5 miljoen voor aardgasvrij maken van scholen
Minister Ollongren en de VNG roepen gemeenten, basisscholen en marktpartijen op om mee te doen aan pilots die zorgen voor meer kennis over het succesvol aardgasvrij maken van scholen en het verbeteren van het binnenklimaat. Voor het innovatieprogramma ‘Aardgasvrije en frisse basisscholen’ is 5 miljoen euro beschikbaar.
Het aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving moet een belangrijke bijdrage leveren aan het verminderen van de CO2-uitstoot met 49 procent in 2030. Naast woningen gaat het ook om bedrijven en zogeheten utiliteitsgebouwen zoals scholen. Met de pilots wil het ministerie van BZK bijdragen aan de ontwikkeling van breed toepasbare en zo goedkoop mogelijke werkwijzen om schoolgebouwen succesvol aardgasvrij en energiezuinig te maken.
De pilots moeten verder bijdragen aan innovaties die ten goede komen aan het binnenklimaat op basisscholen. Zo zijn de temperatuurbeheersing en de ventilatie op scholen vaak een knelpunt. Een beter binnenklimaat heeft een gunstig effect op de gezondheid en het functioneren van leerlingen en personeel.
Gemeenten kunnen zich samen met schoolbesturen tot 1 oktober 2018 aanmelden voor deelname aan het innovatieprogramma. Een stuurgroep met vertegenwoordigers van het ministerie van BZK, het ministerie van OCW, de VNG en PO-Raad beoordeelt daarna welke projectvoorstellen kunnen meedoen aan de 10 pilots. Bij de afweging wordt onder meer rekening gehouden met de spreiding over het land en het type schoolgebouw.
Voor de 10 pilots is 3,5 miljoen euro beschikbaar. Dat is 350.000 euro per schoolgebouw. Daarnaast is er in totaal 1,5 miljoen euro beschikbaar voor begeleiding van de geselecteerde pilots en ontwerpvergoedingen voor deelnemende marktpartijen. De kenniscentra Platform31 en Ruimte–OK verzorgen in opdracht van het ministerie van BZK de uitvoering van het programma.
Combinatie van warmteopslag, warmtepomp en zonnepanelen voor woningen wint prijs
Een combinatie van onder andere warmteopslag, een warmtepomp en zonnepanelen die stroom en warmte produceren, heeft de eerste All Electric Challenge van Stichting Natuur & Milieu gewonnen. Het betreft een totaalpakket, inclusief financiering, waarbij de consument geheel ontzorgd wordt. Zonnepanelen op het dak zorgen voor elektriciteit en warmte. Overtollige warmte in de zomer wordt in de bodem onder de straat opgeslagen met een zogenaamde bodemlus. In de winter wordt die warmte door een warmtepomp er weer uitgehaald om de woning te verwarmen en van tapwater te voorzien. Er is één aanspreekpunt voor uitvoering, onderhoud en service.
De combinatie is ontwikkeld door het samenwerkingsverband Vaillant Group en Helena Sustainable Innovations (Helena). Volgens de jury is de oplossing innovatief, de mogelijke doelgroep groot en de potentiële impact hoog. De gebruiker kan met dit pakket flink besparen op de energierekening.
Grootschalig van het gas los
Met deze aanpak kunnen bestaande woonwijken grootschalig van het gas los naar all-electric (bijna) nul op de meter worden gebracht, waarbij in één keer een woning, heel huizenblok, straat of woonwijk van een bodemopslag wordt voorzien. Elke woning krijgt daarbij een aansluiting op een aparte bodemopslag, waarin eigen opgewekte warmte wordt opgeslagen. Niet alleen de kosten van bodemopslag per woning worden met deze aanpak verlaagd, maar ook de kosten van de gebouwgebonden installaties in de woningen.
Een proeffase van dit concept is reeds succesvol afgerond. Fase 2 bestaat uit een huizenblok met 58 woningen waar dit concept wordt toegepast. Later dit jaar volgt fase 3, wanneer het concept ook wordt geïmplementeerd in ‘De Havenbuurt’ in Berkel Rodenrijs met meer dan 500 woningen.
