Groene energielabels hebben gunstige invloed op verkoop van woningen
Na bestudering van ruim 60.000 woningverkopen uit 2016, concluderen de onderzoekers van TIAS dat groene energielabels de verkoop van Nederlandse koopwoningen gunstig hebben beïnvloed. Ook na correctie voor leeftijd, locatie en kwaliteit, bleken woningen verkocht met een A- en B-label ruim een maand sneller te verkopen dan het gemiddelde D-labelalternatief. Bovendien brachten A- en B-labelwoningen ruim €7.000,- extra op bij de verkoop.
Energielabels zijn inmiddels gemeengoed in de Nederlandse woningmarkt. Sinds de Rijksoverheid in 2015 alle woningen heeft voorzien van voorlopige energielabels, is het leeuwendeel van alle woningverkopen voorzien van informatie ten aanzien van de energiezuinigheid van het pand. Informatie die de kopers op voorhand helpt een beeld te vormen van hun toekomstige kosten ten aanzien van stroom- en gasverbruik op het nieuwe adres. Een energierekening die voor een doorsnee D-labelwoning maandelijks gemiddeld €150,- bedraagt, varieert tussen €35,- en €180,- voor dezelfde woningen voorzien van A- en G-labels. “De energiestatus van Nederlandse woningen is een belangrijke kostenpost, waarop mensen kunnen besparen indien ze op voorhand goed geïnformeerde keuzes kunnen maken”, aldus prof.dr. Dirk Brounen, onderzoeksleider van deze labelimpactstudie. “Vooral oudere woningen kunnen grote verschillen vertonen met betrekking tot hun energiestatus. De gemiddelde nieuwbouwwoning is prima geïsoleerd, maar 70% van de Nederlandse woningmarkt stamt van voor 1980, een periode waarin energiestandaarden aanzienlijk lager lagen. Het label helpt kopers die met het blote oog deze verschillen zelf niet kunnen waarnemen om de zuinige woningen te herkennen en daardoor beter geïnformeerde keuzes te maken bij hun aankoop.”
Van de gelabelde verkopen uit de eerste helft van 2016 was ruim 36% voorzien van een ongunstig E-, F- of G-label. Deze woningen stonden gemiddeld genomen 32 dagen langer te koop dan de gemiddelde D-labelwoning. A- en B-labelwoningen verkochten juist een maand sneller dan gemiddeld. Wanneer deze transactie eenmaal plaats had gevonden bleek ook de prijs samen te hangen met de uitkomst van het energielabel. Gunstig gelabelde woningen verkochten voor meer, ook wanneer gecorrigeerd werd voor de verschillen in leeftijd, kwaliteit en locatie van de woning. Groene (A en B) gelabelde eengezinswoningen verkochten voor bijna €10.000,- meer dan de gemiddelde eengezinswoning met een D-label. Voor appartementen was deze ‘groene premie’ kleiner.
[related_post themes=”text”]
Subsidie voor bijvoorbeeld WTW of vraaggestuurd ventileren bij isoleren huis
Huiseigenaren die zelf in hun huis wonen, kunnen subsidie van het Rijk krijgen voor energiebesparende maatregelen. Ze moeten dan minstens twee verschillende soorten isolatie van voldoende omvang toepassen: isolatie van dak, gevel, vloer/bodem of spouwmuur of hoogrendementsglas aanbrengen. De subsidie is ongeveer 20 procent van de isolatiekosten, bij een kwalitatief en prijstechnisch goed bedrijf. Wie subsidie krijgt voor het toepassen van minstens twee verschillende soorten isolatie, kan daarnaast ook subsidie krijgen voor aanvullende maatregelen, zoals warmteterugwinning of een vraaggestuurd ventilatiesysteem. Wie zijn héle huis of gebouw voorziet van een zeer energiezuinig pakket aan maatregelen, krijgt een bonus van 4.000 euro bovenop de subsidie. Subsidie aanvragen is vanaf 15 september 2016 mogelijk via internet bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Voor verenigingen van eigenaren geldt die bonus per appartement. Daarnaast is er voor VvE’s subsidie voor energieadvies, het maken van een duurzaam meerjarig onderhoudsplan en begeleiding.
Het is ook mogelijk een gunstige lening af te sluiten om energiebesparende maatregelen te financieren. De nieuwe subsidie en zo’n lening zijn te combineren. Ook een combinatie van de rijkssubsidie met bijdragen van een gemeente of provincie is mogelijk.
Voor de aanschaf van een zonneboiler, warmtepomp, biomassaketel of pelletkachel is een investeringssubsidie duurzame energie beschikbaar.
