplines actief. Allemaal  individuen, die elk op een eigen manier hun aandeel in een bouwwerk realiseren. Werken zij langs elkaar heen of werken zij samen? En hoe is dat dan georganiseerd? Wie heeft de regie? Als er wordt samengewerkt, spreken we van een bouwteam, of niet?

Er zijn weinig begrippen, waarover zoveel verwarring bestaat, als het begrip bouwteam. De nieuwste uitgave van Van Dale kent het begrip niet. De veertiende, herziene uitgave van dit groot woordenboek van de Nederlandse taal kent zo’n negen kolommen met samenvoegingen, waarin het woord bouw voorkomt. Van bouwactiviteit, bouwdoos, bouwstop, bouwtent, bouwtoezicht tot en met bouwzone, maar naar het woord bouwteam wordt tevergeefs gezocht.

Bouwen wordt kennelijk niet in teamverband uitgeoefend
De Dikke Van Dale laat ons ook in de steek bij de t van team. Van Dale omschrijft een team als ‘ploeg bij elkaar horende spelers’. Dat voorbeeld geldt voor het olympische team. Verder maakt Van Dale melding van samenstellingen zoals boks-team, karateteam en voetbalteam. Als tweede omschrijving van een team geeft Van Dale een ‘groep mensen die samenwerken: een gouden team’. Ook deze betekenis komt voor in samenstellingen, zoals arrestatieteam, milieubijstandsteam en reddingsteam. Wederom staat hier bouwteam niet bij. Als we ons realiseren dat het hier gaat om het meest actuele en uitvoerige woordenboek van onze taal, dan kunnen we concluderen dat bouwen kennelijk een activiteit is die niet in teamverband wordt uitgeoefend.

Het beperkt zich tot de ontwerpfase van het bouwproces
In de bouw is een team een vreemde verschijning, die bepaald niet voor de hand ligt. De Stichting Bouwresearch heeft eerder als hofleverancier van bouwboekjes wél een omschrijving van het begrip bouwteam gelanceerd. Deze omschrijving beperkt het teamaspect tot de ontwerpfase van het bouwproces. Bij het ontwerp worden de inzichten van verschillende geledingen benut, zonder dat de betrokken partijen bij de uitvoering betrokken worden. Op de weg van droom naar daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren. “Wij hebben dit project als bouwteam gedaan”, kun je bijna dagelijks te horen krijgen. De vraag dient zich aan of alles een bouwteam is, wat bouwteam genoemd wordt. Voorlopig kunnen we volstaan met de vaststelling dat het begrip bouwteam helemaal niet bestaat. In de praktijk is er wel sprake van een ontwerpteam, maar de aanbestedingspraktijk vraagt na de ontwerpfase een objectieve selectie van marktpartijen en dan met je al installateur het spel volgens de regels spelen. Betrokkenheid bij de ontwerpfase geeft wel een voorsprong in informatie, zodat de risico’s beter kunnen worden ingeschat.

De bedrijfskundige kant wordt onderschat
In het rijke arsenaal van onze taal moeten we zoeken naar andere woorden, waarmee we bepaalde samenwerkingsvormen in de bouw aanduiden. Eerder nemen we onze toevlucht tot de Engelse taal. Dan spreken we over design en construct. Of over design, build, operate, finance en maintenance (dbofm). Opvallend is dat deze begrippen al snel een juridische lading krijgen. Alsof samenwerking vooral een juridisch begrip is. Tijdens een seminar op 14 mei 2019 in Amsterdam is een nieuw model voor twee soorten bouwteamovereenkomsten gepresenteerd. Met als doel kennis te delen en opdrachtgevers te helpen een snelle start te maken met bouwteams. Dat consultatiedocument kun je hier downloaden De bedrijfskundige kant wordt onderschat. Op papier kan alles goed geregeld zijn, maar in de praktijk gaat het er anders aan toe. Dat worden belangrijke organisatievraagstukken over het hoofd gezien. Dan wordt naar contractvormen gegrepen, zonder de inhoud daarvan te kennen. Het geheim van samenwerking ligt in het gezamenlijk belang. Als we dat begrijpen gaat samenwerking vanzelf. Dan richt de samenwerking zich op een gezamenlijk doel. Dan werken we samen aan de beste oplossing. Zo’n gezamenlijke horizon geeft energie en brengt mensen samen in beweging.

Te belangrijk om het aan het toeval over te laten
Samenwerking kan op veel manieren, zonder dat we daar het begrip bouwteam op moeten plakken. Waar het vooral om gaat, is de teamgeest. De echte teamspirit blijkt pas als de race gelopen wordt. Echte teamgeest maakt van het bouwproces een succes, waarin alle spelers delen. Er moet dan wel invulling gegeven worden aan dat gezamenlijke win-win-aspect. Aandacht is nodig. Elke relatie versloft als er geen nieuwe impulsen aan gegeven worden. Een echt bouwteam viert successen samen. Maak van de oplevering samen een feest. Bij de oplevering komt het resultaat van een gezamenlijke inspanning openbaar. Ook tijdens het bouwproces kan de samenwerking gevierd worden. Met een project start up wordt een doeltreffende aftrap gegeven. Een over the hill-meeting geeft energie voor de laatste ronde. Een evaluatie levert handvatten op om de samenwerking in een volgend project te verbeteren. Samenwerking is te belangrijk om aan het toeval over te laten. Dat vraagt planning en management. Met een samenwerkingsplanner kan een samenwerkingsmanager gericht de vinger aan de pols houden. Het gaat uiteindelijk om de motivatie, intentie en passie, met wie wordt samengewerkt. Als je goed kunt samenwerken met jezelf, kun je dat ook met anderen.

Punten om over na te denken
•           Bouwen is een bezigheid, die van nature niet in teamverband wordt uitgeoefend.
•           Verdergaande specialisatie noodzaakt tot scherpere afbakening van verantwoordelijkheden.
•           Samenwerkingsvormen worden vaak in juridisch beton gegoten, waarmee aan de flexibiliteit in de uitvoering tekort gedaan wordt.

Vragen om bij stil te staan
1.         Hoe kan de gefragmenteerde werkwijze van opeenvolgende schakels in de bouwkolom doorbroken worden?
2.         Wat maakt van samenwerking in de bouwsector een succes?
3.         Op welke wijze kunnen we het teamspel op de bouwplaats verbeteren?

Over Piet Oskam
Piet M. Oskam is oprichter van het Centrum voor Innovatie van de Bouwkolom (CIB), dat van 2002 tot en met 2012 actief was in ontwikkeling van innovatieve concepten voor bouw- en installatiewerk.