• oktober 2, 2015
  • 134 views
Consumenten hebben andere drijfveren voor energiebesparing dan u denkt

Professionals hebben vaak een heel ander idee waarom consumenten al dan niet energiebesparende maatregelen nemen of een zeer energiezuinige nieuwe woning kopen. In veel gevallen zijn consumenten nauwelijks bekend met de mogelijkheden. Bovendien hebben ze veelvuldig behoefte aan heel andere informatie dan professionals denken. Dat blijkt uit een enquête-onderzoek van BPD over consumenten en energiebesparing. Op de vraag waarom zij wel of geen energiebesparende maatregelen nemen, geven consumenten aan dat een lagere energierekening een belangrijke rol speelt; geld is dus de drijfveer. Verder zijn extra wooncomfort en zorg voor klimaat en milieu, vaker dan professionals denken, doorslaggevende argumenten. Maar misschien nog belangrijker dan dat zijn het vooral ook positieve verhalen van anderen die consumenten kunnen overhalen om te investeren, iets wat professionals vaak nauwelijks op het netvlies hebben. Zij vinden bijvoorbeeld subsidie- en financieringsmogelijkheden veel belangrijker. Dat blijkt uit de rondvraag onder 860 professionals van overheid, ingenieurs- en adviesbureaus, ontwikkelaars en bouwers. Opvallend is dat veel consumenten vaak nog nooit hebben nagedacht over het nemen van energiebesparende maatregelen, laat staan de aankoop van een zeer energiezuinig huis. Het kost ze teveel tijd en moeite om dit allemaal uit te zoeken en op dat moment haken consumenten gemakkelijk af. Dat geldt voor welke besparingen er allemaal mogelijk zijn, hoe ze werken, wat ze kosten en wat ze opleveren. Ook is er te weinig bekend over extra financieringsmogelijkheden van bijvoorbeeld banken. Zo blijft voor veel consumenten onbekend of ze de investeringen ooit terugverdienen. In de vastgoedsector en de bouw is lange tijd vóór de consument gedacht. De professional weet wat goed is voor de mens, waar behoefte aan bestaat en welke producten en diensten daar het beste bij aansluiten. Zo ook rondom het thema energiebesparing. Uit het nu verrichte onderzoek komt duidelijk naar voren dat in de woningbouwsector nog een wereld te winnen valt rondom energiebesparing door consumenten. Zowel in de bestaande…

  • augustus 3, 2015
  • 197 views
W-installateur het meest tevreden met …

Fabrikant van cv-ketels Vaillant heeft de hoogste klanttevredenheid onder W-installateurs. Zij worden op de voet gevolgd door een andere fabrikant van cv-ketels: Nefit. Onder adviseurs in de werktuigbouwkundige sector scoort koeltechniekfabrikant Ambrava met het merk Samsung het hoogste tevredenheidscijfer. Dit blijkt uit de Marketing Score Card Klanttevredenheid Installatie, het jaarlijks terugkerende klanttevredenheidsonderzoek van BouwKennis. Het verbeteren van de klanttevredenheid moet voor elke organisatie een topprioriteit zijn. De BouwKennis Marketing Score Card Klanttevredenheid peilt daarom jaarlijks de klanttevredenheid van E-installateurs, W-installateurs en adviseurs met de belangrijkste fabrikanten en handelaren. Onder installateurs is van twaalf belangrijke aspecten de tevredenheid gemeten, onder adviseurs zijn dit er elf. De top-5 in dit bericht is gemaakt aan de hand van het gemiddelde van deze verschillende aspecten. Ook dit jaar doen fabrikanten van cv-ketels het goed. Ze pakken met Vaillant, Nefit en Remeha, drie plekken in de top-5. Er is sprake van een opvallende nieuwkomer in de vorm van Vaillant. Deze fabrikant is nieuw in de top-5 en stoot gelijk door naar de nummer 1-positie. Deze plek was de afgelopen twee jaar nog voor Nefit als fabrikant van cv-ketels. Deze fabrikant bevindt zich nu op de tweede plaats. Nefit is als fabrikant van boilers tevens op de derde plek te vinden. Ook warmtepompen zijn vertegenwoordigd in de top-5 van 2015. Aklima bevindt zich met het merk Mitsubishi Electric op de vierde plaats. De top-5 kent in vergelijking met vorig jaar in totaal drie nieuwe gezichten. Voor meer informatie: http://www.bouwkennis.nl/wp-content/uploads/2015/07/21-07-2015-W-installateur-meest-tevreden-met-Vaillant-en-Nefit.pdf  