Voor verhuurders van woningen zijn er al andere subsidieregelingen voor energiebesparende maatregelen.
Medio oktober start het Rijk een driejarige campagne over energiebesparing. De campagne richt zich op huiseigenaren die al wel energiebesparende maatregelen overwegen, maar die nog niet hebben genomen. In de eerste deelcampagne komt ook de nieuwe subsidiemogelijkheid aan de orde. Een campagnesite bundelt informatie over energiebesparing en biedt in een aantal stappen een overzicht van de mogelijkheden op maat aan. De campagne stelt komende jaren verschillende thema’s binnen energiebesparing centraal.
Energieprestatievergoeding voor nul-op-de-meter woning
Verhuurders die hun woningen tot een (bijna) nul-op-de-meter woning renoveren, mogen vanaf 1 september een energieprestatievergoeding van hun huurders vragen. Bij zo’n woning worden energiebesparende maatregelen gecombineerd met energieopwekkende voorzieningen, zoals zonnepanelen, zonneboilers of warmtepompen. Via de energieprestatievergoeding kan de verhuurder de forse investeringen in de huurwoning terugverdienen. Over de hoogte van de vergoeding moeten de verhuurder en de huurder het eens worden. De wet over de energieprestatievergoeding van de ministers Blok (Wonen en Rijksdienst) en Van der Steur (Veiligheid en Justitie) treedt morgen in werking.
De wet geeft verhuurders meer zekerheid dat zij een deel van hun investeringen via de energieprestatievergoeding kunnen terugverdienen. Daarnaast krijgt de huurder duidelijkheid over de redelijkheid van de vergoeding en de woonlasten na renovatie.
Op verzoek van de Tweede en de Eerste Kamer werkt minister Blok nog aan een regeling die huurders de garantie biedt dat hun totale woonlasten niet of beperkt omhoog gaan. Ze betalen dan weliswaar een energieprestatievergoeding, maar geven ongeveer net zo veel minder uit aan energie.
Binnenkort zal de energieprestatievergoeding ook mogelijk worden voor zeer goed geïsoleerde huizen met een aansluiting op aardgas. Voorwaarde is dat het huis zo veel duurzame energie opwekt dat er elektriciteit terug gaat naar het net. Op die manier wordt het verbruik van aardgas dan gecompenseerd. Hierover loopt tot 11 september een openbare internetconsultatie.
In het Energieakkoord is afgesproken dat de sociale huurwoningen van woningbouwcorporaties in Nederland in 2020 gemiddeld energielabel B zijn. Om dat te bereiken zijn op grote schaal renovaties van woningen nodig. De wet is daarmee ook een stimulans voor innovatie en werkgelegenheid in de bouw.
[related_post themes=”text”]
Londense metrolijnen moeten kantoren en woningen gaan verwarmen
Ook in Groot-Brittannië is men naarstig op zoek naar alternatieve manieren om huizen en kantoorgebouwen te verwarmen. Ongeveer vier op de vijf woningen wordt momenteel verwarmd door cv-ketels. Deze zullen moeten worden vervangen door groenere vormen van verwarming om de Britse klimaatdoelstellingen in 2050 te halen. Bij onze overzeese buren is er daarom veel aandacht voor warmtenetwerken die gebruik maken van bijvoorbeeld geothermische energie of restwarmte van industriële installaties. Opmerkelijk is dat zelfs de warmte in de metrolijnen (tubes) voor de Britten een potentiële groene energiebron is. Voor de Londense Northern Line zijn er al plannen in de maak. Wie ooit in Londen met ‘the tube’ heeft gereisd, weet dat hier inderdaad een hoop warmte te winnen is.
Meer dan een derde van de lokale autoriteiten in Engeland en Wales maakt momenteel plannen om warmte via leidingen van de ene bron naar honderden huizen of bedrijfspanden te transporteren, zo meldt The Daily Telegraph. Hoewel benadrukt wordt dat warmtenetwerken nog steeds CO2 produceren, vindt men het verstandiger de warmte te gebruiken in plaats van zomaar te verspillen. Bovendien is het een goedkopere manier om per huishouden warmte te leveren dan met een eigen verwarmingsketel.
[related_post themes=”text”]
Publieke investeringen in energieonderzoek weer op niveau
In 2015 investeerde de Rijksoverheid €181 miljoen in energieonderzoek en demonstratie. Een totale stijging van 18% ten opzichte van 2014. Hiermee zijn de publieke investeringen weer terug op het gemiddelde niveau van de periode 2011- 2013. Dit staat in de jaarlijkse ‘Monitor publiek gefinancierd energieonderzoek’ van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Deze monitor laat zien hoeveel geld er naar de verschillende typen onderzoek gaat en naar welke energiethema’s.