Elektrische verwarming stimuleren
De All Electric Challenge is de uitdaging voor bedrijven om een concept te bedenken waarbij een huishouden stap-voor-stap overstapt van aardgas naar elektrische verwarming van huis en tapwater. De organisatie wil op die manier de omschakeling naar elektrisch verwarmde huizen stimuleren. De winnaars krijgen via de Volksbank (moederbedrijf van ASN Bank, BLG Wonen, RegioBank en SNS) een demonstratieproject aangeboden om hun product in de praktijk aan geïnteresseerde huizenbezitters te kunnen laten zien.
Nieuwe rijwoningen worden nog massaal voorzien van een gasketel
Het besluit van Minister Wiebes om de gasaansluitplicht voor nieuwbouwwoningen te schrappen, roept een sterke contrareactie op vanuit de bouwsector. Onderzoek van Bouwtrend toont aan dat nieuwe rijwoningen nog massaal worden voorzien van een gasketel voordat het verbod hierop vanaf 1 juli in werking treedt. Dat blijkt uit analyse van de energieprestatieberekeningen uit 2018 voor meer dan 13.000 nieuwe rijwoningen.
Vooral het omzeilen van de kostenverhoging lijkt ertoe te leiden dat bouwplannen met een gasaansluiting nog snel in de vergunningsprocedure worden gebracht. In de maanden januari en februari van 2018 werd er voor 2.800 rijwoningen een energieprestatieberekening voor de vergunningsaanvraag opgesteld. Hiervan was minder dan de helft voorzien van een gasaansluiting. Kijken we echter naar de aanvragen van maart, april en mei, dan blijkt dat 62,8 procent van de ruim 8.200 nieuwe rijwoningen nog geheel of gedeeltelijk worden verwarmd met een gasketel. Deze trend zet zich ook door in de eerste twee weken van juni.
Kostenverhoging
In april deed de bouwsector nog het dringende verzoek aan de Ministers Wiebes en Ollongren om de ingangsdatum uit te stellen tot 1 januari 2019. Naar het oordeel van het Lente-akkoord leidt het overhaaste verbod ertoe dat veel bouwplannen die nu in de ontwerpfase zitten ingrijpend gewijzigd moeten worden. Dit vergt een langere ontwerptijd en heeft bovendien een aanzienlijke kostenverzwaring tot gevolg, waardoor bouwplannen mogelijk financieel onhaalbaar worden. De meerkosten om gasloos te verwarmen kunnen namelijk oplopen tot meer dan 10.000 euro per woning.
Deze extreme stijging van het aantal nog nieuw te bouwen woningen met een gasaansluiting doet zich alleen voor bij de rijwoningen. Bij appartementen en vrijstaande woningen is deze trend niet waarneembaar. Hier zijn een aantal logische verklaringen voor te geven. Zo worden veel appartementencomplexen gebouwd voor de sociale huursector. Corporaties willen met het oog op de toekomst geen gasaansluiting in hun nieuwbouwappartementen. Vrijstaande woningen worden daarentegen vaak ontwikkeld vanuit particulier opdrachtgeverschap. Veel particuliere opdrachtgevers kiezen bewust voor duurzame verwarmingsvoorzieningen. In tegenstelling tot de vrijstaande sector worden rijwoningen doorgaans projectmatig ontwikkeld door projectontwikkelaars of aannemersbedrijven. De toekomstige eigenaar heeft daar veel minder inspraak in de keuze voor het verwarmingssysteem. Omdat het ontwerp en de verkoopprijs van een rijwoning al in een vroegtijdig stadium zijn vastgesteld kunnen de extra kosten voor een gasloze installatie minder makkelijk worden doorberekend aan de toekomstige eigenaar.