  • april 14, 2015
  • 130 views
Energieconsument kan en wil bijdragen aan energietransitie

Huishoudens zijn in staat hun energiegedrag te veranderen en hun stroomverbruik te verschuiven naar gunstige momenten op de dag. Huishoudens wennen snel aan de veranderde situatie zodat de gedragsverandering blijvend is, ook als het nieuwe eraf is. En de positieve bijdrage aan de energietransitie die van huishoudens werd verwacht, wil men ook graag leveren. Voorwaarde is wel dat de markt toegankelijke technologische producten en diensten ontwikkelt, die intuïtief zijn in gebruik én die beantwoorden aan de behoefte aan regie van huishoudens. Dat zijn de belangrijkste uitkomsten van de 2-jarige onderzoekspilot ‘Jouw Energie Moment’ (JEM) die netbeheerder Enexis heeft opgezet samen met 178 huishoudens in Breda. Daarbij kregen bewoners van de nieuwbouwwijken Meulenspie en Easy Street de beschikking over een variërend elektriciteitstarief en slimme middelen als een slimme wasmachine, zonnepanelen en een display aan de muur. Daarmee konden zij variatie aanbrengen in de momenten dat zij energie gebruiken. De centrale onderzoeksvraag was: ‘Gezien het feit dat duurzame energiebronnen als wind en zon niet stuurbaar zijn, wat is er nodig zodat gebruikers flexibel omgaan met hun energiegebruik? De onderzoekspilot, waarvan de resultaten gisteren werden gepresenteerd, heeft een bijdrage geleverd aan de wetenschap. Het begeleidende onderzoek werd verricht door onderzoekers vanuit de TU-Delft en de TU-Eindhoven. In totaal zijn 15 studenten op het onderwerp afgestudeerd, en zijn er 14 wetenschappelijke publicaties opgeleverd. 85% van de deelnemers geeft aan inmiddels energie te besparen. Het display lijkt dat gedrag te beïnvloeden. Een toegankelijk display met een gebruiksvriendelijk design verhoogt de gebruiksfrequentie en vergroot het vermogen om flexibel met energiegebruik om te gaan. In Meulenspie, met een gemiddelde leeftijd van 42 jaar, werd het display gemiddeld 5x per dag geraadpleegd, vooral door de mannelijke deelnemers. In de jongere wijk Easy Street (gem. 30 jaar) werd het display weliswaar minder vaak geraadpleegd, maar gebeurde dat vaker door vrouwen. 82% van de deelnemers zegt door deelname meer controle…

  • februari 27, 2015
  • 269 views
Fabrikanten bouwsector: komend jaar sterke stijging webshops

Momenteel heeft iets meer dan een kwart van de fabrikanten in de bouw- en installatiesector een webshop of een online module. De verwachting is dat dit percentage de komende jaren sterk toe zal nemen. Vooral onder fabrikanten in de bouwsector wordt het komende jaar al een stijging verwacht. Van de fabrikanten in de bouwsector die nu nog geen webshop of online module hebben, verwacht namelijk een kwart dat dit binnen een jaar wel het geval zal zijn. Dit blijkt uit het rapport ‘Rol van de Handel’ van BouwKennis. Het speelveld van toeleveranciers in de bouwketen verandert in sneltreinvaart. De mogelijkheden die het online kanaal toeleveranciers bieden, spelen hierin een aanjagende rol. Voor de fabrikant zijn er bijvoorbeeld kansen om afnemers directer te bedienen. Inmiddels geeft iets meer dan een kwart van de fabrikanten in de bouw- en installatiesector aan dat ze daadwerkelijk over een webshop of online module beschikken. Ondanks de kans om afnemers directer te bedienen, valt voor fabrikanten uit de bouwsector op dat zij zich voornamelijk richten op handelaren (15%). Professionals (7%) en consumenten (6%) kunnen in mindere mate gebruik maken van de online bestelmogelijkheden die fabrikanten uit de bouwsector bieden. Ook een relatief groot aandeel fabrikanten uit de installatiesector geeft aan dat de webshop of online module is gericht op handelaren (10%). Aan fabrikanten die momenteel nog geen webshop of online module hebben, is gevraagd op welke termijn men verwacht deze wel in te gaan zetten. Fabrikanten in de bouwsector geven vaker dan fabrikanten in de installatiesector aan dat zij snel een webshop voor hun bedrijf verwachten. Bijna een kwart verwacht binnen nu en een jaar een webshop te hebben. Onder fabrikanten in de installatiesector ligt dit aandeel opvallend laag (3%). Ongeveer een derde van de fabrikanten zonder webshop in zowel de bouw- als de installatiesector geeft aan dat er over 2 tot 3 jaar wel een…

