Minister Kamp ondertekent Green Deal aardgasvrije wijken
Vandaag heeft minister Kamp van Economische Zaken samen met 30 gemeenten, 12 provinciën en 5 netbeheerders een Green Deal ondertekend die gemeenten in staat stelt om woningen op een andere manier te laten verwarmen dan met aardgas. Met de Green Deal die mede ondertekend is door minister Plasterk en staatsecretaris Dijksma, wordt een eerste concrete stap gezet in de uitwerking van de Energieagenda waarin het kabinet bij de presentatie in december vorig jaar, de route schetst naar een CO2-arme samenleving in 2050. De partijen die de Green Deal ondertekenen worden daarbij ondersteund door maatschappelijke organisaties en bedrijven die als partner zijn aangesloten bij de deal.
Minister Kamp: “Het energiegebruik in de gebouwde omgeving beslaat ruim 30% van het totale energiegebruik in Nederland. Het gaat hier om woningen, gebouwen en tuinbouwkassen. De CO2-uitstoot die hiermee gepaard gaat, moet zoveel mogelijk worden beperkt. Om onze welvaart voor toekomstige generaties te behouden is het nodig om het concurrentievermogen van onze economie te versterken en tegelijkertijd de belasting van het milieu en de afhankelijkheid van fossiele energie en schaarse grondstoffen te verminderen. De vandaag ondertekende Green Deal levert hieraan een bijdrage.”
De energietransitie grijpt in tot achter de voordeur van de zeven miljoen huishoudens die Nederland telt. Het grootste deel van de burgers zal op een andere manier het huis gaan verwarmen en gaan koken, zonder daarbij aardgas te gebruiken. Hiervoor moet een goed en betaalbaar alternatief geboden worden. Alle gemeenten die betrokken zijn bij de Green Deal, hebben inmiddels initiatieven voorbereid om bestaande wijken, in overleg met de bewoners, aardgasvrij te maken. Zo heeft de gemeente Amsterdam het voornemen voor 1 januari 2018 10.000 bestaande woningen aan te wijzen die zullen worden omgezet naar aardgasvrij.
In het Klimaatakkoord van Parijs is in 2015 afgesproken de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder twee graden Celsius, met het streven deze tot anderhalve graad te beperken. In de Energieagenda vertaalt het kabinet deze internationale ambities naar concrete maatregelen waarmee Nederland in de komende decennia de energietransitie kan realiseren. Zo moeten nieuw te bouwen gebouwen vanaf 2021 (bijna) energieneutraal zijn en de resterende warmtevraag moet zoveel mogelijk zonder aardgas worden ingevuld. Een grotere opgave ligt er voor de warmtevoorziening in de bestaande bouw. De technologie om andere duurzame warmtebronnen voor verwarming te gebruiken is weliswaar beschikbaar, maar nog niet op grote schaal toegepast in bestaande wijken waar nu door aardgas wordt verwarmd. Doorontwikkeling van de technologie, financiële oplossingen en nieuwe samenwerkingsvormen zijn daarvoor noodzakelijk.
[related_post themes=”text”]
Grote technische dienstverleners binnen Uneto-VNI nemen voortouw bij energietransitie
De grote technische dienstverleners binnen Uneto-VNI hebben afgesproken het voortouw te nemen bij de versnelling van de energietransitie in de gebouwde omgeving (utiliteit, woningbouw). Dat doen zij door het potentieel voor energiebesparing bij klanten (profit- en non-profitsector) vast te stellen en op basis daarvan concrete maatregelen uit te voeren. Daarbij werken de grote technisch dienstverleners nauw samen met energiebedrijven, netwerkbedrijven en andere stakeholders. Uneto-VNI-directeur Erik van Engelen presenteerde gisteren tijdens de SER-conferentie ‘Energieakkoord in versnelling’ de plannen van de installatiebranche om de CO2-uitstoot in de gebouwde omgeving terug te dringen.