Verbod op aardgas
De Nederlandse woningvoorraad moet van het gas af. Om dit proces te versnellen heeft Minister Wiebes de aansluitplicht van nieuwbouwwoningen op het aardgasnet per 1 juli 2018 geschrapt. Aanvankelijk ging de bouwsector nog uit van 1 januari 2020. Aangezien een netbeheerder slechts wettelijke taken mag uitvoeren, is het niet langer toegestaan om nieuwbouwwoningen aan te sluiten op het aardgasnet. Het schrappen van de aansluitplicht geldt hiermee feitelijk als een verbod. Dit verbod geldt niet voor woningen waarvan de vergunningsaanvraag voor de datum van 1 juli 2018 is ingediend bij de gemeente.
Onderbouwde uitspraken
Deze trend wordt waargenomen bij analyse van de energieprestatieberekeningen die verplicht moeten worden opgesteld voor de bouwaanvraag van nieuwbouwwoningen. In deze berekening staat gedetailleerd aangegeven hoe de woning wordt verwarmd. In 95 procent van de gevallen stelt de bouw- en installatiesector deze berekening op met gespecialiseerde software van DGMR of Uniec 2. De informatie uit deze berekeningen is opgenomen in Bouwtrend. Hierdoor kunnen onderbouwde uitspraken worden gedaan over de trends en ontwikkelingen in de Nederlandse nieuwbouwsector.
Bewoners Nul-op-de-meter-woningen behoorlijk tevreden met hun woning
Bewoners van Nul-op-de-meter-woningen zijn over het algemeen behoorlijk tevreden over hun zeer energiezuinig gerenoveerde woning. Aspecten waarover bewoners in mindere mate tevreden zijn, zijn oververhitting in de zomer, de regelbaarheid van de temperatuur en het ventilatiesysteem. Sommigen missen ook de stralingswarmte. Dit blijkt uit een onderzoek naar 19 renovatie- en nieuwbouwprojecten van corporaties, met in totaal 900 woningen, uitgevoerd door consultancy Atrivé in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken.
De meeste bewoners geven aan zeer tevreden te zijn over zowel het uiterlijk van de woning, het binnenklimaat (prettige temperatuur, geen vocht, geen tocht) als overige aspecten van het wooncomfort (minder geluid van buiten). Aspecten waarover bewoners in mindere mate tevreden zijn, zijn oververhitting in de zomer, de regelbaarheid van de temperatuur en het ventilatiesysteem. Sommigen missen ook de stralingswarmte. Voor een deel kan dit te maken hebben met kinderziekten, meldt het onderzoek. Het goed inregelen van de installaties kan een tijd duren. Als binnen een jaar na oplevering de bewoner om een mening gevraagd wordt, kunnen opstartproblemen in de tevredenheid doorwerken. Indien deze goed worden opgelost kan op langere termijn de tevredenheid in deze woningen toenemen.
Verschillende technische oplossingen
Mogelijk worden deze door sommige bewoners ervaren nadelen in de meest recente NOM-projecten ondervangen. Er zijn verschillende technische oplossingen om oververhitting tegen te gaan. De tragere reactie op thermostaatverandering en het ontbreken van stralingswarmte zijn echter inherent aan het concept, zij het dat plaatsing van een infraroodpaneel een oplossing zou kunnen zijn. Hierbij geldt wel: naarmate huurders bewuster hebben kunnen kiezen voor dit concept in het voortraject, wordt het ontbreken van stralingswarmte minder als een nadeel ervaren.
Bij de meer traditionele renovaties in de quickscan, in combinatie met energiemaatregelen, zijn de ervaringen van bewoners vergelijkbaar: Men is in het algemeen tevreden over de woning, maar relatief kritisch over de installaties, met name het ventilatiesysteem.
Nieuwe huurders meer tevreden
Nieuwe huurders lijken over het algemeen meer tevreden te zijn dan zittende huurders. Een mogelijke verklaring voor dit verschil is dat bij zittende huurders minder goede ervaringen in het verleden, of de perceptie ervan (renovatieproces, achterstallig onderhoud), kunnen doorwerken in de tevredenheid over het resultaat. Ook moeten zij vaak wennen aan hun vernieuwde woning. Dit speelt bij nieuwe huurders geen rol. Ook maken nieuwe huurders bewust de keuze voor hun nieuwe (energiezuinige) woning.