Meer dan de helft (54%) van de publieke middelen was voor het energieonderzoek naar de productie van duurzame energie. Dit komt vooral door de Hernieuwbare energieregeling. Ruim een kwart ging naar onderzoek voor energiebesparing. Dit is vrijwel gelijk aan de afgelopen jaren. 9% ging naar onderzoek voor de inzet van aardgas als schone fossiele energiebron. Deze stijging is vooral terug te voeren op activiteiten in het TKI Gas (Topsector Energie), dat zich richt op de ontwikkeling van LNG toepassingen, verhoogde gaswinning en CO2-opslag. Er ging geen geld naar onderzoek naar kolen of andere fossiele brandstoffen in 2015.
[related_post themes=”text”]
Subsidie van 1 miljard euro voor groene energie
De ontwikkeling van hernieuwbare energie in Nederland verloopt nog beter dan gedacht: in de eerste helft van dit jaar is ruim twee keer zoveel subsidie aangevraagd voor hernieuwbare energieprojecten dan beschikbaar was. Het komend half jaar stelt het kabinet daarom 1 miljard euro meer subsidie beschikbaar dan eerder was aangekondigd. Het gaat niet om nieuw geld, maar om budget dat voor de komende jaren al begroot was voor hernieuwbare energie. In 2016 is daarmee in totaal 9 miljard euro subsidie beschikbaar voor projecten binnen de regeling SDE+, exclusief het budget voor de aanleg van het windpark Borssele op zee. Deze subsidie wordt pas uitbetaald als de projecten daadwerkelijk energie leveren, over een periode van 15 jaar.
In de eerste helft van dit jaar is voor 4 miljard euro subsidie verstrekt aan biomassa-, zon-, geothermie- en windenergieprojecten. Opvallend is dat bijna 90 procent van de projecten die een subsidie beschikt hebben gekregen, een zonproject is. Het gaat om 872 van de in totaal 986 projecten. Dit zijn veelal kleinschalige projecten. Een groot project is het nog aan te leggen zonnepark in Veendam, dat met 54.000 zonnepanelen stroom wil gaan leveren aan 4000 huishoudens. Daarmee krijgt de Groningse gemeente twee keer zoveel zonnepanelen als haar ruim 27.500 inwoners.
Binnen de SDE+ is ook ruimte voor de ontwikkeling van nieuwe innovatieve technieken. Zo is er 82 miljoen euro subsidie verstrekt aan een project dat met een nieuwe technologie, superkritische vergassing geheten, natte biomassa zoals mest, groenafval en rioolslib direct kan omzetten naar hernieuwbaar gas. Bij bestaande technieken voor het verwerken van de natte biomassa, moet eerst het water verwijderd worden voordat er gas van kan worden gemaakt. Met deze nieuwe technologie wordt het proces efficiënter: nagenoeg alle energie die in de organische stof is opgeslagen komt beschikbaar.
Verder zijn er projecten waarbij fossiele energiebronnen worden vervangen door hernieuwbare. Een kolencentrale bij Nijmegen van GDF Suez zal dankzij een subsidie van 93 miljoen euro subsidie omgebouwd worden tot een biomassacentrale. De energie die in de centrale wordt opgewekt komt overeen met het energieverbruik van 10.000 huishoudens en zal via een warmtenet geleverd worden aan de glastuinbouw en andere bedrijven.
De SDE+ is zo ingericht dat zoveel mogelijk hernieuwbare energie wordt opgewekt tegen zo laag mogelijke kosten. De regeling prikkelt aanvragers om projecten voor een zo laag mogelijke subsidie in te dienen, waarbij er concurrentie is tussen de verschillende technologieën. Dit betekent dat projecten die voor een goedkoper subsidiebedrag inschrijven, meer kans hebben de subsidie te ontvangen. Dit is positief voor de energierekening van burgers en bedrijven en lokt innovatie uit.
In 2017 zal het SDE+ budget naar verwachting vergelijkbaar zijn met het budget van 2016. Hierover wordt aan het einde van dit jaar meer bekend gemaakt.