De grote technisch dienstverleners die aangesloten zijn bij Uneto-VNI overhandigden tijdens de SER-conferentie in Den Haag het Manifest Energietransitie aan Ed Nijpels, voorzitter van het Energieakkoord. In het manifest kondigen zij aan een energiebesparingsadvies te zullen geven aan iedere klant en met energiemanagementsystemen extra energie te gaan besparen.
De ondertekenende technisch dienstverleners hebben het volgende afgesproken:
-Ze gaan het energiegebruik analyseren bij klanten met een beheer- en onderhoudscontract en doen op basis daarvan een energiebesparingsaanbod. Uitgangspunt is dat klanten minimaal (blijven) voldoen aan de Wet Milieubeheer en andere verplichtingen, zoals de Europese Energie-Efficiency Richtlijn en de Meerjarenafspraak energie-efficiency;
-Ze voeren energiescans en energiemonitoring uit bij klanten. De verwachting is dat de overheid dit ondersteunt door energiemonitoring toe te voegen aan de Erkende Maatregelenlijst en de wet Milieubeheer actief handhaaft;
-Ze publiceren de gerealiseerde energiebesparing bij klanten in het jaar- of duurzaamheidsverslag;
-Ze werken bij het realiseren van de energiebesparingsdoelstelling nauw samen met betrokken stakeholders, waaronder de energiesector en andere partners in de energieketen. Doel van de samenwerking is (1) kennisdeling, (2) massa creëren, (3) innovatie stimuleren en (4) integraliteit waarborgen. De ondertekenaars zien samenwerking met andere partijen, met ondersteuning van Uneto-VNI, als noodzakelijk om de intensiveringsdoelstelling uit het Energieakkoord te kunnen realiseren.
Installateurs zijn als energieregisseur steeds vaker bepalend bij het verduurzamen van woningen en utiliteitsgebouwen, zo betoogt Uneto-VNI. De gebouwde omgeving is nu nog verantwoordelijk voor circa 40 procent van de CO2-uitstoot, maar als het aan de vereniging ligt, gaat dat percentage terug naar 0. Dat kan onder meer door op grote schaal duurzame energie op te wekken en energiemanagementsystemen toe te passen.
Installateurs en technisch dienstverleners die als energieregisseur optreden, staan in die plannen centraal. Zij adviseren klanten over de mogelijkheden om energie te besparen, brengen energiemanagementsystemen aan én zorgen ervoor dat de installaties ook op de langere termijn optimaal blijven presteren. Dankzij die aanpak én met de toepassing van ICT en geavanceerde technieken verwacht Uneto-VNI dat een CO2-neutrale gebouwde omgeving in 2030 al mogelijk is.
Uneto-VNI wil verduurzaming van het woningbezit met bijvoorbeeld zonnepanelen of warmtepompen eenvoudiger maken. Daarom introduceert de brancheorganisatie samen met Bouwend Nederland en OnderhoudNL nog dit voorjaar het profiel Duurzame Aanbieder. Deze aanbieders adviseren woningbezitters over de mogelijkheden om hun huis energieneutraal te maken met behulp van installatietechnische en bouwkundige maatregelen en voeren de werkzaamheden ook uit. De werkgelegenheid in de installatiebranche gaat de komende jaren fors groeien als gevolg van de omslag naar een duurzame energievoorziening. Uneto-VNI maakt daarom meer werk van het versterken van green skills bij technische vakmensen in de sector.
In de utiliteitsbouw verwacht Uneto-VNI dat toepassing van intelligente energiemanagement-systemen een enorme efficiencysprong gaat opleveren. Omdat de bekendheid met deze systemen nog beperkt is, ontwikkelt Uneto-VNI samen met onder anderen FME, ICT-Nederland en de overheid een speciaal programma met vier pijlers: voorlichting, aanbodtransparantie, opleidingen en monitoring.