Dit werkt door in een verschil tussen renovatie en nieuwbouw. Terwijl gerenoveerde woningen worden bewoond door een mix van zittende en nieuwe huurders, is in nieuwbouwwoningen per definitie sprake van nieuwe huurders, en is er geen overlast van renovatie geweest. Dit impliceert dat huurders van nieuwbouwwoningen gemiddeld meer tevreden zijn dan (deels zittende) huurders in gerenoveerde woningen.
Gemiddelde kwaliteit corporatiewoningen blijft steken op energielabel D
De afspraak tussen corporaties en het Rijk om in 2020 de sociale huursector gemiddeld op label B-kwaliteit te brengen, wordt bij lange na niet gehaald. Omvangrijker ingrepen en betere planning zijn nodig om de achterstand nog enigszins in te lopen. Dat concludeert Faidra Filippidou in haar promotieonderzoek. Na realisatie van twee of meer maatregelen is de energiebesparing slechts iets meer dan de helft dan verwacht. Wanneer wel veel maatregelen per woning zijn doorgevoerd blijken de besparingen nog veel geringer dan voorspeld.
“De duurzame renovatie van corporatiewoningen loopt flink achter op schema,” waarschuwt Filippidou in haar onderzoek naar de voortgang van het energierenovatieproces in de sociale huursector. Er worden te weinig woningen duurzaam gerenoveerd, per woning worden te weinig verbeteringen aangebracht en deze ingrepen resulteren in te weinig energiebesparing. Bovendien hebben corporaties onvoldoende budget. Door deze combinatie van factoren zal de afspraak die de corporaties en het Rijk onderling hebben gemaakt – gemiddeld label B-kwaliteit in 2020 voor alle corporatiewoningen samen – bij lange na niet worden gehaald. De gemiddelde kwaliteit blijft steken op label D.
Rond 2050 zullen in het kader van EU-afspraken alle woningen in Nederland zo goed als energieneutraal moeten zijn. Eind 2014 was 28% van de corporatiewoningen verbeterd naar een hogere energielabelcategorie, maar slechts 3,5% daarvan heeft een ingrijpende renovatie ondergaan. “De gevels en daken zijn niet toereikend geïsoleerd, verwarmingsinstallaties zijn nog traditionele HR-gasketels,” constateert Filippidou. “De meeste ingrepen betreffen het vervangen van de verwarmingsinstallatie in combinatie met het warmwatersysteem en het plaatsen van HR-glas. Ook blijkt dat subsidies nogal ad hoc worden benut en niet een planmatige aanpak ondersteunen waarmee daadwerkelijk label B-niveau behaald kan worden. Het doel van de sector is echter moeilijk te bereiken als deze strategie wordt voortgezet. Dat is jammer want met duurzame renovatie kan meer resultaat worden geboekt dan met de huidige nieuwbouwproductie.”
Databases als kennisbron
De focus van Filippidous onderzoek ligt op de bestaande corporatiewoningen (ruim 30% van de gehele woningvoorraad). Aan de hand van Aedes-data uit de Shaere-database en CBS-data heeft zij achterhaald hoeveel corporatiewoningen van 2010 tot en met 2014 energetisch zijn verbeterd en op welk niveau. De Shaere-database bevat onder meer fysieke kenmerken, gegevens over installaties, verwacht energieverbruik en emissies. Het CBS verzamelt verbruiksgegevens bij energiebedrijven. Aan de hand hiervan zijn de energiebesparingen berekend die met de renovaties zijn bereikt. “We hebben nu veel meer informatie dan tien jaar geleden en die moet toegankelijk worden voor de corporaties. De resultaten die te behalen zijn kunnen op basis daarvan nauwkeuriger worden voorspeld en als motivatie dienen voor duurzaam renoveren.”