  • februari 24, 2015
  • 138 views
De tijd van opdrachtgevers naar de mond praten is voorbij

Nee zeggen tegen je opdrachtgever kan wel eens heel veel ellende en kosten besparen. Professionals zijn echter vaak bang om de relatie te schaden of de opdracht te verliezen als ze eerlijk zijn. “Toch is dit nu juist de manier om je te onderscheiden”, aldus Jan Willem van den Brink en Maarten van Os, in hun nieuwe boek ‘Opdrachtgever tevreden’. Veel professionals hebben de neiging om hun opdrachtgevers enigszins naar de mond te praten, en hebben een ‘u vraagt, wij draaien’-mentaliteit. In het huidige economische klimaat is dat een doodlopende straat. Er wordt voortdurend kritisch gekeken naar bestaansrecht van stafafdelingen en het inhuren van professionals. Als je niet wilt worden vervangen door een externe partij of door een prijsvechter, kun je beter maar waarde toevoegen. Uit onderzoek naar klanttevredenheid in de zakelijke dienstverlening blijkt steevast: een goed kennisniveau is noodzakelijk, maar niet voldoende. Maar zelfs als klanten expliciet aangeven dat ze een hechtere vertrouwensband, meer proactiviteit en eerlijk ongevraagd advies willen, geven de inhoudelijk deskundige professionals nauwelijks thuis. Zomaar een klant ongevraagd bellen of tegenspreken, voelt in het begin buitengewoon ongemakkelijk. Toch zullen professionals dit moeten leren, is de stelling van de auteurs. Vier jaar geleden verscheen van dezelfde auteurs het boek ‘Opdrachtgever gezocht’ waarmee ze al duizenden professionals hielpen bij het vinden van opdrachten. In hun nieuwe boek geven ze antwoord op vragen als: – Hoe ga je om met de minder goede ideeën van je opdrachtgever? – Hoe zorg je dat de opdrachtgever zijn eigen verantwoordelijkheid neemt? – Wat doe je als anderen je advies niet willen horen? – Wat doe je als het minder goed gaat met de samenwerking? – Hoe zorg je dat de relatie doorloopt als de opdracht is afgerond? Voor meer informatie: www.opdrachtgevertevreden.nl

  • januari 30, 2015
  • 156 views
FNV Metaal: Installateurs maken te lange werkdagen

FNV Metaal heeft in samenwerking met GFK een onderzoek gehouden onder 4400 werknemers, leden en niet-leden, over werktijden in de Metaal en Techniek. Uit de resultaten blijkt dat er nog flink wat te verbeteren valt. Werknemers werken te veel, te vaak, te lang. Zij willen meer mogelijkheden om korter te gaan werken en meer invloed op hun eigen werktijden. Jacqie van Stigt, landelijk bestuurder FNV Metaal: “Installateurs, metaalbewerkers en technici maken te lange werkdagen. Zij  wensen meer invloed op hun eigen werktijden en arbeidsduur. Zij willen ook een normaal sociaal leven en tijd om werk, privé en zorg te combineren.“ (Te) veel werknemers maken lange dagen en lange werkweken. Werknemers die te lang doorwerken maken relatief meer fouten, met alle risico’s van dien. Langdurige overbelasting leidt tot gezondheidsklachten. 75% van de  werknemers moet tijdens hun onbetaalde pauze beschikbaar zijn voor werk, en worden in die pauze dan ook regelmatig opgeroepen. Onvoldoende pauze heeft een negatief effect op het herstel en productiviteit van mensen. Er is veel sprake van consignatie (pieperdienst) zonder dat hier goede afspraken over zijn gemaakt. De Arbeidstijdenwet schrijft dit wel voor. Consignatie heeft grote negatieve gevolgen voor het sociale leven. Mensen zijn beperkt in hun speelruimte om afspraken te maken of ergens naar toe te gaan. En als zij worden opgeroepen, moeten ze onmiddellijk aan het werk en wordt hun hersteltijd onderbroken. Bijna de helft van de invullers werkt op zaterdag, zo’n 13% doet dat zeer regelmatig. Meer dan 80% draait een zesdaagse werkweek. De compensatie in tijd en geld is lang niet altijd goed geregeld, terwijl hierover in de cao duidelijke afspraken zijn gemaakt. Meer dan de helft van de werknemers heeft geen werkrooster. Daarom worden cao regels over werktijden, pauzes en ATV vaak niet goed nageleefd. FNV Metaal vindt dat dit snel moet veranderen, omdat een werkrooster laat zien hoe de balans is tussen werktijd…