In alle utiliteitsgebouwen is winst te behalen, maar met name in kantoren, bedrijfshallen en in de horeca is het relatief eenvoudig, aldus de branchevereniging. Het optimaliseren of vervangen van bestaande installaties kan veel gas en elektriciteit besparen. Het gasverbruik kan zo met een derde worden teruggebracht en het elektriciteitsverbruik zelfs met 60 procent.
Uneto-VNI vindt dat de overheid met een aantal gerichte maatregelen de energietransitie zou moeten versnellen. De brancheorganisatie pleit onder andere voor belastingvoordeel bij vergroening, verplichte toepassing van energiemanagementsystemen via de Wet milieubeheer en continuering van de salderingsregeling voor zonnepanelen inclusief energieopslag.
[related_post themes=”text”]
Meer budget beschikbaar voor energie-investeringsaftrek
Voor ondernemers die in 2017 willen investeren in energiezuinige technieken is er weer fiscaal voordeel via de Energie-investeringsaftrek (EIA). Het budget is gestegen van 161 miljoen euro naar 166 miljoen euro. Bedrijven die investeren in op de Energielijst genoemde technieken kunnen tot ruim 55 procent van de investeringskosten aftrekken van hun fiscale winst. Grote wijzigingen dit jaar op de Energielijst zijn onder andere een brede verruiming van de besparingsnormen, die met name gunstig is voor energiebesparing bij het midden- en grootbedrijf. Deze maatregel ondersteunt het doel voor energiebesparing uit het Energieakkoord.
Andere opvallende wijzigingen binnen de EIA zijn verruiming benutting van afvalwarmte, nieuwe innovatieve koeling voor datacenters en verruiming voor investeringen die gemoeid zijn met de aansluiting op het elektriciteitsnet voor grootschalige zonnepaneleninstallaties.
Technieken die zich niet op de Energielijst bevinden kunnen ook worden aangemeld voor de EIA onder een generieke code. De techniek wordt onder andere getoetst op energiebesparing.
Met de EIA wil het ministerie van Economische Zaken in samenwerking met het ministerie van Financiën een impuls geven aan energiebesparing en duurzame economische groei.
[related_post themes=”text”]
Verplichte keuringen van zonne-energie installaties gewenst
Eind 2016 werd ruim 2% van de Nederlandse elektriciteit met zonnestroom opgewekt. Daar is in één jaar tijd 0,5% aan toegevoegd. Deze trend blijft doorzetten, zo voorspelt het Nationaal Solar Trendrapport 2017. De Tweede Kamer nam aan het einde van vorig jaar nog een motie aan voor behoud van de salderingsregeling. Dat moet zorgen voor een stabiel investeringsklimaat tot eind 2023. De sector verwacht daarom grote groei van zonnepanelen bij zowel de woningbouw (huur en koop) als industrie, maar heeft gelijktijdig zorgen over de kwaliteit ervan. Een voorzichtige meerderheid van de bevraagden is voorstander van verplichte keuringen van iedere zonne-energie installatie.
Twee wereldwijde experts op het gebied van de kwaliteit van zonnepanelen spreken hierover morgen tijdens de Solar Business Day, het jaarlijks kennisplatform van de zonne-energiesector. Jay Lin (internationaal erkend kwaliteitskenner) en Frank Niendorf (directeur Europa van de tweede grootste zonnepanelenproducent ter wereld Jinko Solar) gaan in op trends in kwaliteit en productie.
Het Solar Business Day congres duurt van 10.00 tot 16.30 uur en vindt plaats in Landgoed de Horst in Driebergen. Tijdens het congres wordt het trendrapport door Cindy van de Velde, directeur Vereniging Eigen Huis, uitgereikt aan Ed Nijpels, voorzitter voorgangscommissie Energieakkoord.