Het effect van duurzame renovatie op het energieverbruik blijkt gering, vergeleken met de verwachting. Na realisatie van twee of meer maatregelen is de energiebesparing slechts iets meer dan de helft van die verwachting en wanneer wel veel maatregelen per woning zijn doorgevoerd blijken de besparingen nog veel geringer dan voorspeld. Vervanging van gecombineerde verwarmings- en warmwatersystemen leveren samen met meer isolerende beglazing de hoogste gasbesparing op. Het effect van ventilatie-ingrepen valt het moeilijkst te voorspellen. De tegenvallende resultaten worden vaak toegeschreven aan onjuist gebruik van installaties door de bewoners, maar dat is nog maar de vraag. Daarentegen is het gemiddelde werkelijke gasverbruik wel lager dan het voorspelde verbruik en zelfs lager dan het gemiddelde verbruik van de gehele woningvoorraad.
Particuliere sector moet volgen
Filippidou verwacht niet dat onder de huidige omstandigheden het tempo waarin de renovaties plaatsvinden zal toenemen. Verbeteringen zouden ten minste als pakket doorgevoerd moeten worden in plaats van als afzonderlijke maatregelen. Ook zouden duurzaamheidsmaatregelen beter geïntegreerd dienen te worden in de renovatieplanning.
De resultaten die door de corporatiesector zijn behaald, zijn niet bemoedigend voor de verduurzamingsvoortgang in de particuliere sector. Filippidous verwachting is dat de implementatie van duurzame verbeteringen nog moeilijker zal zijn voor eigenaren-bewoners en particuliere verhuurders dan voor corporaties, omdat naar verwachting de intrinsieke motivatie voor energie-investeringen en de capaciteit om die uit te voeren geringer is. Of duurzaam gerenoveerd wordt is hier sterk afhankelijk van veel uiteenlopende omstandigheden, zoals beschikbaar particulier budget, kennis en persoonlijke omstandigheden.
Filippidou adviseert om voor de koopsector een meer gecoördineerd beleid en op maat gesneden maatregelen te organiseren. Daarnaast zouden aantoonbare besparingen op energiekosten eigenaren tot acties kunnen aansporen. Hierin kunnen de actuele gegevens uit de corporatiesector mogelijk een rol krijgen.
Modulair klimaatsysteem maakt Rotterdamse stadsvilla energieneutraal
In de Rotterdamse wijk Kralingen staat de renovatie van een monumentale stadsvilla volledig in het teken van energieneutraal verbouwen. In de villa is een modulair klimaatsysteem toegepast dat alle ruimtes in de villa zowel kan verwarmen als koelen. Het klimaatsysteem bestaat uit een combinatie van de 18 mm dikke multi- en combi- vloerwarmingsplaten, die aangesloten worden op een warmtepomp. Door een warmtepomp als hernieuwbare energiebron aan te wenden, voldoet deze villa al ruimschoots aan de CO2 -doelstellingen die vanaf 2050 gelden.
Leverancier van vloerverwarmingssystemen Uniwarm uit Vorden heeft in de Kralingse villa vrijwel alle houten vloeren voorzien van dit lagetemperatuursysteem waarvoor de 18 mm dunne gipsvezelplaten van fermacell als basis zijn toegepast. In de fabriek zijn in deze gipsplaten sleuven gefreesd, waarna deze voorzien van leidingen en koppelingen. Het complete klimaatsysteem wordt prefab op de bouwplaats aangeleverd. Oprichter en directeur van Uniwarm, Peter Riethorst, zet de voordelen op een rij: “Het is een verwarmingslichaam, koelsysteem en afbouwplaat in één. Het bespaart niet alleen energie vanwege de aansluiting op een warmtepomp, maar de gespreide warmte die van de vloerverwarming afkomt, zorgt voor een behaaglijk klimaat in de woning. Ook als het buiten bijvoorbeeld tien graden vriest.”