  • januari 7, 2015
  • 139 views
Armaturen uit sloopprojecten vaak niet apart afgevoerd

Ruim 900 ton aan verlichting komt er jaarlijks vrij uit sloopprojecten, zo blijkt uit onderzoek door Bureau Witteveen+Bos, in opdracht van Wecycle en LightRec. Dit is veel meer dan in eerdere onderzoeken werd geschat. In 99% van de gevallen bieden sloopbedrijven armaturen niet apart aan bij Wecycle, maar aan metaalrecyclingbedrijven. LightRec en Wecycle willen de hoeveelheid ingezamelde armaturen sterk verhogen. Oude armaturen bevatten vaak nog PCB-houdende condensatoren en zijn daarmee chemisch afval. Dat is een extra reden om ze in te leveren bij Wecycle. Op termijn, wanneer de nieuwe regelgeving op 1 juli 2015 in zijn geheel in werking is getreden, zou ook de afgifte aan gecertificeerde metaalrecyclers voldoen, omdat deze dan verplicht zijn de hoeveelheden armaturen te registreren en vast te leggen hoe ze zijn verwerkt. Het potentieel uit sloopprojecten zit vooral in professionele gebouwen, zoals kantoren, scholen en ziekenhuizen. Uit sloop van huizen komen nauwelijks armaturen vrij, omdat de armaturen uit huishoudens meestal meeverhuizen met de bewoner. Op dit moment worden de hoeveelheden armaturen bij sloopprojecten gezien als onbelangrijk, blijkt uit het eerste deel van het onderzoek. Hierdoor belanden armaturen bij sloopprojecten nagenoeg altijd tussen de metalen of het gemengde afval. Geen van de sloopbedrijven uit het onderzoek van Witteveen+Bos geeft ingezamelde armaturen af aan Wecycle. Dit in tegenstelling tot energiezuinige lampen, die vaak wel apart worden gehouden. Armaturen worden tijdens de sloopfase meestal weggegooid als afval of tegen vergoeding aangeboden aan metaalrecyclingbedrijven. Het vooraf demonteren en apart houden van armaturen betekent een extra handeling, wat sloopbedrijven moeten doorvertalen in kosten. Het Bouwbesluit schrijft echter al voor dat deze extra handeling verplicht is. Voor LightRec en Wecycle was het doel van de studie om gegevens te krijgen over de processen die bij sloop plaatsvinden, om zo voorstellen te kunnen doen om de inzameling van afgedankte verlichting via de sloopbedrijven te verbeteren. “Waarschijnlijk leveren sloopbedrijven wel in via Wecycle…

  • december 12, 2014
  • 142 views
Kantoren in Rotterdam duurzaamste van Nederland

Rotterdamse kantoren scoren 10% beter dan de Nederlandse benchmark voor duurzaamheid. Zij doen het vooral goed op het gebied van gezondheid en transport. Dat bleek uit De Groene Werkplek Rotterdam, gepresenteerd door bbn adviseurs op woensdag 3 december j.l. Directeur “Duurzaamheid en Stadsontwikkeling” van Rotterdam Paula Verhoeven was verheugd met het resultaat en grote bereik van het onderzoek. Een derde van de stad heeft geparticipeerd. Naast de gebouwen zelf is ook het beheer van bijna veertig kantoren onderzocht. Hierbij is een opvallend verschil geconstateerd. Eindgebruikers die het beheer van hun pand (grotendeels) zelf uitvoeren, scoren gemiddeld flink beter dan een externe vastgoedmanager. Externe managers behalen dus een lagere score over de gehele breedte van de duurzaamheidsmeetlat BREEAM. “Herkenbaar, maar wel verontrustend” was de gedeelde mening onder de aanwezige eigenaren en eindgebruikers. 1.200.000 m² BREEAM in Rotterdam In totaal is meer dan een derde van de totale Rotterdamse kantorenmarkt in kaart gebracht met BREEAM-NL In-Use. Onder de grotere kantoren is dit zelfs bijna de helft. Hiermee is de reikwijdte van het onderzoek verdubbeld ten opzichte van vorig jaar. Verduurzaming is een samenspel tussen eigenaren en huurders. Positief is dan ook het aansluiten van Rotterdamse bedrijven als Unilever, Rabobank, Houthoff Buruma, ABN Amro, PWC, Robeco en Nationale Nederlanden. Meer dan veertig eigenaren en gebruikers participeerden in het onderzoek van 2014. Tijdens het gezamenlijke gesprek dat volgde, deelden o.a. PWC en KPN hun kritiek op de statische houding van veel eigenaren. “Pas bij contractverlenging komt duurzaamheid op de agenda. Daarna is het weer jaren stil.” Dit speelt vaak bij (buitenlandse) fondsen in een lastig financieel parket. Toch zijn er steeds meer fondsen met financiële slagkracht, zo stelde Blackstone. Door de lagere transactieprijzen van de afgelopen jaren is er ruimte om te investeren. Vervolg in 2015 Andere stedenonderzoeken, zoals Amsterdam Zuidas en Utrecht zijn opgestart. Doelstelling is om volgend jaar het vergelijk binnen de…