[related_post themes=”text”]
Integreren van zonnepanelen in gebouwen gebeurt nog niet op grote schaal
De opschaling van de productie en uitrol in de Nederlandse markt van zonnepanelen die in gebouwen geïntegreerd zijn (BIPV), is mogelijk maar ook uitdagend. Dit blijkt uit onderzoek door het Centre of Expertise NEBER [1] (New Energy, Built Environment and Renewables) en Zuyd Hogeschool in opdracht van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Gebouwgeïntegreerde zonnepanelen worden gezien als de sleutel tot het vergroten van de toepassing van zonnepanelen in de gebouwde omgeving, vanwege de esthetische kenmerken en omdat deze bouwcomponenten zoals dakpannen en buitenmuren gedeeltelijk overbodig maken. Toch blijven de opschaling en uitrol achter, vergeleken met andere toepassingen van zonnepanelen.
De onderzoekers inventariseerden de faal- en succesfactoren in de ontwikkeling en toepassing van Nederlandse BIPV-producten (Building-integrated photovoltaics). Daarnaast inventariseerden ze de kansen en belemmeringen voor de toepassing van BIPV en de rol van de verschillende stakeholders. Met het onderzoek is inzichtelijk gemaakt waarom de ontwikkeling en toepassing van BIPV in Nederland anno 2016 nog niet, of pas ten dele, aan de verwachting van grootschalige toepassing heeft voldaan. Hun bevindingen zijn gepubliceerd in het rapport ‘Belemmeringen voor BIPV, opschaling & uitrol in de Nederlandse markt voor gebouwgeïntegreerde PV-systemen’.
Martje van Horrik, onderzoeker en projectleider bij NEBER, mede-auteur van het rapport: “Op dit moment bestaat nog te weinig eenduidige en betrouwbare informatie over BIPV-producten en regelgeving. Architecten, adviseurs, installateurs, aannemers, projectontwikkelaars en projectmanagers laten het enorme BIPV-potentieel nog te vaak ongemoeid. Voor de opschaling en uitrol is een intensieve samenwerking nodig tussen PV-leveranciers, PV-ontwikkelaars en adviseurs, uitvoerders en leveranciers in de bouwsector. De PV-sector moet collectief eenduidige informatie gaan verstrekken én de koppeling maken met de praktische randvoorwaarden uit de bouwsector.”
Michiel Ritzen, senior-onderzoeker van de faculteit Bèta Sciences en Technology van Zuyd en mede-auteur van het rapport, is verrast over het potentieel aan BIPV-oplossingen en -bedrijven ondanks de huidige uitdagende marktomstandigheden. “Wat echter ontbreekt is een integraal, multidisciplinair raamwerk. Stakeholders in de bouwsector moeten op het juiste moment over de juiste informatie kunnen beschikken. Bovendien vraagt werkelijk duurzaam bouwen niet alleen om meer PV-toepassingen, maar ook om integratie van alle innovaties.”
Ritzen en Van Horrik dragen met de andere onderzoekers aanbevelingen aan voor verbeteringen op technisch, economisch, juridisch en communicatief vlak. Ritzen: “Door kennis en ervaring te delen kunnen de bouwsector, de PV-sector en overheden samen een belangrijke bijdrage leveren om de potentie van BIPV te benutten. Van Horrik: “Vanuit de roadmap BIPV die in 2015 is opgesteld en met een nieuw opgericht innovatieplatform voor betrokken bedrijven, overheden en kennisinstellingen willen we de opschaling en uitrol een concrete duw geven.”
Ritzen en Van Horrik, alsmede Zeger Vroon, mede-auteur van het rapport en lector Zonne-energie in de gebouwde omgeving bij Zuyd, zijn verantwoordelijk voor een onderdeel van het Photovoltaic Power Systems Programme van het International Energy Agency gericht op onderzoek om de uitrol van BIPV te versnellen.