Droog aan te leggen
Het systeem kan droog op een houten of betonnen vloer worden aangelegd. “Dat is een groot voordeel ten opzichte van de traditionele natte zandcement vloerverwarmingssystemen”, vervolgt Riethorst. “Ten eerste zijn deze veel dikker en zwaarder en ten tweede kost het meer tijd voordat ze droog zijn. Bij zandcement vloeren voor vloerverwarming moet de constructie van de vloeren volledig worden aangepast om het gewicht te kunnen dragen. Dit brengt bij een oude, monumentale woning met een houten balkenlaag veel kosten en een langere bouwtijd met zich mee. Het klimaatsysteem van Uniwarm kan rechtstreeks, zonder extra aanpassingen zoals egalisering, op de houten vloerdelen worden gelegd.”
Geringe opbouwhoogte
Een ander voordeel vindt Riethorst dat deze vloerverwarmingsplaten een opbouwhoogte van slechts 18 mm dik hebben, waarop vrijwel elke afwerkvloer past. “Omdat de platen zo dun zijn, kunnen er gemakkelijk extra geluidontkoppelingslagen (ontkoppelen contactgeluid met de basisvloer) tussen gelegd worden. Iets wat we ook hebben toegepast op de houten vloeren van de villa in Kralingen.” Naast contactgeluidisolatie bieden deze dunne platen bovendien ruimte voor een 10 mm fermacell gipsvezelplaat waardoor het systeem 60 minuten brandwerend wordt. “Omdat de leidingen zo dicht tegen de afwerkvloer liggen, kan dit vloerverwarmingssysteem vrij snel warmte of koeling afgeven waardoor er onmiddellijk een comfortabel klimaat ontstaat in een ruimte.”
Alle grenzen opgezocht
Om ruimtes passend te maken, wordt per renovatieproject een legplan van elke ruimte in de woning gemaakt waarin de fermacell multi-platen (500x600x18mm) en de combi-platen (1000x600x18mm) worden gecombineerd. “Hierdoor is deze vloerverwarming uitermate geschikt voor alle soorten bouwprojecten, zoals deze monumentale villa met afwijkende oppervlaktematen”.
Volgens Riethorst zijn bij dit renovatieproject qua warmteafgifte alle grenzen opgezocht. “De bewoners wilden graag een mooie eikenhouten parket bovenop de vloerverwarming. Maar, hout op vloerverwarming zorgt voor 40% minder warmteafgifte. Doordat de villa zo goed is geïsoleerd en de warmtebron is gekoppeld aan een vloerverwarmingssyteem, ontstaat er een behaaglijk binnenklimaat, ondanks het houten parket op de vloer.”
Lage temperatuur volstaat
Riethorst vertelt dat Uniwarm voortdurend met fermacell betrokken is bij renovatieprojecten in stadskernen, om oude en monumentale panden energieneutraal op te knappen en te verduurzamen. “De platen passen uitermate goed in het verduurzamen van monumenten. Onze uitdaging is dan ook om ervoor te zorgen dat gerenoveerde panden weinig of geen energie verbruiken en ook een aangenaam binnenklimaat hebben”, zegt Riethorst.
Wouter van der Velde, technisch adviseur bij fermacell in Niftrik, legt uit dat de gipsvezelplaten van fermacell door hun homogeniteit voor een geleidelijke warmtespreiding zorgen. “Omdat een groot oppervlakte warmte afgeeft, kan in een woning worden volstaan met een lage temperatuur en dat bespaart uiteraard energie”, zegt Van der Velde. “Vloerverwarming zorgt voor een constante temperatuur en levert hierdoor altijd een behaaglijk binnenklimaat op in een ruimte.” Deze platen passen prima in een vloerverwarmingssysteem dat is gestoeld op een lage aanvoertemperatuur van het water. De platen zelf houden de warmte vast en blijven warmte afgeven.