[related_post themes=”text”]
Energiereus investeert fors in duurzame energie
De door TenneT geplande en maatschappelijk gewenste investeringen in het Nederlandse net zijn gericht op een blijvend hoge zekerheid van levering van stroom èn de verdere verduurzaming van de Nederlandse energievoorziening. Circa twee miljard euro is toegewezen aan de ontwikkeling en bouw van een net op zee om 3.450 MW aan geplande windparken voor de Zeeuwse en Hollandse kusten aan te kunnen sluiten op het landelijke net. Circa vier miljard euro wordt naar verwachting geïnvesteerd in het hoogspanningsnet op land. Zo’n 70% daarvan is nodig voor uitbreiding van het net, 20% voor vervanging van delen van de infrastructuur en 10% voor overige investeringen. De uitbreidingsinvesteringen zijn in lijn met eerdere verwachtingen, het volume van vervangingsinvesteringen is gegroeid.
Mede door de capaciteitsvergroting van internationale verbindingen over zee en op land krijgt Nederland een meer prominente positie in de Noordwest-Europese energiemarkt waar de ontwikkeling naar meer duurzame energie steeds duidelijker aanwezig is. Windenergie (op zee en op land) in de ons omringende landen én in Nederland neemt een grote vlucht en gaat samen met zon-PV een steeds groter deel uitmaken van de totale elektriciteitsproductie. Hierdoor neemt de behoefte aan transportcapaciteit toe. TenneT’s investeringen in grensoverschrijdende transportcapaciteit voorzien in die behoefte.
Met de aanleg van een nieuwe kabelverbinding met Denemarken (COBRA kabel), de nieuwe verbinding tussen Doetinchem (NL) en Wesel (D) én de uitbreiding van de bestaande verbinding tussen Meeden (NL) en Diele (D) groeit Nederland meer en meer uit tot de power-hub van Noordwest-Europa. Via de nieuwe en bestaande internationale verbindingen als de NorNed-kabel en de BritNed-kabel kunnen eventuele overschotten in duurzame energieproductie efficiënter in de regio Noordwest-Europa worden benut. Deze ontwikkelingen dragen ook bij aan een stabiele prijsvorming en hoge leveringszekerheid in Nederland van 99,9975 procent.
[related_post themes=”text”]
Nederlanders kiest eerder voor duurzame energie dan energiebesparing
Als onderdeel van de Energiedialoog liet Nuon onderzoeksbureau Necker van Naem tussen 22 april en 9 mei 2016 een onderzoek uitvoeren naar de duurzame opvattingen van de Nederlander op dat moment. Dit onderzoek is uitgevoerd onder ruim 2.200 Nederlanders en is representatief voor de Nederlandse bevolking. Een greep uit de uitkomsten laat zien dat de Nederlandse bevolking een leidende de rol ziet voor de overheid in de energietransitie. Als het aankomt op de verantwoordelijkheid voor het terugdringen van CO2-uitstoot, kijkt een meerderheid van de Nederlanders daarvoor eerst naar de overheid, dan naar het bedrijfsleven en daarna naar zichzelf. Minder CO2 uitstoten is heel belangrijk, maar moet niet ten koste gaan van het comfort. Hoewel energiebesparing goedkoper is, kiest 61% van de Nederlanders toch eerder voor duurzame energie om de CO2-uitstoot terug te dringen. Van de ondervraagden ziet 29% besparen als de beste manier om klimaatverandering tegen te gaan.
Energie uit zon en wind hebben de grote voorkeur bij 83% van de ondervraagden als het aankomt op een keuze voor energiebronnen. De meeste Nederlanders vinden dat we meer van deze bronnen gebruik moeten maken om de uitstoot van CO2 terug te dringen. Deze groei wordt gezien als belangrijker voor de energietransitie dan bijvoorbeeld het sluiten van kolencentrales. Toch staat ruim driekwart van de Nederlanders positief tegenover de plannen om kolencentrales te sluiten en de meesten van hen zijn zelfs bereid hieraan mee te betalen.
Het rapport ‘Nuon in gesprek: de Energiedialoog’ is hier als PDF online te vinden.
[related_post themes=”text”]
Nederlandse bedrijven investeerden € 1 miljard meer in energie en milieu
Nederlandse bedrijven investeerden bijna € 5 miljard in energiezuinige maatregelen en milieuvriendelijke technieken. Dit blijkt uit de jaarverslagen over 2015 van de fiscale regelingen Milieu investeringsaftrek\Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (MIA\Vamil) en de Energie-investeringsaftrek (EIA). De investeringen zijn een miljard meer dan het voorgaande jaar. Bedrijven die van MIA\Vamil gebruik maakten, investeerden ruim € 3 miljard in groene technieken zoals circulaire en biobased economy, bouw, mobiliteit en voedselproductie. Alliander was één van die bedrijven. Dit netwerkbedrijf realiseerde in 2015 nieuwe huisvesting in Duiven. Circulair bouwen, Het Nieuwe Werken en energieneutraliteit waren belangrijke uitgangspunten bij het ontwerp.