Download rapport: https://www.rvo.nl/sites/default/files/2016/11/Belemmeringen%20voor%20BIPV.PDF
[related_post themes=”text”]
Restwarmte petrochemie voor verwarming Limburgse woningen en bedrijven
Afgelopen vrijdag heeft Het Groene Net twee stappen gezet voor de aanleg van het duurzame warmtenet voor de gemeente Sittard-Geleen, en later mogelijk ook voor de gemeentes Stein en Beek. Onder toeziend oog van diverse genodigden en de pers tekenden de betrokkenen van het ministerie van Economische Zaken, provincie Limburg, Utility Support Group (producent en leverancier van utilities aan bedrijven op het Chemelot-terrein) en Het Groene Net de zogeheten bedrijfsspecifieke afspraak. Vervolgens ging een stukje leiding de grond in als officiële inluiding van de aanleg van de eerste fase.
Bert de Vries, plaatsvervangend directeur-generaal Energie, Telecom en Mededinging van het ministerie van Economische Zaken, tekende namens het ministerie de bedrijfsspecifieke afspraak (BSA). Ook Daan Prevoo, gedeputeerde Energie, Duurzaamheid en Wonen bij de provincie Limburg, Erik Stronk en Ruud Guyt, aandeelhouders Het Groene Net en Jos Visser, directeur Utility Support Group zetten hun handtekening. Via de BSA stelt het ministerie een bijdrage van €3 miljoen beschikbaar. Met deze bijdrage kan restwarmte van petrochemisch bedrijf SABIC worden ingezet voor de verwarming van woningen en bedrijven die zijn aangesloten op Het Groene Net. Een zinvolle toepassing van restwarmte wat een positieve bijdrage levert aan de duurzaamheid van het Chemelot-terrein in het algemeen. Daan Prevoo: ‘De provincie spande zich in om voor dit ambitieuze restwarmteproject een bijdrage van maar liefst €3 miljoen te krijgen van het Rijk. Ik hoop dat het welslagen van Het Groene Net een katalysator is voor rest- en aardwarmteprojecten in heel Limburg.’
Na het tekenen van de BSA vond een tweede belangrijk moment plaats: de officiële start van de aanleg van de eerste fase. Erik Stronk en Ruud Guyt, beiden aandeelhouder van Het Groene Net, legden samen het eerste stukje leiding in de grond. Duurzame-warmteleverancier Ennatuurlijk en de gemeente Sittard-Geleen bezitten momenteel elk vijftig procent van de aandelen van Het Groene Net.
In eerste instantie worden 500 huishoudens en 9 bedrijven aangesloten op Het Groene Net. Uiteindelijk is het doel van het warmtenetwerk een totale besparing van 26 miljoen kubieke meter op het gebruik van aardgas en 47.000 ton op CO2-uitstoot. Het Groene Net wordt op termijn mogelijk een van de grootste duurzame warmtenetwerken binnen Nederland. Daardoor is Sittard-Geleen een koploper in ons land als het gaat om het behalen van gemeentelijke CO2-doelstellingen. De gemeentes Beek en Stein treden mogelijk toe als de realisatie van het warmtenetwerk binnen hun gemeentegrenzen start.
Het Groene Net is in 2009 opgestart en richt zich op de verduurzaming van de warmtevoorziening in de gemeentes Sittard-Geleen, Beek en Stein. Het Groene Net heeft de ambitie om een warmtenetwerk te realiseren dat op basis van duurzame bronnen 800 terajoule warmte levert aan woningen en bedrijven in de drie gemeentes. Het Groene Net past naadloos in de landelijke en provinciale actiepunten op energievlak. De provincie Limburg zet zich tijdens de coalitieperiode 2015-2019 nadrukkelijk in voor een stabiel en innovatief netwerk voor duurzame warmte en energie. Het ministerie van Economische Zaken presenteerde op 7 december de Energieagenda met de aansluiting op de warmtenetten als een van de agendapunten.