  • november 20, 2014
  • 151 views
Bouwketen ziet kansen in 3D-printen

Ruim een kwart van de partijen in de bouw ziet 3D-printen als kans voor de sector en voor de eigen organisatie. Het zijn vooral de architecten die deze mening zijn toegedaan. Prototypen en maquettes zijn de bouwspecifieke mogelijkheden van 3D-printen die momenteel als meest succesvol worden geschat. Het visualiseren van het eindresultaat richting klanten wordt dan ook als kans van 3D-printen genoemd. Bedreigingen worden onder andere gezien in een potentieel kleinere rol in het bouwproces. Dit blijkt uit de BouwKennis KwartaalVisie: 3D-printen. Speciaal voor de meest recente BouwKennis KwartaalVisie werd een kort onderzoek uitgevoerd om een eerste inzicht te verschaffen in de houding van de bouwketen ten opzichte van 3D-printen. Hierbij zijn marktpartijen uit verschillende delen van de sector ondervraagd: architecten, installateurs, aannemers B&U, klusbedrijven, afbouwers en de handel. Van elke doelgroep zijn 100 respondenten ondervraagd. Voor meer informatie: www.bouwkennis.nl

  • november 7, 2014
  • 279 views
Eén op de drie badkamerklussen blijft minimaal een jaar liggen

Iets meer dan een vijfde van de Nederlandse woningeigenaren is van plan om de komende twee jaar klussen uit te voeren aan de badkamer. Bijna een derde van de potentiële klussers loopt al meer dan een jaar met de plannen voor de badkamer rond. Een gebrek aan tijd en geld zijn de belangrijkste redenen dat de klus nog niet is uitgevoerd. Dit blijkt uit het WoonKennis Jaarrapport 2014/2015. Het WoonKennis Jaarrapport is een grootschalig onderzoek onder ruim 1.000 woningeigenaren. Het rapport geeft onder andere inzicht in de klusplannen van woningeigenaren voor de komende 24 maanden, ingedeeld naar kamer. Er wordt hierbij stilgestaan bij de volgende ruimten: woonkamer, hoofdslaapkamer, keuken, badkamer, zolder, buitenkant van de woning en installaties. Voor de badkamer geldt dat 21% van de woningeigenaren voor de komende twee jaar klusplannen heeft in deze kamer. De klussen die hierbij het vaakst op de rol staan zijn: de badkamer in zijn geheel vervangen, het schilderwerk, het tegelwerk en vervangen of plaatsen van een douchecabine. Op basis van de geplande klussen aan de badkamer en het gemiddelde bedrag dat woningeigenaren hierbij denken uit te geven komt het totale bedrag voor klusplannen aan de badkamer uit op € 2,4 miljard. De weg van klusintentie naar de uitvoering kan echter lang zijn. Potentiële klussers moeten zich oriënteren en hun wensen concretiseren. Daarbij komt dat er diverse drempels kunnen zijn die er voor zorgen dat een plan maar niet tot uitvoering komt. Uit het rapport blijkt dan ook dat 30% van woningeigenaren met klusplannen in de badkamer al meer dan een jaar met deze plannen rondloopt. 34% heeft de badkamer korter dan een half jaar op de planning staan. Iets minder dan een kwart loopt al zes tot twaalf maanden met de plannen rond. Er zijn dus veel klusplannen die geruime tijd blijven liggen. Het is aan de marketeer om hier middels slim beleid…