“Het moet wel betaalbaar zijn”
Larson van Dijk is chief engineer bij fermacell. Hij legt uit dat het vrij ingewikkeld is om bij renovatieprojecten van woningen een standaardoplossing toe te passen waarmee een woning energetisch beter presteert. “Er zijn zoveel verschillende soorten, maten en stijlen woningen die allemaal om een eigen mix aan energieneutrale maatregelen vragen. Het realiseren van een lageretemperatuurverwarming is weliswaar een mooi streven, maar het moet wel betaalbaar zijn”, zegt Van Dijk. Daarnaast wordt in dit energieneutrale streven over het algemeen te weinig rekening gehouden met veilig en behaaglijk wonen. Er is eigenlijk een goed renovatieconcept nodig waarbij energieneutrale maatregelen worden gecombineerd met bouwkundige aanpassingen waaraan de bouwende Nederlander ook nog kan verdienen.
Betaalbare mix
Volgens Van Dijk wordt op dit moment vaak voor goedkope oplossingen en materialen gekozen die eigenlijk niet voldoen aan de voorwaardes van veilig, gezond en behaaglijk wonen, maar wel voldoen aan de energiebehoeften. “Dat leidt tot slechte renovaties.” Van Dijk vindt het jammer de bouwbranche in Nederland nog niet volwassen lijkt te zijn om meer ecologische en gezondere bouwkeuzes te maken. “Hiervoor zijn kennelijk regels nodig.” Fermacell houdt zich bezig met dit soort vraagstukken om betere bouwconcepten te ontwikkelen, waardoor een goede, betaalbare mix ontstaat van bouwkundig bouwen met ecologische en gezonde bouwmaterialen. De gipsvezelplaten die in de Kralingse villa zijn gebruikt, bezitten dezelfde warmte accumulerende en vochtregulerende eigenschappen als leem.” Wij zijn voortdurend op zoek naar de juiste bouwconcepten, waarmee verantwoord gebouwd kan worden. Vandaar dat deze platen uitstekend passen in het klimaatsysteem van Uniwarm”, aldus Van Dijk.
Warmte uit het riool verwarmt wooncomplex
In Goes is een wooncomplex voorzien van verwarming door riothermie. Daartoe wordt warmte uit het riool gebruikt, bijvoorbeeld van de douche of wasmachine. De techniek is een vinding van de Zwitser Urs Studer, die zelf aanwezig was in Goes. Hij kondigde aan heel Nederland met deze techniek te willen veroveren.
Het nieuwe complex is van woningcorporatie RWS. Directeur Maarten Sas van de corporatie zei bij de ingebruikneming dat durf nodig is om dingen uit te proberen op het gebied van duurzame energie. “Als we allemaal gaan zitten wachten, gebeurt er niets.”
Omdat het om een nieuwe techniek gaat hangen er voor de zekerheid nog wel twee cv-ketels in het pand. Mocht de waterpomp – die het warme rioolwater verder opwarmt tot de juiste temperatuur – het om wat voor reden dan ook tijdelijk laten afweten, dan nemen de ketels het over. Sas zei te hopen dat de ketels over een paar jaar kunnen worden verwijderd, zonder ooit te zijn gebruikt.
‘Warmtepompen alleen stimuleren waar warmtenetten onrendabel zijn’
Adviseur Marco van Schaik pleit er in Dagblad Trouw voor dat woonwijken op termijn overschakelen naar warmtenetten. De warmtepomp ziet hij als een tussenstap, omdat warmtenetten nu eenmaal niet van vandaag op morgen gerealiseerd zijn. ‘Een prikkel tot aanschaf van een warmtepomp heeft echter het risico dat bewoners niet meer bereid zijn om later opnieuw te investeren in aansluiting op een warmtenet. Het is daarom beter om individuele warmtepompen alleen te stimuleren in gebieden waar warmtenetten niet rendabel zijn. Daarmee komen extra middelen vrij om in te zetten op woningisolatie en aanleg van warmtenetten.’