[related_post themes=”text”]
Kamp: “Transitie naar een CO2-arme energievoorziening is definitief ingezet”
Minister Kamp van Economische Zaken heeft de Energieagenda gepresenteerd, waarin hij aangeeft hoe in Nederland in 2050 nauwelijks nog CO2 zal worden uitgestoten. “De transitie naar een CO2-arme energievoorziening is definitief ingezet, er is geen weg terug. We moeten ons realiseren dat de omschakeling naar een CO2-arme economie grote investeringen vereist. Het kabinet zet in op beleid waarmee de energietransitie kosteneffectief gemaakt kan worden. Bedrijven en lokale overheden hebben daarbij zekerheid nodig, zodat zij hun plannen erop kunnen afstemmen. Volgende kabinetten zullen nog veel moeten uitwerken, maar wij leggen het fundament waarmee zij straks verder kunnen werken”, aldus de minister.
Nederland heeft zich gecommitteerd aan de afspraken van het klimaatakkoord van Parijs. Dat betekent een drastische beperking van de CO2-uitstoot naar bijna 0 in 2050. Kamp: “Als we de ontwikkeling in de periode 2013 en 2023 doorzetten, groeien we in een geleidelijk tempo toe naar een CO2-arme economie in 2050. Dan behalen we het maximale rendement uit de noodzakelijke investeringen en krijgt ons innovatieve bedrijfsleven de beste kansen op de Europese- en wereldmarkt.”
Het kabinet zet in op het terugbrengen van de energievraag door middel van energiebesparing en het terugdringen van het gebruik van aardgas door het stimuleren van duurzaam opgewekte elektriciteit en duurzame warmte. Kamp: “Een breed pakket aan maatregelen wordt ingezet om dit te bereiken. Zo wordt gekeken hoe we verwarming van woningen, gebouwen en tuinbouwkassen kunnen verduurzamen. Nu nog wordt 30 % van de gebruikte energie in Nederland hiervoor gebruikt Een belangrijke besparing is bijvoorbeeld te behalen door het laten vervallen van de wettelijke verplichting voor aansluiting van huizen en gebouwen op het gasnetwerk. Ook worden er niet meer automatisch nieuwe gasnetten aangelegd voor nieuwbouwwijken. En ook de bron van energie gaan we verder verduurzamen: stroomopwekking van windmolens op zee is succesvol en zal de komende jaren verder worden uitgebreid, ook met windparken die verder uit de kust liggen.”
Voor consumenten die zelf energie opwekken wordt het volgens de plannen van Kamp aantrekkelijker om de energie op te slaan en te verkopen op momenten dat de vraag naar energie groot is. Opslag maakt het ook mogelijk de energie te gebruiken op het moment dat de consument zelf nodig heeft, bijvoorbeeld in de avonduren.
Er bestaan verschillende berekeningen over de kosten die gemoeid zijn met de energietransitie. Vanwege de grote verschillen hiertussen is volgens EZ uitgebreider onderzoek noodzakelijk. Daarbij zal ook gekeken worden naar de mogelijkheden voor financiering van de benodigde investeringen.
De eerste uitkomsten daarvan worden medio 2017 verwacht. Uitgangspunt is dat de energietransitie betaalbaar blijft voor burgers en bedrijven.
[related_post themes=”text”]
“Wonen zonder aardgas is ideaal”
Op de website hier voor thuis vertelt Lodewijk hoe het is om te wonen zonder aardgas. De ‘ervaringsdeskundige’, werkzaam voor deze site, woont al een tijdje met zijn gezin in het vrijwel aardgasloze Leidsche Rijn in Utrecht. Voorheen woonde hij in het centrum van Utrecht, “in een huis met ramen van enkel glas, ouderwetse gaskachels en zo’n mooie oude geiser die mij voorzag van warm water onder de douche. Ook de oven en het fornuis lagen aan het aardgasinfuus.” Nadat hij bij zijn toenmalige vriendin introk in haar aardgasloze woning, viel hij van de ene in de andere verbazing. Nu concludeert hij dat wonen zonder aardgas ideaal is. Een betoog van een insider.