Bij de EIA kwamen 14.234 aanvragen binnen. Er werd hiermee voor € 1.368 miljoen aan energiezuinige investeringen gedaan. De gerealiseerde maatregelen zorgen voor een energiebesparing van 722 miljoen m3 aan aardgas. Dit komt overeen met een CO2-reductie van circa 1.280 kiloton per jaar. Dit staat gelijk aan de uitstoot van circa 450.000 huishoudens.
In 2015 investeerden veel bedrijven in duurzame LED-verlichtingssystemen.
Met ingang van 2016 is het aftrekpercentage voor de EIA substantieel verhoogd van 41,5% naar 58%, waardoor investeringen in energiebesparing nog verder zullen worden bevorderd.
MIA\Vamil en EIA is er voor innovatieve investeringen die zich zonder het fiscale voordeel niet snel terug verdienen. Met de regelingen willen respectievelijk het ministerie van Infrastructuur en Milieu en het ministerie van Economische Zaken in samenwerking met het ministerie van Financiën een impuls geven aan milieu-innovatie, energiebesparing en duurzame economische groei.
(Bron: RVO.nl)
[related_post themes=”text”]
Meeste Nederlanders onbekend met plannen om te stoppen met aardgasverwarming
Weinig Nederlanders weten van de plannen van de Nederlandse overheid om het gebruik van aardgas te stoppen. Toch is bijna de helft van de Nederlanders het hier wel mee eens, tegenover 36 procent die tegen is. Ruim een derde ziet in deze warmtetransitie het meest op tegen de kosten. Dat blijkt uit onderzoek van Stichting HIER klimaatbureau onder 3.177 respondenten. In het Energierapport van het ministerie van Economische Zaken staat dat de verwarming van woningen en gebouwen in Nederland in 2050 geen CO2-uitstoot meer mag veroorzaken. Dit betekent dat zowel Nederlandse huishoudens als kantoren moeten stoppen met aardgasgebruik. Een uitdaging aangezien op dit moment 95 procent van de woningen in Nederland verwarming en warm water op aardgas heeft. Slechts 14 procent van de Nederlanders is op de hoogte van dit voornemen en maar liefst 86 procent weet dit niet.
Sible Schöne, directeur van het HIER klimaatbureau: “De warmtetransitie is een belangrijk onderwerp in de energiedialoog die nu plaatsvindt op initiatief van het ministerie van Economische Zaken, maar het is duidelijk dat het niet echt leeft bij de overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking. De grootste opgave ligt straks dan ook in het meekrijgen van bewoners. Een landelijk kader, aantrekkelijke proposities, op het gebied van geld, comfort en woningverbetering, en goede communicatie over de gevolgen voor individuele huishoudens zijn heel belangrijk. Lokale energie-initiatieven en wijkgebonden bewonersorganisaties kunnen een waardevolle rol spelen om voldoende draagvlak te realiseren.”
Bijna de helft van de respondenten is het er mee eens dat Nederland moet stoppen met het gebruik van aardgas. De belangrijkste redenen die zij aangeven zijn het klimaatprobleem (53%) en het feit dat het gas opraakt (21%). De aardbevingen in Groningen en de afhankelijkheid van Rusland worden in mindere mate genoemd. Ruim een derde van de respondenten is het er niet mee eens. Van de tegenstanders vindt de grootste groep (42%) het ‘weer zo’n linkse hype’. Andere tegenargumenten zijn dat we aardgas nodig hebben, dat de bijdrage van Nederland te klein is en de kosten. 12 procent heeft er geen mening over.
Er is een aantal alternatieven voor verwarming met een cv-ketel op gas. Voorbeelden zijn warmtenetten, elektrische warmtepompen of warmte-koude-opslag. De meeste huizen zijn niet geschikt om meteen op zo’n alternatief over te gaan. Vaak moet het huis bijvoorbeeld eerst beter geïsoleerd worden, voordat een nieuwe installatie geplaatst kan worden. Ruim een derde (37%) van de Nederlanders ziet het meest op tegen de kosten die deze transitie met zich mee zou brengen. Op twee staat niet meer koken op gas (11%). Meer dan een vijfde ziet echter helemaal nergens tegenop.
[related_post themes=”text”]