NOM Keur voor snelbouwconcept
VolkerWessels heeft het certificaat NOM Keur voor haar nieuwbouwconcept MorgenWonen NOM (nul-op-de-meter) gekregen. Leen van Dijke, voorzitter van Stroomversnelling, overhandigde het certificaat aan directeur Marinus den Harder op de Provada. NOM Keur garandeert dat een nul-op-de-meterwoning voldoet aan een vastgestelde kwaliteit en dat de woning de beloofde prestaties levert. Een NOM-woning is aardgasloos en levert zelf de energie die nodig is voor verwarming, warm tapwater en huishoudelijk gebruik.
MorgenWonen is een concept dat binnen één dag in elkaar wordt gezet. Het product is zowel voor de huur- als de koopmarkt beschikbaar.
ING introduceert energierobot om energieverspilling in gebouwen te voorkomen
ING introduceert voor haar vastgoedklanten de Energierobot. Deze maakt gebruik van big data, algoritmes en de gegevens van slimme energiemeters van gebouwen en vergelijkt die gegevens continu met een exacte benchmark van het specifieke gebouw. Peter Göbel, Algemeen Directeur ING Real Estate Finance Nederland: “In de praktijk verbruiken veel gebouwen aanzienlijk meer dan op basis van hun energielabel mag worden verwacht. Wij zien het als onze taak eigenaren en gebruikers te helpen hun vastgoed respectievelijk te verduurzamen én duurzaam te gebruiken.”
Van alle duurzaam opgewekte energie in Nederland wordt ongeveer 50% door gebouwen verspild, zo betoogt ING. Doordat 70% van de klimaatinstallaties onjuist is afgesteld, staat bijvoorbeeld in gebouwen in de zomer de verwarming aan, of worden ze gekoeld of verlicht terwijl er niemand meer in het pand is. Gebouwen met energielabel A kunnen hierdoor toch het verbruik van een G-label hebben.
Robot doet het meest tijdrovende werk
Voor de ontwikkeling van de Energierobot ging ING een partnership aan met CFP Green Buildings.
Bram Adema, directeur van CFP: “Tot dusver was de praktijk om energieverspilling in gebouwen aan te pakken tijdrovend en zijn er ook niet genoeg energieconsultants om de meer dan 500.000 gebouwen in Nederland in de gaten te houden. Daarom hebben we een robot ontworpen die dit volledig automatisch kan 24/7. Installateurs en energieconsultants kunnen efficiënter werken en grotere impact hebben, omdat de robot het meest tijdrovende werk al heeft gedaan.”
Energiemanagement verbeteren
De energierobot identificeert tot 15% aan energiebesparingsmogelijkheden en biedt een handvat om het energiemanagement in hun gebouwen te verbeteren. Daardoor zal er minder energie en onderhoud nodig zijn, zullen installaties minder snel verouderen en zal onnodige CO2-uitstoot worden vermeden. Daarnaast valt met de Energierobot ook te voldoen aan de sinds 1 januari geldende wettelijke verplichting om een energiemonitoringsysteem te hebben.
Voor de vastgoedportefeuille die door ING REF wordt gefinancierd, kan hiermee in potentie jaarlijks €30 miljoen aan energiekosten en 92.000 ton aan CO2-uitstoot worden bespaard, laat ING weten. Dit zonder dat extra investeringen bij klanten van ING nodig zijn.
Duurzame vastgoedportefeuille
De ING Energierobot is een nieuwe ontwikkeling die volgt op de twee jaar geleden door ING gelanceerde digitale online duurzaamheidsscan tool die ING REF toen ook in samenwerking met CFP Green Buildings aan alle ING vastgoedklanten ter beschikking heeft gesteld. Dat was een van de grootste verduurzamingsinitiatieven op de Nederlandse vastgoedmarkt, aangezien ING REF in Nederland circa 30.000 gebouwen financiert met bij elkaar meer dan 17 miljoen vierkante meter aan onroerend goed. Daarbij betaalde ING de verstrekking van de energielabel voor het verduurzaamde gebouw.