[related_post themes=”text”]
Volgend jaar €12 miljard beschikbaar voor hernieuwbare energieprojecten
Voor de stimulering van hernieuwbare energieprojecten stelt het kabinet voor 2017 zowel in het voor- als najaar €6 miljard beschikbaar via de regeling SDE+. Voortzetting van deze regeling draagt bij aan het streven van het kabinet om in 2050 een CO2-arme energievoorziening te realiseren. Met het energieakkoord denkt het kabinet een belangrijk stap te hebben gezet in de energietransitie. Met het energierapport, de energiedialoog en straks de energieagenda, wil het kabinet laten zien dat het ook voor de toekomst met verschillende partijen blijft werken aan vermindering van de uitstoot van CO2.
In het Energieakkoord is door overheid, werkgevers, vakbeweging en natuur- en milieuorganisaties afgesproken om in 2020 14% hernieuwbare energie te realiseren en in 2023 16%. De SDE+ draagt in belangrijke mate bij aan het behalen van deze doelstelling.
Minister Kamp: “Het aandeel hernieuwbare energie ontwikkelt zich positief. Dat blijkt uit het aantal aanvragen dat in 2016 is ingediend voor de stimuleringsregeling SDE+. Voor het beschikbare budget was de regeling tweemaal overtekend. Daarnaast zijn veel aanvragen ingediend tegen een lager subsidiebedrag dan aangevraagd kon worden. Dit toont aan dat de door de SDE-systematiek beoogde concurrentie ervoor zorgt dat de prijs voor hernieuwbare energie daalt. Het creëren van concurrentie tussen fossiele en duurzaam opgewekte energie is een belangrijke voorwaarde om te komen tot een CO2-arme energievoorziening in 2050.”
De SDE+ is zo ingericht dat zoveel mogelijk hernieuwbare energie wordt opgewekt tegen zo laag mogelijke kosten. De regeling prikkelt aanvragers om projecten voor een zo laag mogelijke subsidie in te dienen, waarbij er concurrentie is tussen de verschillende technologieën. Dit betekent dat projecten die voor een lager subsidiebedrag inschrijven, meer kans hebben de subsidie te ontvangen. Dit is positief voor de energierekening van burgers en bedrijven en lokt innovatie uit. De SDE+ staat ook in 2017 open voor projecten die energie opwekken uit hernieuwbare bronnen zoals wind, biomassa, zon, geothermie en water. Zon- en windenergie laten sinds de start van de SDE+ regeling de grootste kostendaling zien.
Het maximale basisbedrag voor 2017 in de SDE+ wordt verlaagd van € 0,15/kWh naar € 0,13/kWh en past bij de kostenreductie van hernieuwbare energie.
[related_post themes=”text”]
Brussel wil eigen energie voor iedere consument en elk bedrijf
Consumenten en bedrijven in Europa moeten hun eigen energie kunnen opwekken, opslaan, gebruiken, delen of verkopen. De Europese Commissie denkt zo de internationale klimaatafspraken na te kunnen komen. Milieuorganisaties en de Groenen in het Europees Parlement vinden het voorstel niet ambitieus genoeg. De commissie stelt verder voor om bestaande gebouwen zo goed te isoleren dat ze in 2030 minstens 30% minder energie gebruiken. Duurzame energie moet 27% gaan uitmaken van alle bronnen voor warmte en koeling. Er komen strengere verbruikseisen voor apparaten.
De doelstellingen gelden vanaf 2020 niet per elk land afzonderlijk maar voor de EU als geheel. De lidstaten moeten per 2018 aan Brussel rapporteren hoe zij gaan bijdragen en geld storten in een fonds voor duurzame energieprojecten in de EU als ze onvoldoende bijdragen. De Europese Commissie wil ook dat er een einde komt aan subsidies voor oude kolencentrales die te veel CO2 uitstoten maar open worden gehouden voor reservecapaciteit. Daarnaast moeten de EU-landen beter regionaal samenwerken bij de verdeling van stroom.
[related_post themes=”text”]